ECLI:NL:RBUTR:2009:BK9195
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Kuijer
- G. Perrick
- D.J.A. Kuipers
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de verdachte, geboren in 1989 in Marokko. De rechtbank heeft de termijn van deze maatregel met drie maanden verlengd. Dit besluit volgde op een vordering van de officier van justitie, die op 23 september 2009 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 13 oktober 2009, waar de officier van justitie, de verdachte, zijn raadsvrouw en een getuige-deskundige aanwezig waren.
De rechtbank heeft zich gebaseerd op verschillende adviezen, waaronder een advies van de directeur behandeling van de inrichting, dat op 19 augustus 2009 was uitgebracht. Dit advies gaf aan dat de risicotaxatie van de verdachte afhankelijk was van de delictanalyse, die nog niet was afgerond. De verdachte vertoonde vermijdend gedrag en was niet bereid om een behandelrelatie aan te gaan. De rechtbank oordeelde dat zonder inzicht in de manier waarop de verdachte met risicosituaties omgaat, het niet verantwoord was om hem zonder toezicht te laten oefenen met verlof of activiteiten.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdachte een licht verstandelijke beperking heeft, waardoor hij situaties onvoldoende overziet en niet in staat is om rekening te houden met de wensen en gevoelens van anderen. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eisten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidiverisico nog steeds aanwezig was en dat beëindiging van de behandeling niet verantwoord was. De officier van justitie heeft toegezegd contact op te nemen met de IND om te zorgen voor een snelle beslissing over de verblijfsvergunning van de verdachte.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met drie maanden te verlengen, om de voortgang van de behandeling en de ontwikkeling van de verdachte nauwlettend te volgen.