ECLI:NL:RBUTR:2009:BK4388

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
263482 / HA RK 09-74
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op verschoningsrecht van een notaris in een civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht, is op 13 november 2009 een beschikking gegeven in het kader van een beroep op het verschoningsrecht van een notaris. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 3 juni 2009, waarin het verzoek van de verzoekster tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor was toegewezen. De rechter-commissaris heeft het antwoord van de notaris aangemerkt als een beroep op het recht om zich als getuige te verschonen. De advocaat van de verzoekster heeft dit beroep bestreden, maar de rechter-commissaris heeft besloten dat de notaris terecht een beroep heeft gedaan op zijn verschoningsrecht.

De rechter-commissaris heeft in zijn beoordeling het uitgangspunt gehanteerd dat alles wat aan een notaris is meegedeeld, als vertrouwelijk moet worden beschouwd. Dit betekent dat de notaris niet verplicht is om vragen te beantwoorden die betrekking hebben op vertrouwelijke informatie. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de vragen die aan de notaris zijn gesteld, betrekking hebben op vertrouwelijke hulpvragen die aan hem zijn voorgelegd in zijn hoedanigheid als notaris.

De rechter-commissaris heeft geconcludeerd dat de notaris zich kan verschonen van het beantwoorden van de vragen die in de beschikking zijn genoemd, met uitzondering van één vraag. De beslissing van de rechter-commissaris is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn vertegenwoordigd door hun advocaten. De beschikking benadrukt het belang van het verschoningsrecht voor notarissen en de bescherming van vertrouwelijke informatie in het kader van hun werkzaamheden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 263482 / HA RK 09-74
Beschikking van 13 november 2009
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. J.M. van Noort,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
advocaat mr. C.W. Houtman.
1. De procedure
1.1. Bij beschikking van deze rechtbank van 3 juni 2009 is het verzoek van verzoekster tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor ten aanzien van de door haar genoemde feiten toegewezen.
1.2. Op 30 oktober 2009 heeft verzoekster drie getuigen opgeroepen van wie er twee door de ingevolge voornoemde beschikking benoemde rechter-commissaris zijn gehoord. De getuige [getuige] (notaris) heeft op de vraag van mr. Samson (advocaat van verzoekster) of de getuige kan verklaren:
“of (…) [verweerder] mij (‘mij’ is abusievelijk in de tekst van het proces-verbaal weggevallen, rechter-commissaris) heeft benaderd hoe zijn moeder het beste een eventuele erfenis kan regelen dan wel of over het regelen van de erfenis contact is geweest tussen mij en de adviseurs van moeder of de heer [verweerder]”
geantwoord dat de getuige een beroep doet op de op hem rustende zwijgplicht. Hij heeft dit beroep gehandhaafd nadat mr. Samson had verduidelijkt slechts te willen weten of er een contact is geweest tussen de notaris en de betreffende adviseurs.
1.3. De rechter-commissaris heeft het antwoord van de notaris aangemerkt als een beroep op het recht zich als getuige op dit onderdeel van het afleggen van de getuigenis te verschonen.
1.4. De advocaat van verzoekster heeft gemotiveerd bestreden dat aan de getuige een verschoningsrecht op het gevraagde onderdeel toekomt. De rechter-commissaris heeft daarop meegedeeld dat hij bij beschikking zal beslissen op het beroep van de getuige op het verschoningsrecht.
2. De beoordeling
2.1. De rechter-commissaris geeft de volgende beschikking.
2.2. Het uitgangspunt voor de beoordeling is, overeenkomstig vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, dat alles waarvan de wetenschap aan een notaris als zodanig is meegedeeld, heeft te gelden als aan hem toevertrouwd, waarbij het in beginsel aan de notaris zelf moet worden overgelaten om te beoordelen of hetgeen hem is meegedeeld heeft te gelden als aan hem toevertrouwd. De aard van het verschoningsrecht brengt mee dat de opgegeven vragen niet behoeven te worden beantwoord, zolang de rechter aan redelijke twijfel onderhevig acht of die beantwoording naar waarheid zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen dient te blijven.
2.3. Het onderdeel van de vraag aan de getuige of [verweerder] hem heeft benaderd met de vraag “hoe zijn moeder het beste een eventuele erfenis kan regelen” is er op gericht van de notaris te vernemen of verweerder zich met een specifieke hulpvraag tot de notaris heeft gericht. De rechter-commissaris stelt vast dat het hier gaat om een hulpvraag die, indien die aan de notaris is voorgelegd, aan de notaris in zijn hoedanigheid van notaris is voorgelegd terwijl voorts zeer wel denkbaar is dat die hulpvraag als vertrouwelijk is aan te merken (zo een dergelijke hulpvraag al niet naar zijn aard als vertrouwelijk is aan te merken). Toepassing van het onder ?2.2 genoemde beoordelingskader leidt onvermijdelijk tot de conclusie dat de notaris terecht een beroep heeft gedaan op het hem als notaris toekomende verschoningsrecht.
2.4. Het onderdeel van de vraag aan de getuige of over “het regelen van de erfenis” contact is geweest tussen de getuige en “de adviseurs van moeder of de heer [verweerder]” treft hetzelfde lot. Impliciet is de vraag er immers op gericht van de notaris te vernemen of verweerder de notaris heeft benaderd met het verzoek de erfenis van zijn moeder te regelen en daarvoor geldt hetgeen de rechter-commissaris in het vorige onderdeel heeft overwogen.
2.5. Verzoekster heeft voorts onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof ’s Gravenhage van 14 december 2006 (LJN AZ4692) betoogd dat de tot slot slechts in het algemeen geformuleerde vraag, namelijk of de notaris contact heeft gehad met adviseurs van verweerder of zijn moeder (waarbij de reden voor dat contact in het midden blijft), een vraag is die betrekking heeft op eigen feitelijk handelen van de notaris en niet op hetgeen aan de notaris is toevertrouwd. Dit betoog treft geen doel en wordt verworpen. De vraag houdt immers een vraag in naar de bekendheid van de notaris met personen die destijds aan [verweerder] of zijn moeder als adviseur diensten verleenden. Het antwoord op de vraag betreft derhalve mogelijk informatie die door [verweerder] of diens moeder (dan wel door hun adviseurs namens hen) aan de notaris moet zijn gegeven.
De rechter-commissaris oordeelt dat de notaris zich eveneens kan verschonen van het beantwoorden van deze vraag.
2.6. De getuige heeft tot slot verklaard slechts te willen antwoorden op de vraag, of hij de vaste notaris is van de heer [verweerder], indien [verweerder] hem van zijn zwijgplicht ontheft. [verweerder] heeft vervolgens desgevraagd niet ingestemd met de ontheffing van een eventuele zwijgplicht van de getuige. De rechter-commissaris stelt vast dat de getuige ook op dit onderdeel een beroep doet op een verschoningsrecht, zodat de rechter-commissaris ook op dit beroep heeft te beslissen.
2.6.1. Daargelaten de relevantie van de vraag of de getuige de “vaste notaris” is van [verweerder], is de eventuele vaststelling van de getuige dat hij al dan niet “de vaste notaris” is van [verweerder] een feitelijke vaststelling van de notaris zelf, die niet behoort tot de door [verweerder] aan de notaris toevertrouwde en daardoor te beschermen informatie.
2.7. De rechter-commissaris concludeert dat de getuige zich kan verschonen van het antwoord op de hiervoor in de onderdelen ?2.3, ?2.4 en ?2.5 genoemde vragen. De getuige kan zich evenwel niet verschonen van het beantwoorden van de in onderdeel ?2.6 genoemde vraag.
3. De beslissing
De rechter-commissaris
- staat toe het beroep van de getuige om zich te verschonen van de beantwoording van de hiervoor in de onderdelen ?2.3, ?2.4 en ?2.5 genoemde vragen;
- verwerpt het beroep van de getuige om zich te verschonen van de beantwoording van de hiervoor in onderdeel ?2.6 genoemde vraag.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2009.?
MS