ECLI:NL:RBUTR:2009:BK0439
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.J. Oosterwegel
- Rechtspraak.nl
Ouderschapsplan en betrokkenheid van kinderen bij echtscheiding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 14 oktober 2009, hebben verzoekers, een echtpaar dat in gemeenschap van goederen is gehuwd, de rechtbank verzocht om de echtscheiding uit te spreken. Bij het verzoekschrift is een ouderschapsplan overgelegd, zoals voorgeschreven in artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Echter, in het verzoekschrift is niet vermeld op welke wijze de minderjarige kinderen bij het opstellen van het ouderschapsplan betrokken zijn, wat in strijd is met de vereisten van de wet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en ontwikkeling, betrokken moeten worden bij afspraken die hen aangaan. Dit houdt in dat ouders de voorkeuren van hun kinderen moeten betrekken in hun besluitvorming, ook al zijn ze niet verplicht om deze voorkeuren te volgen.
De rechtbank heeft de drie minderjarige kinderen gehoord, en zij gaven aan niet betrokken te zijn geweest bij het opstellen van het ouderschapsplan. De oudste twee kinderen hebben zelfs aangegeven dat zij het niet eens zijn met de gemaakte afspraken. De rechtbank concludeert dat verzoekers niet hebben voldaan aan de wettelijke eisen voor het indienen van een ouderschapsplan. Het ontbreken van deze informatie leidt ertoe dat de rechtbank de echtscheiding niet kan uitspreken. In plaats daarvan heeft de rechtbank besloten de behandeling van de zaak aan te houden, zodat verzoekers de gelegenheid krijgen om met hun kinderen te overleggen en de rechtbank te informeren over de wijze waarop zij rekening hebben gehouden met de mening van de kinderen.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak PRO FORMA aangehouden tot 3 november 2009, en verzocht aan de advocaat om voor die datum de rechtbank te informeren over het resultaat van het overleg met de kinderen. Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Oosterwegel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.I. Ganzevoort, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2009.