ECLI:NL:RBUTR:2009:BK3106

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
616083 UC EXPL 09-2430 LH
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over beëindiging arbeidsovereenkomst en gebruik van tankpas

In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter op 18 november 2009, gaat het om een geschil tussen een werkgever en werknemer over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en het gebruik van een tankpas. De werknemer, die van 1 juni 2006 tot 1 december 2008 als sales director in dienst was, kwam overeen met de werkgever dat zijn arbeidsovereenkomst zou eindigen en dat hij vrijgesteld zou worden van de verplichting om te werken. De werknemer mocht tot aan zijn uitdiensttreding gebruik blijven maken van de bedrijfsauto en de bijbehorende tankpas. Echter, nadat de werknemer had aangegeven geen gebruik te willen maken van de vervangende bedrijfsauto, blokkeerde de werkgever de tankpas.

De kantonrechter oordeelde dat de werkgever gerechtigd was om de tankpas te blokkeren, omdat de werknemer slechts recht had op het gebruik van de tankpas zolang hij daadwerkelijk gebruik maakte van een bedrijfsauto. De rechter stelde vast dat de werknemer op 1 oktober 2008 had aangegeven geen gebruik te willen maken van de aangeboden Chrysler, waardoor de werkgever niet langer verplicht was om de tankpas beschikbaar te stellen. De werknemer had een vordering ingesteld tegen de werkgever, waarin hij stelde dat de werkgever tekort was geschoten in de nakoming van de verbintenis om hem de tankpas te laten gebruiken.

De kantonrechter wees de vordering van de werknemer grotendeels af, met uitzondering van een bedrag van € 145,03 aan benzinekosten over augustus 2008, dat de werkgever erkende verschuldigd te zijn. De rechter oordeelde dat de werknemer niet kon verwijten dat de werkgever de tankpas had geblokkeerd, aangezien hij zelf had afgezien van het gebruik van de bedrijfsauto. De proceskosten werden toegewezen aan de werkgever, en de werknemer werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 616083 UC EXPL 09-2430 LH
vonnis d.d. 18 november 2009
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.H.D. Vergouwen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. de Ruijter.
Verloop van de procedure
[eiser] heeft een vordering ingesteld.
[gedaagde] heeft geantwoord op de vordering.
[eiser] heeft voor repliek en [gedaagde] heeft voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
1.1. [eiser] is van 1 juni 2006 tot 1 december 2008 als sales director in dienst geweest van [gedaagde]. [gedaagde] heeft zich verplicht aan [eiser] een bedrijfsauto in gebruik te geven, die hij ook voor privédoeleinden mocht gebruiken. De benzinekosten kwamen voor rekening van [gedaagde]. [eiser] was gerechtigd daartoe gebruik te maken van een tankpas van [gedaagde].
1.2. In het kader van de besprekingen die partijen hebben gevoerd over het eindigen van hun arbeidsovereenkomst, heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] op 17 september 2008 aan [gedaagde], voor zover thans nog van belang, ten aanzien van de periode dat [eiser] zou zijn vrijgesteld van zijn werkzaamheden, onder meer het volgende voorgesteld: ‘Cliënt wordt toegelaten zijn bedrijfsauto (-) op de gebruikelijke voorwaarden te blijven gebruiken tot datum uitdiensttreding.’
1.3. [gedaagde] heeft zich hiermee op 26 september 2008 akkoord verklaard. Op diezelfde dag heeft [eiser] zijnerzijds ingestemd met het verzoek van [gedaagde] om de Volvo die hij op dat moment als bedrijfsauto in gebruik had op 1 oktober 2008 om te ruilen voor een andere bedrijfsauto van [gedaagde], een Chrysler.
1.4. Op 30 september 2008 heeft [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat hij op 1 oktober 2008 de Volvo zou inleveren, maar dat hij geen gebruik zou maken van de Chrysler die zij hem als vervangende bedrijfsauto had aangeboden. Vanaf 1 oktober 2008 heeft [eiser] geen gebruik meer gemaakt van een bedrijfsauto van [gedaagde].
1.5. Met ingang van begin oktober 2008 heeft [gedaagde] de eerder aan [eiser] ter beschikking gestelde tankpas doen blokkeren, zodat [eiser] daarmee in de maanden oktober en november 2008 niet meer heeft kunnen tanken.
1.6. Ondanks aanmaning door [eiser] heeft [gedaagde] de blokkering van de tankpas niet ongedaan willen maken, zolang hij - in de periode tot 1 december 2008 - niet alsnog de hem aangeboden bedrijfsauto, de Chrysler, in gebruik zou nemen. Om hem moverende redenen heeft [eiser] hiervan afgezien.
De vordering en de standpunten van partijen
2.1. [eiser] vordert dat wordt verklaard voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de verbintenis om het aan [eiser] toe te staan tot 1 december 2008 op de gebruikelijke voorwaarden zijn bedrijfsauto te blijven gebruiken. Voorts vordert [eiser] de veroordeling van [gedaagde] om aan hem te voldoen € 1.493,52 aan schadevergoeding en € 357,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2009 tot de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] zich eind september 2008 heeft verplicht om hem tot het einde van de arbeidsovereenkomst op de gebruikelijke voorwaarden een bedrijfsauto ter beschikking te stellen. Daarin is [gedaagde] tekort geschoten doordat zij de bij [eiser] in gebruik zijnde tankpas begin oktober 2008 heeft doen blokkeren. Subsidiair baseert [eiser] zijn vordering hierop dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door hem geen mededeling te doen van de bedrijfsregels die het gebruik van een tankpas koppelen aan het gebruik van een bedrijfsauto. Door deze wanprestatie althans onrechtmatige daad heeft [eiser] schade geleden, bestaande in de door hem in oktober en november 2008 betaalde benzinekosten van € 1.348,48. Voorts maakt [eiser] aanspraak op € 145,03 aan benzinekosten, gemaakt in de maand augustus 2008.
3. [gedaagde] erkent aan benzinekosten over augustus 2008 € 145,03 verschuldigd te zijn. Zij stelt dit bedrag aan [eiser] te hebben betaald, zodra hij haar eind mei 2009 de originele tankbonnen had verstrekt. Voor het overige betwist [gedaagde] de vordering. Toen [eiser] er per 1 oktober 2008 vanaf had gezien van een bedrijfsauto van [gedaagde] gebruik te maken, behoefde zij hem niet meer in staat te stellen verder gebruik te maken van de tankpas en mocht zij deze pas doen blokkeren. Dit volgt zowel uit de door partijen gemaakte afspraak als uit de in haar onderneming geldende regels.
De beoordeling van het geschil
4.1. Nu [gedaagde] niet heeft betwist dat zij de benzinekosten over augustus 2008 aan [eiser] verschuldigd is, zal dit deel van de vordering - van € 145,03 - worden toegewezen. Tot eerdere betaling dan in de maand juni 2009 was [gedaagde] niet gehouden, omdat zij redelijkerwijs mocht verlangen dat [eiser] haar eerst de betreffende originele bonnen zou overleggen. De kantonrechter kan geen rekening houden met de door [gedaagde] bij dupliek gestelde betaling van genoemd bedrag, omdat [eiser] op deze stelling niet heeft kunnen reageren. De kantonrechter gaat er vanuit dat als de door [gedaagde] bij dupliek genoemde betaling inderdaad is gedaan, [eiser] dit bedrag in mindering brengt op de hierna toe te wijzen hoofdsom. Voor toewijzing van de gevorderde wettelijke rente over € 145,03 ingaande vóór 1 juli 2009 is geen plaats, omdat [eiser] heeft nagelaten eerder dan eind mei 2009 aan [gedaagde] de bedoelde bonnen te verstrekken en [gedaagde] niet eerder dan bij de salarisbetalingen ultimo juni 2009 tot betaling hoefde over te gaan.
4.2. De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde] jegens [eiser] is tekort geschoten althans onrechtmatig heeft gehandeld door hem niet in de gelegenheid te stellen in de maanden oktober en november 2008 gebruik te maken van de tankpas van [gedaagde]. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
4.3. Partijen zijn eind september 2008, in het kader van de onderhandelingen over de voorwaarden waaronder aan hun arbeidsovereenkomst een einde zou komen, overeengekomen dat [gedaagde] [eiser] zou toelaten zijn bedrijfsauto op de gebruikelijke voorwaarden te blijven gebruiken, zolang het dienstverband voortduurde, ook al zou [gedaagde] van zijn diensten geen gebruik meer maken. Dat partijen in dat verband overeenkwamen dat [eiser] de tot dan toe door hem gebruikte Volvo op 1 oktober 2008 zou inwisselen voor de Chrysler, noch de omstandigheid dat [eiser] onverplicht met deze autoruil instemde, bracht verandering in de verplichting die [gedaagde] jegens [eiser] op zich nam. [gedaagde] heeft zich derhalve contractueel verbonden om [eiser] tot 1 december 2008 onder de gebruikelijke voorwaarden een bedrijfsauto, te weten de Chrysler, ter beschikking te stellen. Dat van die gebruikelijke voorwaarden onderdeel uitmaakte dat [gedaagde] de benzinekosten van het gebruik van de bedrijfsauto voor haar rekening zou nemen, is tussen partijen niet in geschil. Evenmin is in geschil dat [gedaagde] [eiser] de bedrijfsauto in gebruik heeft willen geven, maar dat [eiser] daarvan eigener beweging heeft afgezien. Onder die omstandigheden kan [eiser] [gedaagde] niet verwijten dat zij de tankpas heeft doen blokkeren. Op het voortgezet gebruik van de tankpas kon [eiser], gezien de gemaakte afspraak, slechts aanspraak maken, indien en zolang hij daadwerkelijk van een bedrijfsauto gebruik maakte. Dat [gedaagde] zich zowel onderhouds- als brandstofkosten heeft bespaard doordat [eiser] van het gebruik van de bedrijfsauto heeft afgezien, doet aan de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen niet toe of af. Deze besparing maakt het beroep van [gedaagde] op die overeenkomst ook niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.4. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] haar standpunt enkel heeft kunnen baseren op de eind september 2008 tussen partijen gemaakte afspraak. Daarvoor heeft zij zich niet hoeven beroepen op de in haar bedrijf geldende regels omtrent het gebruik van bedrijfsauto’s door haar werknemers of op de daarbij gebruikelijke gang van zaken. Hieruit volgt dat [gedaagde] evenmin kan worden verweten dat zij [eiser] niet uitdrukkelijk op deze bedrijfsregels of
-praktijk heeft gewezen. [eiser] kende de inhoud van de, mede door tussenkomst van zijn gemachtigde, gemaakte individuele afspraak en die stond aan een recht op voortgezet gebruik van de tankpas, zonder dat hij de Chrysler als bedrijfsauto - en de daaraan verbonden fiscale gevolgen - accepteerde, in de weg.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde verklaring voor recht niet wordt gegeven en dat de geldvordering slechts toewijsbaar is tot een bedrag van € 145,03, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juli 2009. Hierop strekt in mindering hetgeen [gedaagde] inmiddels aan [eiser] mocht hebben betaald. Voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten is geen plaats, omdat [eiser] heeft nagelaten tijdig aan [gedaagde] de originele tankbonnen over augustus 2009 te verstrekken.
4.6. [eiser] wordt, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten.
Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om, indien en voor zover betaling nog niet heeft plaats gevonden, aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 145,03 met de wettelijke rente hierover vanaf
1 juli 2009 tot de voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 300,-- aan salaris gemachtigde;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 november 2009.