ECLI:NL:RBUTR:2010:BL4917
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Colportagewet en reflexwerking ten behoeve van kleine ondernemers in geschil met automatiseringsleverancier
In deze zaak heeft de kantonrechter te Utrecht op 20 januari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een kleine ondernemer en Proximedia Nederland B.V., een leverancier van automatiseringsproducten. De ondernemer, aangeduid als [eiser], heeft zich beroepen op de beschermende bepalingen van de Colportagewet, met de stelling dat deze via reflexwerking ook voor hem van toepassing zijn. Hij betoogde dat de overeenkomst nietig was omdat niet aan de vereisten van artikel 24 lid 2 sub a van de Colportagewet was voldaan, en dat hij de overeenkomst buitengerechtelijk had ontbonden op grond van artikel 25 van de Colportagewet. Proximedia betwistte de toepassing van de Colportagewet en voerde aan dat de ondernemer niet had gedwaald of bedrogen was bij het sluiten van de overeenkomst.
De kantonrechter overwoog dat de Colportagewet primair bedoeld is ter bescherming van consumenten, maar dat onder bepaalde omstandigheden ook kleine ondernemers hierop een beroep kunnen doen. De rechter concludeerde dat de reflexwerking van de Colportagewet in dit geval niet zo ver strekte dat de overeenkomst reeds nietig was, enkel omdat de mogelijkheid tot ontbinding niet in de overeenkomst was vermeld. De rechter behandelde ook de argumenten van [eiser] over dwaling en bedrog, maar oordeelde dat hij onvoldoende concrete feiten had aangedragen om zijn stellingen te onderbouwen. De kantonrechter wees erop dat [eiser] niet had aangetoond dat hij door de vertegenwoordiger van Proximedia onjuist was geïnformeerd over de voorwaarden van de overeenkomst.
De zaak werd vervolgens aangehouden voor bewijslevering, waarbij [eiser] de gelegenheid kreeg om aan te tonen dat de vertegenwoordiger van Proximedia onjuiste mededelingen had gedaan over de overeenkomst. De kantonrechter stelde dat het aan [eiser] was om de door Proximedia betwiste feiten te bewijzen, en dat hij voldoende gelegenheid had gekregen om zijn bewijsaanbod te concretiseren. De zaak werd verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling.