Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 279014 / KG ZA 09-1311
Vonnis in kort geding van 16 december 2009
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.G.H. Dukes,
de stichting
STICHTING PROTESTANTS CHRISTELIJK ONDERWIJS TE UTRECHT,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar bestuurder de heer A.H.M. de Jong.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Stichting genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 december 2009,
- de producties 1 tot en met 5 van [eiseres] en de bij faxbericht van 15 december 2009
gezonden producties van [eiseres],
- de mondelinge behandeling van 15 december 2009,
- de pleitnota van [eiseres],
- de pleitnota van de Stichting met daaraan gehecht diverse stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 16 december 2009 vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking
2.1. [eiseres] is eigenaar van de woning en grond gelegen aan de [adres] te [woonplaats].
2.2. De Stichting is van plan om op 16 december 2009 tussen 18.00 en 22.30 uur twee noodlokalen op het schoolplein van de Maliebaanschool te plaatsen door deze noodlokalen met een hijskraan over een aantal woningen, waaronder de woning van [eiseres], te takelen. De noodlokalen zullen niet in hun geheel, maar in drie units, met een hijskraan over de woningen worden getakeld. De afstand waarover de noodlokalen zullen worden getakeld, bedraagt ongeveer 45 meter.
2.3. De Stichting heeft in verband met de in 2.2 genoemde plaatsing van de twee noodlokalen op 13 oktober 2009 een ontheffing en een bouwvergunning van de
Gemeente Utrecht verkregen. Daarnaast heeft de Stichting een takelvergunning verkregen.
De Stichting Maliegroen heeft tegen de ontheffing en bouwvergunning een bodemprocedure en een voorlopige voorzieningenprocedure bij de bestuursrechter te Utrecht aanhangig gemaakt. De mondelinge behandeling van deze zaken zal op maandag 21 december 2009 plaatsvinden.
2.4. De heer [X] (hierna te noemen: “[X]”) heeft op 17 november 2009 en
op 2 december 2009 namens de Stichting een bezoek gebracht bij [eiseres]. Hij heeft dit onaangekondigd gedaan. Het doel van dit huisbezoek was om [eiseres] te informeren over de door de Stichting voorgenomen wijze van plaatsing van de twee noodlokalen op het schoolplein van de Maliebaanschool.
2.4.1. Op 17 november 2009 kwam het bezoek van [X] ongelegen. [X] heeft
[eiseres] toen wel op de hoogte gebracht van het voornemen van de Stichting om
de twee noodlokalen met een hijskraan over, onder meer, de woning en tuin van
[eiseres] te takelen.
2.4.2. Op 2 december 2009 kwam het bezoek eveneens ongelegen. [eiseres] heeft toen te kennen gegeven dat zij geen toestemming verleent om de noodlokalen over haar woning en grond te takelen.
2.5. [eiseres] heeft vervolgens bij e-mailbericht van 7 december 2009 het volgende aan [X] geschreven:
“Op dinsdag 17 november jl. kwam u bij mij aan de deur met de mededeling dat over ons huis aan de [adres] enkele noodlokalen zullen worden getakeld.
E.e.a. zal plaatsvinden op 16 december 2009.
Ik vroeg u mij dit schriftelijk te bevestigen. Ook zou u mij de gang van zaken in de week na uw bezoek komen uitleggen.
De schriftelijke bevestiging bleef uit, evenals uw bezoek.
Over dat takelwerk boven mijn huis heb ik nog eens nagedacht. Ik kan daar geen toestemming voor geven.
Het hele traject wordt op een uiterst vreemde manier afgewikkeld.
(…).”.
2.6. De raadsman van [eiseres] heeft bij brief en faxbericht van 10 december 2009
aan de Stichting bericht dat [eiseres] zich verzet tegen de voorgenomen wijze van plaatsing van de twee noodlokalen. Voorts heeft hij de Stichting gesommeerd om geen uitvoering te geven aan de door haar voorgenomen wijze van plaatsing.
2.7. Bij brief van 11 december 2009 heeft de Stichting aan de raadsman van
[eiseres] geantwoord dat zij geen aanleiding ziet om van de door haar voorgenomen wijze van plaatsing af te zien.
2.8. De Stichting heeft als productie in het geding gebracht een afschrift van een
e-mailbericht van 14 december 2009 van de besloten vennootschap Geo- en milieutechniek te De Meern (hierna te noemen: “Geo- en milieutechniek”) waarin aan [X] het volgende wordt bericht:
ik heb contact gehad met De [D] Kranen bv.
De kraanopstelling is evenwijdig aan de woningen.
Hart van de kraan komt 10 m uit de voorgevel te staan.
De stempelpoten worden uitgeschoven en komen dan op 6 m vanaf de voorgevel te staan (volgens de heer [Y] van de [D] Kranen bv).
Onder elke stempelpoot komt een drukverdelende plaat van 3,5 x 2,5 m2.
In zand (wat je bij de Maliebaan mag verwachten) zullen krachten onder een hoek van 45 graden in de ondergrond voortzetten. Met de diepte neemt dan wel de spanningstoename af. Dit houdt in dat stempelkrachten pas op ca 5 a 6 m onder de woning de voorgevel passeren. Daar zich op dit niveau geen funderingen/kelders bevinden zal de horizontale belasting (ten gevolge van de verticale stempelkracht) geen invloed hebben op de bebouwing. (…).”.
3.1. [eiseres] vordert dat de Stichting bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a) wordt verboden om op 16 december 2009 of enig daarna gelegen moment twee
noodlokalen over het dak van [eiseres] te (laten) takelen,
b) wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2. [eiseres] baseert deze vordering op een dreigende onrechtmatige daad van de Stichting. Zij voert daartoe het volgende aan.
[eiseres] heeft op grond van artikel 5:21 lid 1 BW het exclusieve gebruiksrecht van de ruimte boven de haar in eigendom toebehorende woning en grond (tuin). De in lid 2 van dit artikel neergelegde uitzondering, inhoudende dat het gebruik van de ruimte boven en onder de grond aan anderen is toegestaan indien dit zo hoog boven of onder de oppervlakte plaatsvindt dat de eigenaar geen belang heeft zich daartegen te verzetten, doet zich in dit geval niet voor. Het belang van [eiseres] om zich tegen het takelen van de noodlokalen over haar woning en tuin te verzetten is gelegen in de omstandigheid dat dit
niet veilig is en de kans aanwezig is dat er schade aan de fundering en de muren van de woning van [eiseres] zal ontstaan en deze schade vervolgens niet kan worden verhaald op de daarvoor verantwoordelijken (rechts)personen, waaronder de Stichting. Daarbij komt dat er een andere, voor [eiseres] mindere bezwaarlijke, manier is om de twee noodlokalen op de speelplaats van de Maliebaanschool te plaatsen. De noodlokalen kunnen namelijk via een weg vanaf de Maliebaan naar de speelplaats worden vervoerd. De Stichting mag dan ook niet de twee noodlokalen over de woning en de tuin van [eiseres] heen (laten) takelen. De Stichting handelt in strijd met de wet, en daarmee onrechtmatig tegenover [eiseres], door dit toch te doen.
3.3. De Stichting voert als verweer dat [eiseres] geen belang heeft om zich tegen het takelen van de twee noodlokalen over haar woning en tuin te verzetten.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Vooropgesteld wordt dat het in dit kort geding niet gaat om de, de in punt 2.3 genoemde procedure bij de bestuursrechter van deze rechtbank, ter discussie staande plaatsing van de twee noodlokalen als zodanig, maar slechts om de manier waarop deze twee noodlokalen worden geplaatst. Aan de orde is dan ook alleen de beantwoording van de vraag of [eiseres] zich tegen de door de Stichting voorgenomen wijze van plaatsing van de twee noodlokalen kan verzetten. Hierover wordt het volgende overwogen.
4.2. Artikel 5:21 lid 1 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat de eigenaar van de grond bevoegd is ook de ruimte boven de oppervlakte te gebruiken. Lid 2 van dit artikel houdt, voor zover relevant, in dat het gebruik van de ruimte boven de oppervlakte aan anderen is toegestaan, indien dit zo hoog boven de oppervlakte plaatsvindt dat de eigenaar geen belang heeft zich daartegen te verzetten.
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat de Maliebaanschool door de groei van het aantal leerlingen en het wegvallen van een lokaal op de locatie aan de Schoolstraat te [woonplaats] per 1 januari 2010 extra lokaalruimte nodig heeft. De Stichting heeft er dan ook belang bij dat de twee noodlokalen nog dit jaar (2009) op het schoolplein van de Maliebaanschool kunnen worden geplaatst.
4.4. [eiseres] heeft er belang bij dat zij geen hinder of schade ondervindt van de wijze waarop deze noodlokalen op het schoolplein van de Maliebaanschool worden geplaatst. De Stichting heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dit belang van
[eiseres] niet wordt geschonden. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
4.4.1. Uit het in 2.8 geciteerde e-mailbericht van Geo- en milieutechniek volgt dat de kans gering is dat door het takelen van de noodlokalen over, onder meer, de woning en tuin van [eiseres], schade aan de fundering en de muren van de woning van [eiseres] zal ontstaan. Aanwijzingen dat dit niet het geval is, zijn gesteld noch gebleken.
4.4.2. Daarbij komt dat de Stichting – onvoldoende weersproken – heeft aangevoerd dat de gemeente Utrecht in het kader van het verlenen van de vergunning voor het takelen van de noodlokalen de belasting van de grond heeft bekeken, dat er gebruik wordt gemaakt van materiaal dat is goedgekeurd om dit soort takelwerk te doen en dat de aannemer al vanaf 1972 met kranen werkt en honderden keren een met de onderhavige operatie vergelijkbare operatie heeft uitgevoerd zonder dat er iets mis is gegaan.
4.4.3. De omstandigheid dat de Stichting mogelijk – zoals [eiseres] aanvoert en de Stichting betwist – niet, althans onvoldoende, verzekerd is voor de schade die ten gevolge van het takelen van de noodlokalen over de woning en tuin van [eiseres] mocht ontstaan, is ontoereikend om de conclusie te dragen dat [eiseres] zich tegen deze door de Stichting voorgenomen wijze van plaatsen van de noodlokalen kan verzetten. Uit hetgeen in 4.4.1 en 4.4.2 is overwogen, volgt immers dat het aannemelijk is dat de kans dat er schade zal ontstaan gering is.
4.4.4. Verder geldt dat de Stichting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de noodlokalen niet op een andere minder bezwaarlijke manier op het schoolplein van de Maliebaanschool kunnen worden geplaatst. Daartoe is het volgende redengevend.
Het is voldoende aannemelijk dat ook in het geval de noodlokalen volledig worden gedemonteerd er nog altijd twee grote stukken van 6 bij 3 meter (het plafond- en het vloerdeel) zijn en dat dit ook het geval is indien voor een ander soort noodlokaal dan het onderhavige noodlokaal wordt gekozen.
Tijdens de zitting is aan de hand van de door de Stichting in het geding gebrachte kadastrale kaart van de situatie ter plekke en luchtfoto van de situatie ter plekke door partijen geconstateerd dat er één weg is waarover de noodlokalen mogelijk met een vrachtwagen kunnen worden vervoerd. Het gaat daarbij om een weg waar een slagboom is geplaatst. Deze weg leidt via een bocht naar links naar de achtertuinen van de woningen waarover de Stichting de noodlokalen wil takelen en uiteindelijk naar de achterkant van de Maliebaanschool. Voorzover al aangenomen zou kunnen worden dat de noodlokalen – zoals de Stichting aanvoert – niet te zwaar zijn om per vrachtwagen over deze weg te vervoeren, geldt dat het voldoende aannemelijk is dat – zoals de Stichting aanvoert – de vrachtwagen de achterkant van de Maliebaanschool niet zal kunnen bereiken omdat de weg nadat de bocht naar links is gemaakt te smal is en dat de noodlokalen dan met drie hijskranen over
50 meter moeten worden getild, waarbij gelet op de dichte bebouwing de kans op schade aan de woningen van de omwonenden en het monumentale groen groot is.
4.5. Gelet op wat in 4.3 tot en met 4.4 is overwogen, moet het er in het kader van dit kort geding voor worden gehouden dat [eiseres] geen belang heeft om zich tegen het gebruik van de ruimte boven haar woning en tuin door de Stichting te verzetten. De omstandigheid dat [eiseres] ongemak ondervindt doordat zij gedurende de takelwerkzaamheden, uit voorzorg, enige tijd haar woning moet verlaten en eventueel op kosten van de Stichting moet overnachten in hotel, is ontoereikend om te concluderen dat
zij zich met recht kan verzetten tegen het gebruik van de ruimte boven haar woning en tuin.
4.6. De slotsom is dat de Stichting niet onrechtmatig tegenover [eiseres] handelt door de twee noodlokalen met een hijskraan over de woning en tuin van [eiseres] te (laten) takelen. De vordering van [eiseres] zal dan ook worden afgewezen.
4.7. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de proceskosten in dit geval te compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De Stichting had deze procedure kunnen voorkomen door op een betere en duidelijke manier met [eiseres] te communiceren over de door haar voorgenomen wijze van plaatsing van de twee noodlokalen. Weliswaar is [X] namens de Stichting op 17 november 2009 en
2 december 2009 bij [eiseres] langs geweest met de bedoeling om haar te informeren over de wijze van plaatsing van de noodlokalen, maar hij heeft dit onaangekondigd gedaan zodat [eiseres] – zoals zij ook aanvoert – daardoor is overvallen. Het had op de weg van de Stichting gelegen om [eiseres] (en de andere omwonenden) eerst bij brief over de wijze van plaatsing van de noodlokalen te informeren en [eiseres] vervolgens de gelegenheid te bieden om in een persoonlijk onderhoud haar eventuele bezwaren kenbaar te maken.
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2009.?