ECLI:NL:RBUTR:2009:BK4215

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600720-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitgaansgeweld in Woerden met dodelijke afloop

In de nacht van 7 op 8 juni 2008 vond in Woerden een gewelddadig incident plaats tussen een groep inwoners van Woerden en een groep Poolse mannen. De verdachte was betrokken bij een vechtpartij die resulteerde in de dood van een Poolse man, [slachtoffer 3], enkele dagen later. De rechtbank oordeelde dat de verdachte openlijk geweld in vereniging had gepleegd en dat hij niet voldoende afstand had genomen van de gewelddadige groep. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte, door op een al gewond slachtoffer te gaan zitten en hem te slaan, opzettelijk de kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De verdachte werd veroordeeld tot 6 weken voorwaardelijke gevangenisstraf en 120 uur werkstraf. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de gemeenschap en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere schone strafblad en de gevolgen van het incident voor zijn leven. De uitspraak werd gedaan op 23 november 2009.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600720-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1979] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsvrouw mr. H.H.E. Boomgaart, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 2 november 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 9 november 2009.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte]:
feit 1(primair, subsidiair en meer subsidiair): op de Rijnstraat samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd dan wel met een ander [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2: op de Nieuwe Steeg openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen;
feit 3: op de Nieuwe Steeg een fiets heeft beschadigd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen op de Rijnstraat.
Ook acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging op de Nieuwe Steeg ten aanzien van de goederen alsmede de beschadiging van de fiets. Zij baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] nu opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt. Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat ten aanzien van openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] partiële vrijspraak te volgen, nu hiervoor geen bewijs is. De openlijke geweldpleging ten aanzien van [slachtoffer 1] acht de verdediging te bewijzen, maar enkel het slaan en/of schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1]. Ten aanzien van openlijke geweldpleging op de Nieuwe Steeg en de beschadiging van de fiets aldaar, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Inleiding
In de nacht van 7 juni 2008 op 8 juni 2008 hebben in Woerden op verschillende locaties vechtpartijen plaatsgevonden tussen een groep Poolse mannen en een groep Woerdense jongeren. Eén van de Poolse mannen, [slachtoffer 3], is enkele dagen later overleden. De politie heeft een grootschalig onderzoek ingesteld om te achterhalen wat er zich die avond precies heeft afgespeeld. Uit het onderzoek zijn meerdere verdachten naar voren gekomen die betrokken zouden zijn geweest bij de verschillende gebeurtenissen van die avond.
Voor de volledigheid en gezien de onderlinge samenhang, zal de rechtbank de verschillende gebeurtenissen van die avond beschrijven, in het bijzonder de afzonderlijke incidenten op de Utrechtsestraatweg, de Voorstraat, de Rijnstraat/Berchsteeg en de Rijnstraat/Nieuwe Steeg. Wat betreft die samenhang is van belang dat een aantal opeenvolgende gebeurtenissen uiteindelijk heeft geresulteerd in de dood van [slachtoffer 3], zonder dat kon worden vastgesteld welk toegepast geweld de doodsoorzaak was (of oorzaak was van het letsel van de overige Polen) en dat de reeks van gebeurtenissen in de Woerdense samenleving opschudding heeft veroorzaakt. De rechtbank is zich er van bewust dat [verdachte] maar een deel van deze gebeurtenissen wordt verweten. Bij de uiteindelijke beoordeling van hetgeen aan [verdachte] ten laste is gelegd, zal de rechtbank zich dan ook tot dat deel beperken.
4.3.2. Betrokkenen
In de verklaringen van de aangevers, getuigen, medeverdachten en [verdachte] zelf zijn beschrijvingen gegeven van de verschillende betrokkenen. Uit het dossier en ter terechtzitting is gebleken, dat hiermee de volgende personen worden bedoeld:
- [slachtoffer 1], de kale Pool/Pool met
gemillimeterd haar, wit shirt: [slachtoffer 1], hierna aangeduid als: [slachtoffer 1]
- [slachtoffer 3], de Pool met kort (donker)
haar, donker shirt [slachtoffer 3], aangeduid als: [slachtoffer 3]
- [slachtoffer 2], de Pool met licht shirt, petje [slachtoffer 2], hierna aangeduid als: [slachtoffer 2]
- [slachtoffer 4] [slachtoffer 4]
- [medeverdachte 1] [medeverdachte 1], hierna aangeduid als: [medeverdachte 1]
- [medeverdachte 2] [medeverdachte 2]
- [medeverdachte 3] [medeverdachte 3], aangeduid als: [medeverdachte 3]
- [verdachte], de collega van [medeverdachte 2] [verdachte]
- [medeverdachte 4] [medeverdachte 4]
- [medeverdachte 5], een vriend van de collega
van [medeverdachte 2]: [medeverdachte 5]
- [medeverdachte 6] [medeverdachte 6]
- [medeverdachte 7] [medeverdachte 7], hierna aangeduid als: [medeverdachte 7]
- [medeverdachte 8], bijgenaamd [medeverdachte 8] [medeverdachte 8], hierna aangeduid als: [medeverdachte 8]
- [betrokkene 1] [betrokkene 1]
- [betrokkene 2]r [betrokkene 2]
- [betrokkene 3] [betrokkene 3], hierna genaamd: [betrokkene 3]
- [betrokkene 4], bijgenaamd [betrokkene 4] [betrokkene 4], hierna genaamd: [betrokkene 4]
- [betrokkene 5] [betrokkene 5]
- [betrokkene 6] [betrokkene 6]
- [betrokkene 7] [betrokkene 7]
Uit het dossier en ter terechtzitting is voorts gebleken dat waar in de verschillende verklaringen wordt gesproken over ‘(café) Arie’ hiermee wordt bedoeld: ‘café Victoria’ en waar gesproken wordt over ‘de Pietersteeg‘ - gezien de overzichtskaart van Woerden en de ligging van de steeg ten opzichte van Voorstraat en de Rijnstraat - wordt bedoeld: ‘de Berchsteeg’.
4.3.3. Algemeen
In café Victoria is het op 7 juni 2008 een gewone, drukke, zaterdagavond. In het café zitten vier Polen. Één van hen veroorzaakt wat problemen: een kale/gemillimeterde man met een wit shirt. Hij lijkt een meisje lastig te vallen. Één van de portiers waarschuwt hem en zijn Poolse metgezel van dat moment; als de man nadien doorgaat met lastigvallen van andere klanten verzoekt de portier de twee naar buiten te gaan . De vier Poolse mannen gaan naar buiten.
Ze drinken buiten nog even verder, één van de vier, het latere slachtoffer [slachtoffer 3], is behoorlijk dronken.
Buiten ontstaat een woordenwisseling met een meisje, [betrokkene 7]. Zij voelt zich door een uitlating van de kale Poolse man beledigd en schopt een van de Polen tegen zijn been.
Op het terras is na middernacht, dus inmiddels op 8 juni 2008, ook een groep aanwezig die ervoor op een feestje is geweest bij [medeverdachte 7]. Ook van die groep is er een aantal dat dronken of aangeschoten is.
Enkele Nederlanders vertellen het volgende over de aanleiding:
[medeverdachte 2] gaat tussen [betrokkene 7] en de Polen in staan. [medeverdachte 7] mengt zich daar ook in en stoot daarbij - volgens hem per ongeluk - bier uit de handen van de kale Pool,
[slachtoffer 1]. [medeverdachte 7] vraagt: “What’s the problem”, de kale Pool daagt uit tot “Fight, one to one”.
Eén van de Polen verklaart later dat sprake was van een soort omsingeling door Woerdenaren. Volgens twee Polen lopen zij, de Polen, weg, maar worden zij achtervolgd.
Zij maken geen melding van uitdagen door [slachtoffer 1].
De Woerdenaren en de Polen bewegen zich - of worden bewogen - naar de verkeerslichten, een tiental meters verwijderd van café Victoria, op de Utrechtsestraatweg, waar deze kruist met de Stationsstraat. Er volgt een vechtpartij.
Het incident Utrechtsestraatweg
Eén of meer Poolse mannen worden geduwd en/of getrokken.
Tenminste één Poolse man wordt geschopt, waardoor hij tegen de grond gaat. Dit gebeurt in ieder geval met [slachtoffer 2].
De kale Pool, [slachtoffer 1], krijgt een “vliegende trap” tegen zijn rug, waardoor hij voorover neervalt. [slachtoffer 3] wordt geslagen of geschopt, waardoor hij op de grond valt. Als hij op de grond ligt, wordt hij geschopt. De kale Pool wordt geslagen. Als hij op de grond ligt wordt hij getrapt tegen zijn lichaam. Hij wordt in ieder geval op zijn rug en bovenlichaam getrapt. Mogelijk wordt hij ook op het hoofd getrapt en tegen het hoofd geslagen.
Er werd door meerderen geslagen en/of geschopt naar de op de grond liggende Polen.
Vervolgens worden de vechtenden gescheiden door de baas van café Victoria ([naam]) en een van de beveiligers. Een Pool blijft even, buiten bewustzijn, liggen. Wanneer hij weer overeind komt is zijn hoofd fors bebloed.
De café-eigenaar en de portier dirigeren de vier Polen naar de kant van de Singel, terwijl de groep Woerdenaren terug gaat naar het terras en de stoep voor café Victoria. De Poolse groep maakt de indruk wraak te willen nemen.
Één van de Polen, [slachtoffer 3], loopt het water van de Singel in en wordt daar door zijn vrienden weer uit geholpen. Als gevolg van dit te water raken is een groot deel van het bloed dat de getuigen op [slachtoffer 3] hoofd zagen, afgespoeld.
Na dit incident lijken de Polen iets gekalmeerd en lopen ze richting Oostdam om daar linksaf te slaan naar het centrum. Een inmiddels gearriveerde politieauto rijdt mee.
Intussen loopt [medeverdachte 2] alleen vanaf de Utrechtsestraatweg in de richting van het centrum van Woerden. Onderweg heeft hij telefonisch contact met [verdachte] die zich op dat moment nog bij café Marketier in Woerden bevindt, in gezelschap van [medeverdachte 5]. Afgesproken wordt dat zij [medeverdachte 2] zullen ontmoeten bij snackbar Friendly’s, net om de hoek van de Voorstraat.
De groep Woerdenaren die ondertussen aan de linkerzijde van de Oostdam in de richting van het centrum loopt, bestaat onder meer uit [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], [betrokkene 2] en daarachter [medeverdachte 3], [medeverdachte 6], [betrokkene 5] en [betrokkene 4]. Halverwege keert
[betrokkene 5] terug naar café Victoria.
Op dat moment loopt aan de overkant van de Oostdam de groep van vier Poolse mannen , daartussen rijdt een politieauto.
Op weg naar het centrum belt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 2] om te zeggen dat de Poolse mannen zijn, [medeverdachte 2]’, richting op komen.
Nog voordat de Poolse mannen de Voorstraat bereiken ontmoeten [medeverdachte 2] en
[verdachte] en [medeverdachte 5] elkaar op de hoek van de Voorstraat met de Oostdam.
De politieauto rijdt vervolgens weg.
Daarna ontstaat er wederom een confrontatie tussen de Woerdense groep en de Poolse mannen.
Hoewel er sterke aanwijzingen in het dossier te vinden zijn dat de Woerdense groep op dat moment uit is op een nadere vechtpartij met de Poolse mannen, en dat er telefonisch contact is tussen de groep van [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 5] met de andere groep, is niet vast komen te staan dat er sprake is van een concreet en strategisch “plan van aanval”.
Volgens direct betrokkene [medeverdachte 2] wordt er vanuit de Poolse mannen gescholden in de richting van de Woerdense groep en lopen hij, [verdachte] en [medeverdachte 5] naar de Polen toe, waarop de kale Poolse man zich uitdagend gedraagt. De Polen rennen de Voorstraat in en worden, eveneens rennend, gevolgd door [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 5] , direct gevolgd door in ieder geval [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [betrokkene 2].
In de Voorstraat splitsen de Poolse mannen zich op, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 4] rennen de eerste steeg aan de linkerzijde (naar de rechtbank begrijpt: de Berchsteeg) in, terwijl [slachtoffer 3] rechtdoor blijft lopen in de Voorstraat.
[medeverdachte 2] en [verdachte] volgen de Poolse mannen in de Berchsteeg.
[medeverdachte 1] loopt vervolgens rechtdoor de Voorstraat in, [slachtoffer 3] achterna.
Het incident Voorstraat
Op dat moment bevinden zich in de Voorstraat [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], [betrokkene 2] en
[medeverdachte 5].
[medeverdachte 1] loopt rennend op [slachtoffer 3] af en slaat hem tegen zijn kaak met gebalde vuist.
[slachtoffer 3] valt achteruit op de grond.
[medeverdachte 1] loopt vervolgens [medeverdachte 2] en diens collega achterna, de steeg in.
[medeverdachte 5] loopt vervolgens naar [slachtoffer 3] die nog op de grond ligt. Op dat moment wordt
[slachtoffer 3] door [medeverdachte 5] met kracht met de hak van zijn schoen tegen het hoofd getrapt.
[betrokkene 2] en [medeverdachte 4] lopen [medeverdachte 1] achterna de steeg in, gevolgd door [medeverdachte 5].
[slachtoffer 3] wordt alleen achtergelaten in de Voorstraat.
Intussen zijn de drie overige Polen via de Berchsteeg de Rijnstraat in gerend.
In de Rijnstraat zijn er gewelddadige handelingen verricht op verschillende plaatsen en het geweld verplaatst zich tot aan de Nieuwe Steeg.
Het incident Rijnstraat
In de Rijnstraat zijn in ieder geval aanwezig van de Polen: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en van de groep Woerdenaren: [medeverdachte 1], [medeverdachte 4], [medeverdachte 2], [medeverdachte 6], [verdachte], [betrokkene 1] en [medeverdachte 5].
In de Rijnstraat is [slachtoffer 1] gestruikeld en op de grond gevallen. Ook terwijl hij op de grond lag is hij geslagen en geschopt. Ook [slachtoffer 2] is op de grond gevallen, geschopt en geslagen in de Rijnstraat.
[medeverdachte 2] tackelt [slachtoffer 1] bij de shoarmazaak de Sphinx. De Pool komt op de grond terecht.
Nadat [slachtoffer 1] bij de shoarmazaak ten val is gekomen, gaat [verdachte] op hem zitten en geeft hij hem met gebalde vuist een paar klappen tegen zijn lichaam. [slachtoffer 1],
[verdachte] en [medeverdachte 2] schoppen over en weer. [slachtoffer 1] wordt ongeveer tien keer in zijn gezicht geslagen.
[slachtoffer 1] wordt in de Rijnstraat in totaal vier keer aangevallen/gepakt door de groep die achter hem aan zit. Hij wordt niet alleen geslagen maar ook getrapt.
[medeverdachte 3] slaat hem met een helm terwijl hij op de grond ligt.
[slachtoffer 2] valt in de Rijnstraat door de klappen en schoppen van een stuk of zes personen.
De Polen vluchten na de gewelddadigheden in de Rijnstraat richting hun woning gelegen aan de Nieuwe Steeg.
Incident de Nieuwe Steeg
Bewoners van de Rijnstraat worden wakker van geschreeuw ‘die kankerpolen’ en zien een grote agressieve groep. De Polen vluchten hun woning in, maar ook dan houdt het geweld niet op.
In de Nieuwe Steeg trekken [verdachte] en [medeverdachte 5] aan een paal van een verkeersbord en pakken de daardoor losgekomen stenen.
[medeverdachte 5] en [verdachte] pakken de losgekomen stenen en gooien ermee tegen de gevel van het huis. Er worden ook stenen tegen de deur aangegooid.
[verdachte] schopt tegen de deur van de woning van de Polen .
[verdachte] pakt een fiets die geparkeerd staat op de Rijnstraat op en gooit deze tegen de deur van de woning aan.
Eerst als het woord ‘Politie’ wordt geschreeuwd, wordt het geweld gestaakt en vlucht de groep Woerdenaren weg.
[betrokkene 2] en [betrokkene 3] lopen intussen terug naar de Voorstraat om te kijken hoe het met de Poolse man is. Zij zien hem nog op straat liggen. Hij blijkt niet aanspreekbaar en hij wordt in een stabiele zijligging gelegd. Vervolgens bellen zij de politie, die kort na 02.40 uur ter plaatse komt. [slachtoffer 3] wordt per ambulance overgebracht naar het ziekenhuis. Op 12 juni 2008 overlijdt [slachtoffer 3] aan uitval van hersenfuncties en verwikkelingen daarvan ten gevolge van heftig botsend geweld op het hoofd in de vorm van slaan, schoppen maar ook van vallen. Bij gedetailleerd onderzoek worden geen contusie-haarden gevonden, dat wil zeggen dat er geen sprake is van een coup-contrecoup letsel. Dit bevestigt de stelling dat geweldsuitwerking ten gevolge van een val minder waarschijnlijk lijkt.
4.3.4. De betrokkenheid van [verdachte]
Algemeen
De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging wat betreft feit 1 subsidiair en feit 2 is toegesneden op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, te weten: het openlijk in vereniging plegen van geweld.
Volgens vaste jurisprudentie is van ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn.
De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt.
Die aanwezigheid kan echter door bijkomende omstandigheden een zodanige “lading” krijgen, dat de aanwezige als medepleger van het openlijke geweld moet worden aangemerkt. Daarbij kan worden gedacht aan louter verbale aanmoediging, maar ook aan een voortgezette aanwezigheid in een groep - terwijl distantiëren mogelijk is - nadat de groep mét deze dader eerder geweld heeft gepleegd. Dan is immers sprake van een welbewuste keuze om deel uit te maken van een groep die uit was op geweld.
Overweging ten aanzien van feit 1
[verdachte] was niet betrokken bij de aanleiding van het geschil tussen de groep Polen en groep Woerdenaren en is pas in een later stadium door [medeverdachte 2] erbij gehaald. [verdachte] heeft een groot aandeel gehad in het geweld tegen de Polen op de Rijnstraat. [verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij zich herinnert dat hij op een Pool heeft gezeten en klappen heeft verkocht. Uit zijn verklaring bij de politie volgt dat hij op [slachtoffer 1] is gaan zitten, nadat deze op de grond lag, en meerdere vuistslagen op het lichaam en mogelijk ook op het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gegeven. Tezamen met [medeverdachte 5] heeft hij op [slachtoffer 1] ingetrapt. [medeverdachte 1] verklaart dat [verdachte] eruitzag alsof hij zin had om te knokken . Ook [betrokkene 1] verklaart dat [verdachte] opgefokt was. Hij heeft hem in de Rijnstraat voor de Sphinx zien vechten en later ook. [medeverdachte 1] heeft [verdachte] ook trappen zien uitdelen aan de Polen, ter hoogte van de Zeeman, ook aan een Pool die daarna door
[medeverdachte 1] overeind geholpen is. [medeverdachte 3] verklaart over de collega van [medeverdachte 2] die stampte op de op de grond liggende Pool, maar niet duidelijk is of hij daarmee [verdachte] of [medeverdachte 5] bedoelt.
Hoewel [verdachte] zich niet veel meer kan herinneren van het incident en de nodige alcohol had genuttigd die avond en zich daardoor niet meer bewust is van zijn aandeel in het geweld , blijkt uit het dossier dat hij niet tot bezinning kwam en zich niet liet stoppen, ondanks de verzoeken daartoe van de medeverdachten.
Uit de feitelijke gedragingen van [verdachte], zijn verklaring hieromtrent en de verklaringen van de overige aanwezigen op de Rijnstraat op dat moment, kan geen opzet in de zin van bedoeling worden afgeleid op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nu ook niets bekend is van het letsel.
Was er sprake was van voorwaardelijk opzet?
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
Of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
[verdachte] heeft - door bovenop het lichaam van [slachtoffer 1] te gaan zitten, nadat deze door een tackle was gestruikeld en weerloos op de grond lag, meerdere vuistslagen op het lichaam en mogelijk ook op het gezicht van die [slachtoffer 1] gegeven en door samen met [medeverdachte 5] op [slachtoffer 1] in te trappen - willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zwaar lichamelijk letsel zou optreden. Hij was dronken, opgefokt en volgens omstanders niet te stoppen. Ook zonder bekendheid van het letsel, uitgaande van de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, alsmede de aard van de gedragingen van [verdachte], gaat de rechtbank uit van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank komt hiermee tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, waardoor het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde geen bespreking meer hoeft.
Overweging ten aanzien van feit 2 en 3
Na het incident op de Rijnstraat is de groep Woerdenaren de Polen tot aan hun huis gevolgd. [verdachte] heeft, nadat de Polen hun woning in vluchten, samen met [medeverdachte 5] aan een paal getrokken en vervolgens de losgekomen stenen gepakt. [verdachte] heeft met [medeverdachte 5] stenen tegen de gevel van het huis van de Polen gegooid. Ook heeft [verdachte] samen met [medeverdachte 5] tegen de deur van de woning geschopt.
Vervolgens is door [verdachte] een fiets op de Rijnstraat gepakt en is met deze fiets naar de Nieuwe Steeg gegaan, waar hij de fiets tegen de woning van de Polen heeft gegooid. De fiets heeft hierdoor beschadigingen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] openlijk geweld heeft gepleegd in de Nieuwe Steeg en dat hij een fiets heeft beschadigd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen (met name de gecursiveerde gedeelten van 4.3.3 en 4.3.4) wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte]
1. primair
op 8 juni 2008 te Woerden, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (in de Rijnstraat)
- bovenop die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of vervolgens meermalen (met kracht) (met zijn vuisten) heeft geslagen en/of gestompt op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) meermalen althans eenmaal, (met geschoeide voet[en]) (met kracht) heeft geschopt tegen het lichaam van die [slachtoffer 1],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
op 08 juni 2008 te Woerden, met anderen, op of aan de openbare weg, de Nieuwe Steeg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een paal van) een verkeersbord en/of (een) deur en/of ram(en) (van een woning), welk geweld bestond uit
- het duwen en/of trekken aan die paal van dat verkeersbord en/of
- het gooien met (een) ste(e)n(en)/klinker(s) tegen de/het raam/ramen en/of de deur van een woning en/of
- het schoppen/trappen tegen de deur van een woning en/of
- het gooien van een fiets tegen de deur van een woning.
3.
op 08 juni 2008 te Woerden, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, toebehorende aan
[benadeelde], heeft beschadigd door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk voornoemde fiets (met kracht) tegen een deur van een woning te gooien.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten en omstandigheden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten 2 en 3 leveren meer feiten op, die in verschillende strafbepalingen vallen, maar het verband tussen die feiten is zo nauw, dat de rechtbank deze kwalificeert als een voortgezette handeling.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: medeplegen van poging tot zware mishandeling
Feit 2 en 3: de voortgezette handeling van openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen (en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort beschadigen)
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit niet aannemelijk is geworden.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 120 uur, te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van het voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich deels aan het oordeel van de rechtbank en bepleit deels vrijspraak. Zij heeft voorts een strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte], zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld, dat heeft plaatsgevonden in de nachtelijke uren van 7 juni 2008 op
8 juni 2008. [verdachte] is, zonder bij de ruzie op de Utrechtsestraatweg betrokken geweest te zijn, bij de incidenten op de Rijnstraat en de Nieuwe Steeg aanwezig geweest, waarbij hij heeft deel uitgemaakt van de groep die gewelddadige handelingen heeft verricht. Hij is ook achter de Polen aangerend. Hierbij is het echter niet gebleven, want [verdachte] heeft zelf ook forse geweldadige handelingen verricht, zoals hiervoor onder 4.3.4 overwogen.
Opgemerkt dient nog wel te worden dat één van de Poolse mannen, [slachtoffer 1], in eerste instantie de vechtpartij heeft uitgelokt en op meerdere momenten terug is gekomen om te vechten, terwijl hij ook weg had kunnen lopen. Dit doet echter niet af aan het feit dat ook de Woerdenaren hadden kunnen weglopen.
Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme invloed op de samenleving in het algemeen en heeft in het bijzonder een behoorlijke impact gehad op de hechte gemeenschap Woerden, hetgeen ook wel blijkt uit de media-aandacht. Het gevoel van onveiligheid neemt door dit soort incidenten steeds grotere vormen aan. Uitgaansgeweld heeft in de afgelopen jaren al veel dodelijke slachtoffers gemaakt. Helaas was dit ook in Woerden op 8 juni 2008 het geval. Dit laatste weegt echter, zoals hiervoor onder 4.3.1 overwogen, niet mee bij het bepalen van de strafmaat.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het volgende.
Ten nadele van [verdachte] weegt de rechtbank mee dat:
- drankgebruik van invloed is geweest op de onderhavige delicten;
- dat [verdachte] fors heeft meegevochten en zelfs een grote agressor wordt genoemd wat betreft de incidenten waar hij bij betrokken was ;
- hij ten tijde van het ten laste gelegde volwassen was;
- hij excessief geweld heeft gebruikt op de Rijnstraat.
Ten voordele van [verdachte] weegt de rechtbank mee:
- de inhoud van een [verdachte] betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
8 september 2009, waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten;
- de inhoud van het Voorlichtingsrapport opgesteld door Reclassering Nederland d.d.
30 juni 2009, waaruit blijkt dat [verdachte] is geschrokken van de dood van [slachtoffer 3] en dat zijn leven hierdoor drastisch is veranderd. Hij gaat minder uit en nuttigt minder alcohol;
- de proceshouding van [verdachte] op zitting in die zin dat hij zijn verantwoording neemt;
- dat deze zaak veel media-aandacht heeft ondervonden en
- dat de feiten zich anderhalf jaar geleden hebben afgespeeld, waardoor [verdachte] - die enkele dagen in verzekering heeft doorgebracht - al die tijd in onzekerheid heeft verkeerd omtrent zijn mogelijke strafvervolging.
Alles afwegend en bezien in de verhouding tot de straffen die de rechtbank aan de medeverdachten in deze zaak oplegt, komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van [verdachte]. Ook het voorwaardelijke strafdeel acht de rechtbank op zijn plaats teneinde [verdachte] ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan [verdachte] zal dan ook worden opgelegd gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf voor de duur van
120 uur te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 56, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt [verdachte] vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: medeplegen van poging tot zware mishandeling
Feit 2 en 3: de voortgezette handeling van openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen (en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort beschadigen)
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf van 6 weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat [verdachte] zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien [verdachte] de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mr. M.J. Grapperhaus en mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 november 2009.