ECLI:NL:RBUTR:2009:BK6986

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
266035 / HA ZA 09-934
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Eelkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor inning van zorgpremies tussen zorgverzekeraar en uitzendorganisatie

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Utrecht, stond de verantwoordelijkheid voor de inning van zorgpremies centraal. De eiser, CZ, een zorgverzekeraar, vorderde betaling van premies van de gedaagde, Libra Uitzendorganisatie B.V., voor de periode van 1 oktober 2007 tot 1 mei 2008. De premies waren verschuldigd door Poolse werknemers die via Libra bij een klant waren tewerkgesteld. De rechtbank oordeelde dat CZ er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Libra de verplichting tot inning van de premies op zich had genomen. Dit oordeel was gebaseerd op de onduidelijkheid en miscommunicatie tussen partijen over de gemaakte afspraken. Libra had van het begin af aan aangegeven dat zij niet goed toegerust was voor de inning van de premies via haar loonadministratie en had CZ niet de benodigde informatie en ondersteuning geboden. De rechtbank concludeerde dat CZ niet kon terugvallen op een niet ondertekend contract en dat de financiële consequenties van de gestelde afspraken niet duidelijk waren besproken. De rechtbank wees de vordering van CZ tot betaling van de premies af, maar kende wel een bedrag van € 2.696,95 aan no-claim-teruggave toe aan CZ, dat Libra erkende verschuldigd te zijn. De proceskosten werden aan CZ opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 266035 / HA ZA 09-934
Vonnis van 16 december 2009
in de zaak van
de onderlinge waarborgmaatschappij met uitgesloten aansprakelijkheid
OWM CENTRALE ZORGVERZEKERAARS GROEP ZORVERZEKERAAR U.A.,
handelend onder de naam CZ,
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIBRA UITZENDORGANISATIE B.V.,
gevestigd te Maarssen,
gedaagde,
advocaat: mr. W.J. Aberson.
De naam van eiseres is in dit vonnis niet vermeld zoals deze in de dagvaarding staat maar zoals deze thans luidt, volgens mededelingen namens eiseres tijdens de comparitie van partijen.
Partijen zullen hierna CZ en Libra genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 augustus 2009,
- het proces-verbaal van comparitie van 23 september 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. CZ is een zorgverzekeraar en Libra is een uitzendorganisatie. [A] (hierna: [A]) is de directeur van Libra.
2.2. Libra is via de Rabobank, als tussenpersoon, in contact gekomen met CZ. Dit heeft ertoe geleid dat meerdere Poolse werknemers (hierna: de werknemers), die Libra bij een klant van haar tewerkstelde, een zorgverzekering bij CZ afsloten per 1 mei 2007.
2.3. Na 1 mei 2007 bleek er onduidelijkheid tussen partijen over het innen van de verzekeringspremies. CZ was ervan uitgegaan dat Libra de inning van de premies op zich zou nemen via haar loonadministratie, terwijl door Libra op een schriftelijk formulier “Tussenpersoon BEVESTIGINGSOVERZICHT Collectief” was aangekruist dat de premie rechtstreeks door de werknemers betaald zou worden. Afgesproken is toen dat CZ alsnog de premies bij de werknemers zou innen vanaf 1 mei 2007. CZ heeft de premies tot
1 oktober 2007 bij de werknemers in rekening gebracht.
2.4. Per 1 mei 2008 zijn de werknemers in dienst getreden bij de betreffende klant van Libra en werkten zij dus niet meer via Libra. In november 2008 heeft CZ met deze klant de afspraak gemaakt dat die met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2008 alsnog de premies via de loonadministratie zou innen.
2.5. De premies voor de werknemers over de periode vanaf 1 oktober 2007 tot 1 mei 2008 heeft CZ bij Libra in rekening gebracht.
2.6. Op 26 april 2008 heeft CZ aan Libra een bedrag van € 2.696,95 overgemaakt. Dit betrof de no-claim-teruggave waar een deel van de werknemers recht op had. Libra heeft dit bedrag niet uitbetaald aan deze werknemers. Libra heeft dit bedrag ook niet terugbetaald aan CZ.
3. Het geschil
3.1. CZ vordert samengevat - veroordeling van Libra tot betaling van € 18.845,48, vermeerderd met rente en kosten. De hoofdsom ziet op de facturen inzake de verzekeringspremies voor de werknemers over de periode van 1 oktober 2007 tot 1 mei 2008 alsmede het bedrag van € 2.696,96 aan no-claim-teruggave.
3.2. Libra voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Door Libra is bij conclusie van antwoord een exceptief verweer gevoerd ten aanzien van de hoedanigheid van eiseres. Dit verweer beschouwt de rechtbank als ingetrokken. Tijdens de comparitie van partijen is namens CZ uitleg gegeven over de wisselende namen van eiseres gedurende de afgelopen periode, waarbij zij heeft gesteld dat het steeds dezelfde rechtspersoon is gebleven. Libra heeft deze uitleg aanvaard.
4.2. Het geschil tussen partijen gaat over de inning van de verzekeringspremies die de werknemers aan CZ verschuldigd waren over de periode van 1 oktober 2007 tot
1 mei 2008. Volgens CZ is in september 2007 tussen partijen afgesproken dat Libra per
1 oktober 2007 de premies via de loonadministratie zou gaan innen, terwijl Libra het maken van deze afspraak betwist.
4.3. Uit de processtukken en het verhandelde tijdens de comparitie van partijen is gebleken dat Libra van het begin af aan ontevreden was over de wijze waarop CZ de zaken ten aanzien van de zorgverzekeringen van de werknemers afhandelde. Dit ging niet alleen over de inning van de premies, maar ook over allerlei andere punten die in deze procedure verder niet van belang zijn. CZ heeft toegegeven dat er dingen niet goed zijn verlopen. Zo is namens CZ tijdens de comparitie over de totstandkoming van de collectieve zorgverzekering het volgende verklaard:
“Van Libra kwam het verzoek voor een collectieve verzekering voor haar werknemers. Door ons is een aanbod gedaan dat in een bevestigingsoverzicht is vastgelegd (…). Deze is ondertekend door dhr. [A] retour gekomen. Normaliter maken wij daarna een schriftelijk contract op. Dat hebben wij in dit geval niet gedaan omdat wij er later achter kwamen dat het om tijdelijke buitenlandse werknemers ging. Daarvoor hebben wij een andere regeling. Er is daarom een tweede aanbod gedaan in een bevestigingsoverzicht, enkele maanden na de eerste. Het tweede overzicht is naar dhr. [A] gezonden, maar niet ondertekend retour gekomen. Het schriftelijk contract is ook naar dhr. [A] gezonden en niet ondertekend retour gekomen. In dit contract stond dat de werkgever verantwoordelijk was voor de inning van de premies. Het klopt dat CZ er in het begin vanuit was gegaan dat Libra de premies zou innen, maar dat dit niet zo was afgesproken.”
Daargelaten dat [A] tijdens de comparitie heeft gesteld geen tweede bevestigings-overzicht en nooit een schriftelijk contract van CZ te hebben ontvangen, geeft het vorenstaande weer dat de communicatie bepaald niet vlekkeloos is verlopen waardoor het nooit tot een goede schriftelijke vastlegging van het collectieve verzekeringscontract tussen partijen is gekomen.
4.4. Toen de miscommunicatie over wie de inning van de premies op zich zou nemen duidelijk werd, is er volgens CZ niet alleen afgesproken dat zij alsnog de premies vanaf
1 mei 2007 met terugwerkende kracht zou gaan innen, maar ook dat Libra vanaf 1 oktober 2007 toch de inning van de premies via de loonadministratie zou gaan doen. Ter onderbouwing van haar stelling heeft zij twee e-mailberichten overgelegd.
De eerste is van 11 september 2007, van mw. [B] aan dhr. [C] (hierna: [C]), beiden werkzaam bij de Rabobank. In dit bericht staat:
“[C],
[A] heeft gebeld. Hij stelt het volgende voor:
- Als CZ de premie bij de poolse werknemers incasseert voor wat er nu openstaat, want dat gaat hem niet meer lukken gezien het vele vele werk wat er aan vast zit.
- Daarna incasseren bij Libra per maand, maar dan wil [A] wel graag een overzicht van alle poolse werknemers met wat ze aan premie betalen, want dan kan hij dit op de loonstroken per werknemer inhouden.”
De tweede e-mail is van 12 september 2007, geschreven door [A] aan [C]. Dit bericht begint als volgt:
“[C], om nu een hoop wind uit alle zeilen te halen. Het volgende:
1. Zoals ik gisteren aan jou collega heb voorgesteld. CZ doet nu de incasso van de maanden mei t/m augustus zelf. In het vervolg vanaf september doen wij het via de loonadministratie, die kunnen wij daar voor gereed gaan maken. Ik heb dan de individuele bedragen nodig van de mannen. Deze kunnen dan verwerkt worden. (…)”
Tijdens de comparitie is over de totstandkoming van de afspraak namens CZ verder het volgende verklaard. [C] heeft naar aanleiding van deze e-mailberichten op of kort na 12 september 2007 contact opgenomen met CZ. CZ heeft voorgesteld het per 1 oktober 2007 te doen, omdat per september haar niet haalbaar leek. [C] heeft dit met [A] besproken en daarna weer contact met CZ opgenomen. In de verklaring staat dan verder: “Ik weet niet hoe hij het precies heeft verwoord maar het antwoord was dat dhr. [A] akkoord was. De afspraak is niet op schrift gesteld. Wij dachten dat we konden terugvallen op het schriftelijk contract na het tweede aanbod, omdat het daarin ook zo is opgenomen.”
4.5. Libra ontkent dat zij concreet een afspraak heeft gemaakt met CZ dat Libra per
1 oktober 2007 de premies zou gaan innen. Zij stelt dat de intentie daartoe wel is uitgesproken, maar dat zij daarvoor goede informatie en uitleg van CZ nodig had die ze nooit heeft gekregen. Tijdens de comparitie heeft [A] hierover het volgende verklaard.
“Naar aanleiding van productie 9 en 10 van CZ kan ik zeggen dat ik in het telefoontje op
11 september 2007 vooral gevraagd heb of dhr. [C] contact met mij wilde opnemen. Ik heb ook wel gesproken over mijn intentie de premies te gaan incasseren maar niet inhoudelijk, bijvoorbeeld niet dat Libra dat per maand zou gaan doen. Punt 1 van mijn
e-mail van 12 september 2007 zie ik ook als het uitspreken van mijn intentie. Ik heb over dit punt eind september 2007 pas weer gesproken met dhr. [C]. Ik heb niet tegen hem gezegd dat ik het ging doen, maar wel dat ik het wilde proberen als ik overzichten en dergelijke kreeg. Ik zie dit niet als een afspraak. Ik zat er juist steeds op te wachten dat CZ met een schriftelijke overeenkomst zou komen.”
4.6. De rechtbank overweegt het volgende. CZ heeft, via [C] van de Rabobank, begrepen dat [A] voorstelde dat Libra toch de inning van de premies via haar loonadministratie zou gaan doen. Op dit voorstel is zij, met verschuiving van de ingangsdatum waarmee Libra akkoord ging, ingegaan zodat er in haar beleving sprake was van een afspraak. Tijdens de comparitie is gebleken dat [A] het niet als een concreet voorstel, maar slechts als een intentieverklaring heeft bedoeld. De vraag is nu of CZ er desondanks gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er daadwerkelijk een afspraak was gemaakt.
4.7. Dat de e-mail d.d. 12 september 2007 van [A] door CZ is opgevat als een voorstel en niet als een intentieverklaring vindt de rechtbank begrijpelijk gelet op de bewoordingen daarvan. Uit deze bewoordingen heeft CZ niet hoeven opmaken dat vanuit Libra de gedachte was dat zij het innen van de premies via de loonadministratie alleen zou gaan proberen.
4.8. Libra heeft echter aangevoerd dat zij voor het gaan innen via de loonadministratie wel goede informatie en uitleg van CZ nodig had, die ze nooit heeft gekregen. Informatie in de zin van overzichten welke bedragen de verschillende werknemers verschuldigd waren heeft Libra wel ontvangen, zo blijkt uit de stellingen van beide partijen. Maar waar het Libra vooral om te doen was, zo heeft de rechtbank tijdens de comparitie begrepen, was het krijgen van hulp bij haar vraag hoe zij de inning van de premies via haar loonadministratie moest gaan doen. Of [A] dit in september 2007 duidelijk heeft verwoord richting [C] en of deze dat dan weer heeft doorgegeven aan CZ is de rechtbank niet duidelijk geworden. Maar volgens Libra heeft zij vanaf het begin aangegeven dat zij het innen van de premies via de loonadministratie lastig vond en dat haar organisatie daar niet op was toegerust. Dit is ook in correspondentie terug te vinden, al beschikt de rechtbank alleen over correspondentie van latere datum. Nu CZ ook niet heeft weersproken dat Libra dit signaal heeft gegeven, neemt de rechtbank dit als vaststaand aan. Hiervan uitgaande en mede gelet op de eerdere miscommunicatie die tussen partijen was ontstaan, had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van CZ gelegen om naar aanleiding van de e-mail van [A] d.d. 12 september 2007 met hem te bespreken of Libra nu wel toegerust was voor de inning van de premies of dat zij daar nog hulp bij nodig had. CZ had zich, op grond van de eerdere contacten al dan niet via de Rabobank, wel een beeld kunnen vormen van een verschil in organisatiegraad tussen partijen. Tekenend hiervoor is dat [A] op zijn manier wel heeft geprobeerd om vanaf 1 oktober 2007 ervoor te zorgen dat de premies aan CZ werden betaald. Hij deed dit alleen niet door de premies af te trekken van de lonen, zoals de bedoeling van CZ was. Tijdens de comparitie heeft [A] verklaard dat hij de premieoverzichten die hij van CZ ontving kopieerde en in de postvakjes van de werknemers legde. Na de salarisbetaling gingen ze dan met z’n allen naar de Rabobank om de premies over te maken. Deze betalingen werden echter door CZ weer teruggestort, omdat zij ervan uit ging dat de premies al van de lonen werden ingehouden en de werknemers niet dubbel hoefden te betalen. Maar het feit dat er wel betalingen rechtstreeks van de werknemers binnenkwamen en geen betalingen van Libra heeft CZ er niet toe gebracht alsnog bij Libra te informeren of het wel lukte met het innen van de premies via de loonadministratie. Er werden alleen aanmaningen verzonden.
4.9. Bij het voorgaande komt een ander belangrijk punt. Uit de stellingen van CZ maakt de rechtbank op dat zij de gestelde afspraak zo uitlegt dat Libra met het op zich nemen van de inning van de premies ook de betalingsverplichtingen van de werknemers, als eigen schuld, op zich heeft genomen. Dat kan namelijk alleen de grondslag zijn waarop CZ in deze procedure de premies, die door de werknemers betaald hadden moeten worden, van Libra vordert. Uit de stellingen van beide partijen kan de rechtbank echter niet opmaken dat dit tussen hen is besproken in september 2007, laat staan afgesproken. Duidelijk is dat deze uitleg van de gestelde afspraak financiële consequenties kon hebben voor Libra, namelijk dat zij zou worden aangesproken op betaling van de premies als de inning daarvan bij de werknemers om wat voor reden dan ook niet zou slagen, zoals nu ook gebeurt. Gezien deze mogelijke consequenties is de rechtbank van oordeel dat CZ, als professionele zorgverzekeraar, expliciet met Libra had moeten bespreken dat dit volgens haar bij de afspraak hoorde en zij had moeten nagaan of Libra deze consequenties begreep en aanvaardde. Ook had het op de weg van CZ gelegen om tot een duidelijke schriftelijke vastlegging van deze afspraak te komen, zeker nu dit bij aanvang van het collectieve verzekeringscontract niet goed was verlopen. CZ had zich ervan bewust moeten zijn dat zij niet kon terugvallen op een niet door Libra ondertekend contract.
4.10. Op grond van voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat CZ er niet gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat Libra de verplichting tot het innen van de premies via haar loonadministratie en daarmee ook de betalingsverplichtingen van de werknemers als eigen schuld op zich had genomen. Dit betekent dat CZ Libra niet kan aanspreken op de niet betaalde premies over de periode van 1 oktober 2007 tot 1 mei 2008.
4.11. Wat betreft het bedrag van € 2.696,95 aan no-claim-teruggave erkent Libra dat dit aan CZ terugbetaald moet worden. Zij stelt dit nog niet te hebben gedaan omdat CZ haar geen inlichtingen gaf over de wijze van betalen waar zij om had gevraagd. Gezien deze erkenning door Libra zal dit onderdeel van de vordering worden toegewezen.
4.12. CZ heeft wettelijke (handels)rente over de hoofdsom, en dus ook over het bedrag van € 2.696,95, gevorderd. Zij heeft niet gesteld waarom de regeling van de wettelijke handelsrente van toepassing zou zijn op de betreffende terugbetalingsverplichting. Daarom zal de rechtbank niet de wettelijke handelsrente, maar de wettelijke rente toewijzen. Wat betreft de ingangsdatum overweegt de rechtbank dat CZ ten aanzien van het bedrag van
€ 2.696,95 niet specifiek heeft duidelijk gemaakt vanaf wanneer Libra in verzuim zou zijn ten aanzien van haar verplichting dit bedrag terug te betalen. Daarom acht de rechtbank de wettelijke rente niet eerder toewijsbaar dan vanaf de dag van de dagvaarding, te weten
6 april 2009.
4.13. De door CZ gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zal de rechtbank afwijzen. Nu slechts een klein onderdeel van de gevorderde hoofdsom wordt toegewezen, Libra het toegewezen onderdeel van de vordering heeft erkend en CZ niet heeft weersproken dat zij geen antwoord heeft gegeven op het verzoek van Libra om informatie over de wijze van betalen, kan ten aanzien van het toegewezen bedrag naar het oordeel van de rechtbank niet geconcludeerd worden dat er in redelijkheid buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.
4.14. CZ zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Libra worden begroot op:
- vast recht 450,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.608,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt Libra om aan CZ te betalen een bedrag van EUR 2.696,95 (tweeduizendzeshonderdzesennegentig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 6 april 2009 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt CZ in de proceskosten, aan de zijde van Libra tot op heden begroot op EUR 1.608,00,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr J.M. Eelkema en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2009.?
JE/WM