ECLI:NL:RBUTR:2010:6571

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 september 2010
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
16/600032-10 en 16/440498-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.R. Krol
  • M.J. Veldhuijzen
  • N. van der Velden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval en poging tot woninginbraak met vuurwapens

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 27 september 2010 uitspraak gedaan in twee samenhangende zaken tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval en een poging tot woninginbraak. De verdachte, geboren in 1982 op Curaçao, werd beschuldigd van het medeplegen van een gewapende overval op 28 september 2007, waarbij hij samen met een ander de woning van twee slachtoffers binnendrong en hen onder bedreiging van een vuurwapen geld en goederen afnam. Daarnaast werd hij beschuldigd van een poging tot woninginbraak op 7 januari 2010, waarbij hij samen met anderen in het bezit was van vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 januari 2010 samen met anderen een woning heeft geprobeerd binnen te dringen, waarbij hij en zijn mededaders in de achtertuin werden aangetroffen met breekvoorwerpen en vuurwapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van vier jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. De rechtbank benadrukte de impact van dergelijke misdrijven op de slachtoffers en de samenleving, en dat dergelijk gedrag niet zonder zware straf kan blijven.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/600032-10 en 16/440498-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 september 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1982] te Curaçao (Nederlandse Antillen) gedetineerd in de [verblijfplaats]
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 25 maart 2010, 21 juni 2010 en 13 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/600032-10 feit 1:samen met een ander of anderen heeft geprobeerd met geweld of bedreiging met geweld in te breken in een woning
(primair)dan wel samen met een ander of anderen heeft geprobeerd in te breken in een woning
(subsidiair);
16/600032-l0feit 2:samen met een ander of anderen vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad;
16/440498-10:samen met een ander of anderen door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in hun woning heeft/hebben beroofd en/of door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen om geld en/of goederen afte geven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten van parketnummer
16/600032-10 en het onder parketnummer 16/440498-10 tenlastegelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte tenlastegelegde feiten en de raadsman heeft derhalve vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De 'Utrechtse' zaak (parketnummer 16/600032-10)
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op 7 januari 2010 omstreeks 23.44 uur kwam bij de politie de melding binnen dat er een vermoedelijke woninginbraak gaande was in de woning aan de [adres] te [woonplaats] .1 Op het moment dat de opsporingsambtenaar [verbalisant 1] ter plaatse kwam hoorde hij breekgeluiden, afkomstig uit de achtertuin van de woning gelegen aan de [adres] of [adres] te [woonplaats] .2 Hij dacht te horen dat er een deur werd verbroken. Aan de achterzijde van de woningen zagen de verbalisanten een man over een schutting klimmen en wegrennen.3 Door de verbalisant [verbalisant 1] werd de achtervolging ingezet, waarop uiteindelijk verdachte [verdachte] werd aangehouden.4
Eén van de andere ter plaatse zijnde opsporingsambtenaren, te weten [verbalisant 2] , zag dat een andere man aan de linkerzijde van de tuin van nummer [adres] door de struiken naar de openbare weg liep. [verbalisant 2] rende achter deze persoon aan, die onderweg een vuurwapen liet vallen.
5Deze verdachte heeft kunnen ontkomen aan de politie.
De woning aan de [adres] in [woonplaats] is onderzocht door de politie, waarbij zij in de achtertuin een zwarte sporttas zagen staan, waaruit een koevoet stak. Verder constateerden zij dat de achterdeur van de betreffende woning was opengebroken.6
De politie heeft onderzoek gedaan in de nabije omgeving van de woning en hierbij is een drietal wapens aangetroffen. Het gaat hierbij om een pistool van het merk Bemardelli, model P-One, kaliber 9 mm, met daarin bijbehorende patronen van het kaliber 9 mm Luger, een pistool van het merk CZ, model CZ85 B, kaliber 9 mm, met daarin bijbehorende munitie van het kaliber 9 mm Luger en een pistool van het merk CZ, model 99, kaliber
9 mm, met daarin bijbehorende munitie van het kaliber 9 mm Luger.7
Deze wapens zijn onderzocht door de politie. De wapens die zijn aangetroffen in de nabijheid van de woning betreffen vuurwapens als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie III van de Wet wapens en munitie. De bij de wapens aangetroffen patronen betreffen munitie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, categorie IlI van de Wet wapens en munitie.8
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Vrijspraak
Primair wordt aan verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot inbraak in een woning, vergezeld van geweld of bedreiging met geweld.
Uit het dossier volgt dat de woning aan de [adres] te [woonplaats] een leegstaande woning betrof.9 Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank, uit het enkele feit dat er in de nabijheid van de woning vuurwapens zijn aangetroffen, niet worden afgeleid dat verdachte en zijn mededaders het oogmerk hadden om onder toepassing van geweld en/of bedreiging met geweld de woninginbraak te plegen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Medeplegen
Subsidiair wordt aan verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot inbraak in een woning.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aanwezig is geweest in de [straat] te [woonplaats] op 7 januari 2010. Verdachte was daar samen met drie anderen. Verdachte was op die dag gevraagd door één van hen om te helpen met het verhuizen van spullen. Ze zijn toen naar een woning gereden. Terwijl verdachte aldaar in de auto bleef wachten, gingen de andere drie personen naar de woning toe. Omdat verdachte vond dat het lang duurde, is hij een kijkje gaan nemen. Verdachte heeft ontkend in de achtertuin van de woning te zijn geweest.10
Deze verklaring komt de rechtbank onaannemelijk voor, gelet op de bevindingen van de verbalisanten, de verklaring van getuige [getuige 1] en de niet-verzonden sms-berichten in de telefoon van verdachte. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Door getuige [getuige 1] 11 is bij de politie verklaard dat zij op 7 januari 2009
(de rechtbank begrijpt7
januari 2010)omstreeks 23.30 uur gestommel hoorde buiten, aan de achterzijde van haar woning. Toen zij naar buiten keek zag zij vier mannen in de tuin van de buren van nummer [adres] staan. Zij kon dit goed waarnemen daar er via een brandende lantaarnpaal naast de tuin lichtschijnsel in de tuin kwam. Zij hoorde op dat moment geluiden alsof er iets ontzet werd. Zij hoorde ook dat de mannen met elkaar spraken. Na een paar minuten heeft zij 112 gebeld. Enige tijd later zag zij dat er een politieauto stopte, dat de agenten uitstapten en dat hierop de vier mannen wegrenden. Zij zag dat twee mannen de achtertuin uit gingen en dat twee mannen over de schutting klommen.
Door de verbalisanten is verklaard dat zij de man die zij over de schutting zagen klimmen hebben achtervolgd en dit bleek na aanhouding verdachte te zijn.12 Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] kan worden afgeleid dat hij verdachte tijdens de achtervolging niet uit het oog is verloren.13
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte zich heeft bevonden in de achtertuin van de woning aan de [straat] . Nu uit de verklaring van getuige [getuige 1] voorts blijkt dat er vier mannen in de tuin aanwezig waren op het moment dat zij hoorde dat er iets werd ontzet en dat deze mannen met elkaar contact hadden, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking zodat verdachte als medepleger van de poging tot woninginbraak moet worden beschouwd. Verdachte is aanwezig geweest bij de uitvoering van het delict en heeft zich daarvan niet gedistantieerd. Hij is pas uit de tuin weggegaan (gevlucht) op het moment dat de politie arriveerde.
Daar komt bij dat zich in de telefoon van verdachte een tweetal niet verzonden sms­ berichten is aangetroffen gedateerd 3 en 4 januari 2010, dus gelegen vóór de datum van de woninginbraak, die betrekking hebben op het adres van de desbetreffende woning.14 De verklaring van verdachte dat hij niet bekend was met de woning voor 7 januari 2010 is aldus aantoonbaar onjuist. Verdachte heeft voor de aanwezigheid van deze sms-berichten geen aannemelijke verklaring kunnen geven.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
In de nabijheid van de woning aan de [adres] te [woonplaats] zijn drie wapens, met munitie, aangetroffen. Eén van de wapens is aangetroffen op de vluchtroute van verdachte, slechts enkele meters verwijderd van de plaats waar verdachte is aangehouden.15 Het tweede wapen is gevonden op de vluchtroute van de verdachte die heeft kunnen ontkomen aan de politie.16 Het derde wapen is gevonden in de tuin aan de [adres] .17
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen zoals weergegeven in de voetnoten volgt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders .Tevens is komen vast te staan dat deze personen wapens bij zich hadden. Nu de wapens op verschillende plaatsen in de nabijheid van de betreffende woning zijn aangetroffen, valt hieruit af te leiden dat de wapens onder de daders verdeeld waren. Nu één van de wapens is aangetroffen op de vluchtroute van verdachte, op enkele meters van de plaats van aanhouding van verdachte, volgt hieruit, naar het oordeel van de rechtbank, dat ook verdachte één van de wapens voorhanden heeft gehad. Niet gebleken is dat naast verdachte nog een ander persoon gebruik heeft gemaakt van die vluchtroute.
Naar het oordeel van de rechtbank is er ook ten aanzien van het voorhanden hebben van de wapens sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders en daarmee van het medeplegen van het voorhanden hebben van de vuurwapens als in de tenlastelegging vermeld. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte van de andere wapens geen weet heeft gehad, gezien de nauwe en bewuste samenwerking bij de woninginbraak.
4.3.2
De ' […] ' zaak
Op 28 september 2007 omstreeks 13.06 uur krijgt de politie de melding te gaan naar [adres] te [woonplaats] , alwaar een bedreiging zou hebben plaatsgevonden.18 Ter plaatse verklaarde [slachtoffer 2] dat zij en haar vriend zojuist in hun woning waren overvallen door twee mannen, waarvan één van de mannen een pistool had. Haar vriend zou hierna met een mes achter de twee mannen ziJn aangerend.19 [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van bovenstaande op 4 oktober 2007. 20
Op 28 september 2007 omstreeks 13.15 uur komt de melding binnen bij de politie dat er een man, gekleed in een zwembroek en met een groot mes in zijn handen, achter twee jongens aanrende op de [straat] in [woonplaats] .21
Op de [straat] spreken de verbalisanten met [slachtoffer 1] die verklaarde zojuist in zijn woning te zijn overvallen door twee mannen en dat hij achter de mannen was aangerend, en dat hij van de auto waarmee de mannen weg wilden rijden de kentekenplaten had afgehaald. Aangever [slachtoffer 1] is door de verbalisanten aangehouden op verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie.22
Verdachte heeft bekend in de woning van de aangevers aanwezig te zijn geweest.23
Van aangeefster [slachtoffer 2] wordt in haar woning een verklaring opgenomen, waarbij zij heeft verklaard dat twee mannen haar woning zijn binnengedrongen, waarbij één van de mannen een pistool in zijn handen had. Haar vriend moest op de grond gaan liggen van één van de mannen. Aangeefster was op dat moment in haar slaapkamer samen met haar dochter van een jaar oud.24 De man met het pistool kwam de slaapkamer binnen en zei tegen [slachtoffer 2] dat hij haar zou doodschieten als zij de politie zou bellen. De andere man was op dat moment de woning aan het doorzoeken. De man met het wapen in zijn handen heeft uiteindelijk geld uit een brillenkoker gepakt. De andere man heeft de laptop van de zus van aangeefster
(de rechtbank begrijpt [benadeelde] )gepakt en meegenomen. Hierna hebben de mannen de woning verlaten.25 Bij haar aangifte heeft [slachtoffer 2] aanvullend verklaard dat de man het vuurwapen op haar richtte en tegen haar zei: "waar ben je mee bezig, als je de politie heb gebeld dan schiet ik je dood". Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 2] verklaard dat deze man tegen haar heeft gezegd: "ik schiet je dood".26
Na zijn aanhouding heeft aangever [slachtoffer 1] aangifte gedaan.27 Uit deze aangifte volgt dat hij de voordeur van de woning heeft geopend en dat hij zag dat er twee mannen voor de deur stonden. Eén van deze mannen stak een pistool door de kier van de deur. Daarna drukte de man het pistool tegen het hoofd van aangever en riep: 'naar binnen, naar binnen". De mannen kwamen de woning binnen en het pistool werd op de borst van aangever gericht, waarbij werd gezegd "Ga op de grond liggen en kijk niet naar mij". De man met het pistool riep "Ik wil geld, ik weet dat je geld hebt, je hebt die auto verkocht. Geef mij je geld". De man met het pistool heeft uit de slaapkamer uit een brillendoos ongeveer € 1.000,- gepakt.
De andere man heeft de laptop meegenomen. Daarna hebben beide mannen de woning verlaten en is aangever achter hen aangerend, met een mes in zijn handen.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verdachte herkend bij een fotoconfrontatie als één van de daders.28 Ook aangever [slachtoffer 1] heeft verdachte van een foto met zekerheid herkend als de man die hem heeft overvallen.29
Bewijsoverwegingen
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van dit tenlastegelegde feit, nu, vanwege de inconsistente verklaringen van de aangevers, hieruit niet het overtuigend bewijs kan worden afgeleid.
De rechtbank deelt dit oordeel van de raadsman niet.
Hoewel de verklaringen van aangevers, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris op 8 september 2010, op onderdelen afwijkend zijn, vinden zij steun in elkaar en komen zij in grote lijnen en op essentiële punten met elkaar overeen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat uit het dossier volgt dat de aangevers geen gelegenheid hebben gehad om hun verklaringen op elkaar afte stemmen. Aangeefster [slachtoffer 2] is door de politie op 28 september 2007 in haar woning direct gehoord. Haar vriend, aangever [slachtoffer 1] , is door de politie, nadat zij hem op straat aantroffen met een mes, aangehouden en meegenomen naar het politiebureau, alwaar hij eveneens op 28 september 2007 een verklaring heeft afgelegd. Aangevers hebben tussentijds geen contact met elkaar kunnen hebben.
Dat de verklaringen op details niet geheel overeenkomen bevreemdt de rechtbank geenszins, gezien de angstige situatie waarin aangevers ten tijde van de overval moeten hebben verkeerd, en voorts dat de ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaringen ongeveer drie jaren na het onderhavige feit zijn afgelegd.
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij op 28 september 2007 in de woning van aangevers aanwezig was met ene [A] , van wie hij geen nadere gegevens kan verstrekken. Deze [A] zou bij aangevers zijn langsgegaan om drugs te kopen, aldus verdachte.30
Deze verklaring van verdachte vindt echter geen steun in andere bewijsmiddelen.
Het dossier bevat een proces-verbaal van bevindingen van de politie, waaruit volgt dat er niets bekend is over betrokkenheid van aangever [slachtoffer 1] bij de handel in verdovende middelen noch over drugsoverlast of andere drugsgerelateerde feiten in de omgeving van de woning aan [adres] te [woonplaats] ? Daarnaast komt het de rechtbank onaannemelijk voor dat iemand die in drugs zou handelen, zijn 'klanten' openlijk op straat achterna zou rennen en hierbij naar omstanders zou roepen dat de politie gebeld moest worden.32
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
16160032-10:
1.
Subsidiair
op 07 januari 2010 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in uit een woning aan de [adres] weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, immers heeft/hebbende hij verdachte,
en/of zijn mededaders (nadat hij verdachte en zijn mededaders in de tuin
van voornoemde woning waren gegaan) met een breekvoorwerp in de sluitnaad van het kozijn en een achterdeur van die woning gewrikt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
op 07 januari 2010 te IJsselstein, tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie III, en bijbehorende munitie van categorie III, te weten,
- pistool (merk Bernardelli, model P-one, kaliber 9mm) met (daarin) (bijbehorende) munitie (kaliber 9 mm Luger) en
- pistool (merk CZ, model CZ 85B, kaliber 9 mm) met (daarin) (bijbehorende) munitie (kaliber 9mm Luger) en
- pistool (merk CZ, model 99, kaliber 9mm) met (daarin) (bijbehorende) munitie (kaliber 9 mm Luger),
voorhanden heeft gehad; […] :
op 28 september 2007 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, uit een woning gelegen aan de [adres] een geldbedrag (van ongeveer 1000 euro) en een laptop, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gezet en gehouden en tegen die [slachtoffer 1] heeft geroepen "naar binnen, naar binnen", en
- de woning van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is binnengedrongen, en
- aldaar wederom een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft gericht en gehouden en tegen die [slachtoffer 1] heeft geroepen: 'Ga op de grond liggen en kijk niet naar mij' en 'Ik wil geld, ik weet dat je geld hebt, je hebt die auto verkocht. Geef mij je geld', en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] heeft gericht en geroepen "waar ben je mee bezig, als je de politie hebt gebeld dan schiet ikje dood" en "ik schiet je dood".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1 van parketnummer 16/600032-10:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 16/600032-10:
medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en
medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van parketnummer 16/440498-10:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit bij een strafoplegging verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van verdachte en subsidiair heeft de raadsman bepleit aan verdachte een lagere straf op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie, nu verdachte reeds lange tijd niet meer in aanraking is geweest met justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Bewezen is verklaard dat de verdachte op 28 september 2007 samen met een ander een gewelddadige, gewapende overval heeft gepleegd. De overval vond plaats in het huis van de slachtoffers, terwijl zij aanwezig waren samen met hun dochter van één jaar oud. Hiermee is een ernstige inbreuk gemaakt op de privacy en integriteit van de slachtoffers. Verdachte en de medeverdachte zijn, nadat één van de slachtoffers nietsvermoedend de deur had geopend, de woning binnengedrongen, waarbij zij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die persoon hadden gericht. Onder bedreiging van dat voorwerp hebben verdachte en de medeverdachte vervolgens geld en een laptop meegenomen.
Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven ernstige en langdurige psychische schade aanrichten bij de slachtoffers. De verdachten hebben zich kennelijk laten leiden door hun zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers.
Daarnaast heeft verdachte zich op 7 januari 2010, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak, waarbij verdachte en zijn medeverdachten in het bezit waren van een drietal vuurwapens, met bijbehorende munitie. Hiermee is inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van de woning. Voorts leveren dit soort feiten doorgaans gevoelens op van onrust en onveiligheid bij de buurtbewoners.
Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 juni 2010, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van onder meer geweldsdelicten, vermogensdelicten en overtreding van de Wet wapens en munitie. De rechtbank rekent het verdachte voorts zwaar aan dat hij zich, blijkens voornoemd uittreksel, binnen een maand na zijn vrijlating uit detentie in 2007 opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, te weten de overval in de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel, daarbij aansluiting zoekend bij de straffen die door deze rechtbank doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd, dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 57,310,311,312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het bij parketnummer 16/600032-10 onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mrs. M.J. Veldhuijzen en N. van der Velden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 september 2010.
Mr. M.J. Veldhuijzen is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
16/600032-10:
1.
Primair
hij op of omstreeks 07 januari 2010 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Utrecht,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en/ of bedreiging met geweld tegen die [slachoffer] en/of (een) ander(en),
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
  • met een (of meerdere) vuurwapen(s}, althans op vuurwapen gelijkende voorwerp(en) (en/of met daarin bijbehorende munitie) en/of (diverse) breekvoorwerpen naar voornoemde woning gegaan en/of
  • in de tuin van voornoemde woning geklommen/gegaan en/of
  • (aldaar) met een (breek)voorwerp in de sluitnaad van het kozijn en een (achter)deur van die woning gewrikt en/of
  • (nadat verdachte en/of zijn mededaders in zijn/hun handelen werd(en) gestoord) op de vlucht geslagen en/of weggerend en/of (daarbij) voornoemde vuurwapen(s), althans op vuurwapen gelijkende voorwerp(en) (en/of met daarin de bijbehorende munitie) weggegooid, in ieder geval op de grond laten vallen en/of
  • (nadat door een politieambtenaar werd geroepen "stop politie" en/of "stop politie of ik schiet") weggerend,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid; art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 07 januari 2010 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/ uit een woning aan de
[adres] weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/ of die/ dat weg te nemen geld en/of
goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebbende hij verdachte, en/of zijn mededader(s) (nadat hij verdachte en/of zijn medader(s) in de tuin
van voornoemde woning waren geklommen/gegaan) met een (breek)voorwerp in de sluitnaad van het kozijn en een (achter)deur van die woning gewrikt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid; art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub
5Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij, op of omstreeks 07 januari 2010 te IJsselstein, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, en/of (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten,
- pistool (merk Bernardelli, model P-one, kaliber 9mm) met (daarin) (bijbehorende) munitie (kaliber 9 mm Luger) en/of
- pistool (merk CZ, model CZ 85B, kaliber 9 mm) met (daarin) (bijbehorende) munitie (kaliber 9mm Luger) en/of
- pistool (merk CZ, model 99, kaliber 9mm) met (daarin) (bijbehorende) munitie (kaliber 9 mm Luger),
voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
[…] ;
op of omstreeks 28 september 2007 te [woonplaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen, (uit een woning gelegen aan de [adres] ) een geldbedrag (van ongeveer 1000 euro) en/of een laptop, althans enig goed van zijn/hun gading,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en/ of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/ of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/ of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 1000 euro) en/of een laptop, althans enig goed van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en
/ of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dan hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gezet en/of gehouden en/of gericht en/of tegen
die [slachtoffer 1] heeft geroepen/gezegd "naar binnen, naar binnen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is binnengedrongen, althans binnengegaan en/of
  • (aldaar) (wederom) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gehouden en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft geroepen/gezegd: 'Ga op de grond liggen en kijk niet naar mij' en/of 'Ik wil geld, ik weet dat je geld hebt, je hebt die auto verkocht. Geef mij je
geld', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] heeft gericht en/of geroepen/gezegd "waar ben je mee bezig, als je de politie heb gebeld dan schiet ikje dood" en/of "ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
art 317 Wetboek van Strafrecht art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
1. Het proces-verbaal, opgenomen op pagina 3 van het proces-verbaal dossiernummer PL0960/2010006743, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 106.
2 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 14.
3 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot l genoemde proces-verbaal, pagina 15 en het proces­ verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 22.
4 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina's 15 en 16.
5Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 19.
6 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 31.
7 Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina's 17 en 18 van het proces-verbaal dossiernummer PL0960/2010006743A, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vom opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 79.
8 Idem.
9 Het proces-verbaal van aangifte door [slachoffer] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 54.
10 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2010.
11 Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 39.
12 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 15 en het proces­ verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 22.
13 Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina's 15 en 16.
1. Het proces-verbaal, opgenomen op pagina
5van het proces-verbaal dossiernummer
PL0960/2010006743B, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 43.
15 Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 76 tot en met 78, met bijlage op pagina 79.
16 Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 19.
17 Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 83.
18 Het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina l van het proces-verbaal dossiernummer 2007329665, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 198.
19 Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder
voetnoot 18 genoemde proces-verbaal, pagina's 1 en 2.
20 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 18 genoemde proces-verbaal, pagina's 51 tot en met 56.
21 Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 18 genoemde proces-verbaal, pagina 3.
22 Idem.
23 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2010.
24 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 18 genoemde proces-verbaal, pagina 51.
25 Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 18 genoemde proces-verbaal, pagina's 7, 8 en 9.
26 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 18 genoemde proces-verbaal, pagina 53 en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 8 september 2010.
27 Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 18 genoemde proces-verbaal, pagina's 14 tot en met 19.
28 Het proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 18 genoemde proces-verbaal, pagina 's l72 en 173.
29 Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in
het onder voetnoot 18 genoemde proces-verbaal, pagina 164.
30 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2010.
31 Het proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 5] , in de wettelijke vorm opgemaakt onder proces-verbaal nummer PL1 710 2007329665-l 8.. .. .
32Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 18 genoemde proces-verbaal, pagina 37.