ECLI:NL:RBUTR:2009:BK1035

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 09/1323
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. M.C.J. Busscher
  • mr. drs. P.M.J.H. Muijlaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van legesverordeningen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 19 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de leges die zijn geheven voor een bouwvergunning. Eiser, wonende te [woonplaats], had een bouwvergunning aangevraagd voor het aanbouwen van een erker aan zijn woning. Bij de aanslag bouwleges werd een bedrag van € 1.200,- opgelegd, wat eiser als buitensporig hoog beschouwde, vooral in vergelijking met de leges die golden in 2008, die slechts € 237,- bedroegen. Eiser verzocht de rechtbank te beoordelen of de leges in verhouding stonden tot de bouwkosten en of de stijging van 400% rechtvaardig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Utrechtse Heuvelrug in 2009 een nieuwe Verordening Leges heeft vastgesteld, waarbij de tarieven zijn verhoogd. De rechtbank oordeelde dat de gemeente vrij is om een tariefopbouw te hanteren, ook al leidt dit tot een heffing van € 1.200,- bij een geschatte aanneemsom van € 8.000,-. De rechtbank concludeerde dat, hoewel het tarief hoog is, het niet zo hoog is dat het als willekeurig of onredelijk kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verordening tijdig was gepubliceerd en dat de geraamde baten niet boven de geraamde lasten uitkwamen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, omdat de door eiser aangevoerde bezwaren niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de gemeente in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. drs. P.M.J.H. Muijlaert, met mr. M.C.J. Busscher als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 09/1323
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,
verweerder.
Procesverloop
1.1 Het beroep heeft betrekking op verweerders uitspraak van 3 maart 2009, waarbij het bezwaar van eiser tegen de aanslag bouwleges van € 1.200,-, dagtekening 27 februari 2009, aanslagnummer 2009000022464 ongegrond is verklaard.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 14 maart 2008, waar eiser in persoon is verschenen bijgestaan door [X]. Namens verweerder zijn verschenen J. J. Wallet en E. Willemsen, beiden werkzaam bij de gemeente De Utrechtse Heuvelrug.
Overwegingen
Standpunten partijen
2.1.1 Eiser heeft een bouwvergunning aangevraagd voor het aanbouwen van een erker aan de voorzijde van de woning en is bij het berekenen van de kosten van de verbouwing, naar hij stelt, uitgegaan van de legeskosten die golden in 2008, zijnde het moment dat de plannen voor de verbouwing zijn gemaakt. Eiser stelt dat het in de aanslag opgelegde bedrag aan bouwleges buitensporig hoog is, zeker gelet op de Verordening Leges 2008, op basis waarvan de leges voor de bouwvergunning € 237,- zouden bedragen. Eiser verzoekt de rechtbank te beoordelen of de leges in verhouding staan tot de bouwkosten en of een stijging van 400% rechtvaardig is.
2.1.2 Verweerder heeft zich ter zitting en in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de tarieven uit de Verordening Leges 2008 ver onder het landelijk gemiddelde lagen en niet kostendekkend waren. Derhalve is bij raadsvergadering van 11 december 2008 besloten de tarieven aan te passen door de Verordening Leges 2009 vast te stellen, waarbij de Verordening Leges 2008 is ingetrokken. Deze verordening is tijdig gepubliceerd. Omdat de aanvraag voor de bouwvergunning op 16 februari 2009 is gedaan, had eiser op de hoogte kunnen zijn van de nieuwe tarieven. Nu de bouwvergunning bij brief van 16 mei 2009 is geweigerd, kan eiser op grond van artikel 9.29 van de tarieventabel een verzoek indienen tot vermindering van de leges tot maximaal 40%.
Wettelijk kader
2.2.1 Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Ingevolge het bepaalde in artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet worden in verordeningen op grond waarvan de hiervoor bedoelde rechten worden geheven, de tarieven zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.
2.2.2 Ingevolge artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2009 van de gemeente de Utrechtse Heuvelrug (hierna: Verordening Leges 2009) worden onder de naam “leges” rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Ingevolge artikel 3 van de Verordening Leges 2009 is belastingplichtig de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Verordening Leges 2009 worden leges geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Verordening Leges 2009 wordt de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2008 (hierna: Verordening Leges 2008) ingetrokken met ingang van de in het derde lid van dit artikel genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Ingevolge artikel 11, derde lid van de Verordening Leges 2009 is de datum van ingang van de heffing 1 januari 2009.
2.2.3 In voornoemde tarieventabel is onder 9.2.3 bepaald dat het tarief terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een (ongefaseerde) reguliere vergunning, 2,5% bedraagt van de bouwkosten met een minimum van € 1.200,-.
Beoordeling van het geschil
2.3.1 In de onderhavige procedure is de hoogte van de tarieven van de Verordening Leges 2009 in geschil.
2.3.2 De rechtbank stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat de opgelegde bouwleges in overeenstemming zijn met de verordening. Evenmin is in geschil dat de verordening tijdig is gepubliceerd en dat het totaal van de geraamde baten het totaal van de geraamde lasten niet overtreft.
2.3.3 Voor wat betreft de verhoging van de tarieven van de bouwleges in 2009 ten opzichte van 2008 is de rechtbank van oordeel dat iedere verordening op zichzelf staat. Voor de beantwoording van de vraag of de vastgestelde tarieven strijd opleveren met enig rechtsbeginsel is een vergelijking met voorgaande jaren niet van belang. Dat de wijziging van met name de tariefstructuur in 2009 voor eiser een verhoging van 400% betekent, leidt dan ook niet tot de conclusie dat er sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Een in rechte opgewekt vertrouwen is gesteld, noch gebleken.
2.3.4. In zijn toelichting op de gehanteerde maatstaf heeft verweerder ter zitting aangegeven dat de drempel in het tarief van € 1.200,- is opgenomen omdat dit bedrag overeen zou komen met de basiskosten die de gemeente moet maken bij het verlenen van een reguliere bouwvergunning. Over de vrijheid die de gemeente heeft bij het vaststellen van de heffingsmaatstaf heeft de Hoge Raad zich nog recent uitgesproken (Hoge Raad, 14-08-2009, 43120, LJN: BI1943). Gemeenten kunnen op grond van artikel 219, lid 2, van de Gemeentewet, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en de in de wet gegeven nadere regelen, zelf invulling geven aan de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat hun in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de praktijk van de belastingheffing. Tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds is geen rechtstreeks verband vereist.
2.3.5 De rechtbank stelt vast dat de gemeente als hoofdlijn heeft gekozen voor een tarief van 2,5%, waarmee geen rechtstreeks verband wordt gelegd met de ter zake van gemeentewege gemaakte kosten. Alleen aan de voet heeft de gemeente dit verband wel gelegd. Gezien de hiervoor weergegeven jurisprudentie staat het de gemeente naar het oordeel van de rechtbank vrij een dergelijke tariefopbouw te hanteren. In het onderhavige geval leidt dit tot een heffing van € 1.200,- bij een geschatte aanneemsom van € 8.000,-. Dat komt neer op een tarief van 15%. Naar het oordeel van de rechtbank is dit weliswaar hoog, maar niet zo hoog dat dit leidt tot het oordeel dat er sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van strijd met enig algemeen rechtsbeginsel.
2.3.6 De door eiser aangevoerde bezwaren kunnen, gelet op het voorgaande, niet leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak, zodat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr.drs. P.M.J.H. Muijlaert en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2009.
De griffier, De rechter,
mr. M.C.J. Busscher mr. drs. P.M.J.H. Muijlaert
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.