ECLI:NL:RBUTR:2009:BK2844

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
272913 / FA RK 09-4984
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.G.M. Buys
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voogdij en ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 15 oktober 2009 uitspraak gedaan over de wijziging van de voogdij over de minderjarige [betrokkene], die op dat moment onder voogdij stond van Stichting Nidos. De moeder van het kind woont in Limburg en heeft verzocht om overdracht van de voogdij aan Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (BJZ Limburg). De rechtbank heeft vastgesteld dat het huidige pleeggezin van [betrokkene] in Noord-Holland is en dat er praktische problemen zijn bij de overdracht van de voogdij. Indien de voogdij aan BJZ Limburg wordt overgedragen, kan [betrokkene] niet in het huidige pleeggezin blijven, omdat dit pleeggezin onderdeel uitmaakt van het netwerk van Nidos. Bovendien kan BJZ Limburg pas onderzoek doen naar de opvoedkwaliteiten van de moeder als [betrokkene] officieel cliënt is, wat momenteel niet het geval is.

De rechtbank heeft de procedure behandeld op 9 oktober 2009, waarbij de moeder, vertegenwoordigers van Nidos en BJZ Limburg, en leden van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [betrokkene] is om te onderzoeken of zij weer bij haar moeder kan wonen, voordat de voogdij wordt overgedragen. De rechtbank heeft Nidos belast met het uitvoeren van dit onderzoek en heeft bepaald dat Nidos met ingang van 14 januari 2010 van de voogdij over [betrokkene] zal worden ontslagen, mits het onderzoek naar de opvoedkwaliteiten van de moeder positief uitvalt.

De rechtbank heeft tevens besloten dat [betrokkene] onder toezicht zal worden gesteld van BJZ Limburg voor de duur van twaalf maanden, met ingang van dezelfde datum. Het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing is afgewezen, omdat de rechtbank ervan uitgaat dat [betrokkene] vanaf 14 januari 2010 weer bij haar moeder zal wonen, tenzij er tijdens het onderzoek door Nidos bezwaren naar voren komen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer:
272913 / FA RK 09-4984 (wijziging voogdij)
275678 / JE RK 09-2494 (ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing)
Beschikking van 15 oktober 2009
in de zaak van
STICHTING NIDOS, jeugdbescherming voor vluchtelingen,
gevestigd te Utrecht,
hierna: Nidos,
betreffende de minderjarige [belanghebbende], geboren op [1998] te [woonplaats],
met als belanghebbenden
[moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna: de moeder,
en
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
gevestigd te Kerkrade,
hierna: BJZ Limburg,
en
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Utrecht,
hierna: de Raad.
1. Verloop van de procedure
Op 17 augustus 2009 heeft Nidos een verzoek met bijlagen ingediend tot ontslag van Nidos van de voogdij over [betrokkene] en overdracht van de voogdij aan BJZ Limburg.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 9 oktober 2009. Hierbij zijn verschenen: de moeder, mevrouw [X] van Nidos, mevrouw [Y] van BJZ Limburg en de heer [Z] en mevrouw [T] van de Raad.
2. De vaststaande feiten
- Bij beschikking van de rechtbank Haarlem d.d. 1 mei 2007 is Nidos belast met de voorlopige voogdij over [betrokkene].
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 23 oktober 2007 is Nidos belast met de (tijdelijke) voogdij over haar.
- [betrokkene] woont in een pleeggezin in Noord-Holland.
- De moeder is in maart 2008 uit detentie in Noorwegen gekomen en woont sindsdien in [woonplaats].
- BJZ Limburg stemt in met het verzoek om haar met de voogdij over [betrokkene] te belasten.
3. De beoordeling
Nidos verzoekt de rechtbank haar te ontslaan van de voogdij over [betrokkene] en BJZ Limburg met de voogdij te belasten. Zij stelt hiertoe dat de afstand tussen die van de moeder en [betrokkene] te groot is om een uitgebreide bezoekregeling te hanteren en dat in deze situatie bovendien geen zicht kan worden gekregen op de opvoedkwaliteiten van de moeder.
De moeder heeft ter terechtzitting medegedeeld het liefste te willen dat [betrokkene] weer bij haar komt wonen maar dat, zolang dat niet mogelijk is, zij in kan stemmen met de verhuizing van [betrokkene] naar Limburg en het belasten van BJZ Limburg met de voogdij over haar.
Ter terechtzitting is echter naar voren gekomen dat overdracht van de voogdij op praktische problemen stuit. Indien immers de rechtbank thans de voogdij overdraagt aan BJZ Limburg kan BJZ Limburg op zoek gaan naar een geschikt pleeggezin voor [betrokkene] en intussen ook onderzoek doen naar de opvoedkwaliteiten van de moeder. [betrokkene] kan dan echter niet (tijdelijk) in het pleeggezin blijven waarin zij thans verblijft omdat het huidige pleeggezin een gezin is dat behoort tot het netwerk van Nidos. Bovendien kan vanuit Limburg de pleegzorgbegeleiding aan [betrokkene] en het huidige pleeggezin niet worden voortgezet.
Wanneer echter het verzoek voorlopig wordt afgewezen, en Nidos dus met de voogdij belast blijft, kan BJZ Limburg niet op zoek gaan naar een geschikt pleeggezin en/of onderzoek doen naar de opvoedkwaliteiten van de moeder.
De Raad heeft ter terechtzitting medegedeeld dat het belangrijk is dat de leefsituatie van de moeder en haar opvoedkwaliteiten in kaart worden gebracht. Bovendien heeft zij opgemerkt dat alvorens [betrokkene] in een nieuw pleeggezin in Limburg wordt geplaatst, eerst dient te worden onderzocht of [betrokkene] niet bij haar moeder kan gaan wonen. Zij heeft ter terechtzitting en nadien schriftelijk verzocht om, indien dit nodig mocht zijn omdat [betrokkene] bij toe- dan wel afwijzing van het verzoek tussen wal en schip dreigt te raken, de moeder met het gezag te belasten en een ondertoezichtstelling door BJZ Limburg en een machtiging uithuisplaatsing te verlenen.
De rechtbank constateert dat met name door de structuur van de financiering van jeugdzorg, problemen kunnen optreden bij het overhevelen van jeugdzorg tussen de verschillende jeugdzorgorganisaties. In het onderhavige geval dreigt de minderjarige hier de dupe van te worden. De rechtbank is van oordeel dat dit voorkomen dient te worden. Nu ter terechtzitting gesteld noch gebleken is dat de opvoedsituatie bij de moeder zodanig is dat zij niet (meer) in staat is om [betrokkene] op te voeden, dient naar het oordeel van de rechtbank in het belang van [betrokkene] onderzocht te worden of [betrokkene] (onder begeleiding van een gezinsvoogd) weer bij haar moeder kan gaan wonen, zonder dat zij eerst de verhuizing naar een nieuw (crisis)pleeggezin in Limburg dient te maken. De rechtbank is van oordeel dat, nu Nidos de voogdij op dit moment over [betrokkene] heeft en zij ook in een Nidospleeggezin verblijft, Nidos onderzoek dient te verrichten naar de opvoedkwaliteiten van de moeder. [betrokkene] kan in die periode nog bij het pleeggezin blijven wonen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat Nidos eerst met ingang van 14 januari 2010 van de voogdij over [betrokkene] ontslagen zal worden. Zij gaat er vanuit dat Nidos in de tussenliggende periode tot 14 januari 2010 onderzoek zal doen naar de situatie bij de moeder teneinde zicht te krijgen op haar opvoedkwaliteiten. De rechtbank gaat er, gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, vooralsnog vanuit dat [betrokkene] vanaf 14 januari 2010 weer bij de moeder zal gaan wonen. Gelet op hetgeen er in het verleden gebeurd is en er toe heeft geleid dat [betrokkene] geruime tijd onder voogdij van Nidos is geplaatst en in een pleeggezin heeft gewoond, is de rechtbank van oordeel dat het in haar belang is dat [betrokkene] en haar moeder worden begeleid door een gezinsvoogd vanaf het moment dat [betrokkene] weer bij haar moeder zal wonen. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de Raad om [betrokkene] onder toezicht van BJZ Limburg te stellen, toewijzen met ingang van 14 januari 2010. Het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing zal worden afgewezen, nu de rechtbank er vooralsnog vanuit gaat dat [betrokkene] vanaf 14 januari 2010 weer bij haar moeder zal gaan wonen. Mocht het zo zijn dat tijdens het onderzoek door Nidos naar de situatie bij moeder feiten naar voren komen die maken dat het niet in het belang is van [betrokkene] dat zij vanaf 14 januari 2010 (meteen) bij haar moeder zal gaan wonen, dan heeft Nidos uiteraard de mogelijkheid om alsnog machtiging uithuisplaatsing te verzoeken.
Beslissing
De rechtbank
ontslaat Nidos met ingang van 14 januari 2010 van de voogdij over [betrokkene], geboren op [1998] te [woonplaats];
stelt de minderjarige met ingang van 14 januari 2010 onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg voor de duur van twaalf maanden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.G.M Buys, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2009.?