5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete van € 17.500,-- waarvan € 7.500,-- voorwaardelijk.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij de straftoemeting ten gunste van verdachte rekening dient te worden gehouden met het feit dat het een oude zaak betreft, verdachte geen strafblad heeft, de handel bescheiden in omvang was en verdachte nauwelijks financieel gewin heeft opgeleverd.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank met het volgende rekening gehouden.
Ten aanzien van verdachte is bewezen verklaard dat zij met anderen bijna 3000 kilogram consumentenvuurwerk, dat niet voldeed aan de Nederlandse vuurwerkvoorschriften, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad. Verdachte was de verkopende partij en haar feitelijk leidinggevende is zelf aanwezig geweest bij het inladen van dit vuurwerk in Duitsland, alsook bij het uitladen in Nederland. Verdachte liet anderen het vuurwerk van de opslag in Duitsland naar de bestemming in Nederland vervoeren. De rechtbank rekent dit verdachte in het bijzonder aan. Niet alleen trachtte verdachte door anderen in te schakelen voor het daadwerkelijke vervoer haar eigen strafrechtelijke verantwoordelijkheid te ontlopen, ook heeft zij op deze wijze grote risico’s gecreëerd voor de volksgezondheid. De chauffeur was niet gediplomeerd om vuurwerk te vervoeren, het transport was niet bij het LMIP aangemeld, en ook bij de verdere opslag was op geen enkele wijze rekening gehouden met de geldende veiligheidsvoorschriften. Een deel van het verboden vuurwerk werd in het bijzijn en onder verantwoordelijkheid van de feitelijk leidinggevende van verdachte - zonder vergunning - opgeslagen in een loods die zich naast een sporthal bevond, waardoor een levensgevaarlijke situatie is ontstaan.
Verdachte, die geen vergunning had om in Nederland vuurwerk te verhandelen, heeft doelbewust de Nederlandse regelgeving genegeerd door op deze wijze illegaal vuurwerk te importeren. Het belang van deze regelgeving en de grote risico’s die verbonden zijn aan de opslag en het gebruik van vuurwerk dat niet aan de regels voldoet, mag inmiddels bij een ieder bekend worden verondersteld. Van verdachte in het bijzonder, naar eigen zeggen reeds jarenlang in deze branche opererend, mag worden verwacht dat zij de Nederlandse vuurwerkvoorschriften nauwgezet naleeft. Door te handelen als bewezenverklaard, heeft verdachte een onaanvaardbaar risico in het leven geroepen voor de veiligheid van anderen. Verdachte heeft haar eigen financieel gewin gesteld boven haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Uit het dossier is het beeld ontstaan dat verdachte het in het algemeen niet zo nauw nam met de regels betreffende vuurwerk.
De rechtbank stelt voorts vast dat bij vonnis van heden de feitelijk bestuurder van verdachte is veroordeeld voor feitelijk leiding geven aan voormelde gedraging. Genoemde bestuurder is nog steeds werkzaam bij verdachte. Het bewezenverklaarde was voor verdachte ongetwijfeld ook lucratief. De rechtbank acht het risico op herhaling van dit of soortgelijke strafbare feiten dan ook reëel. Om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw de fout in gaat, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats. Hoewel de rechtbank het bewezenverklaarde feit als ernstig beschouwt, zal zij een straf opleggen die lager is dan door de officier van justitie geëist omdat de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, slechts een gedeelte van de tenlastegelegde periode bewezen acht. Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank nog in het voordeel van verdachte meegewogen dat het bewezenverklaarde geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden en zij geen strafblad heeft.