ECLI:NL:RBUTR:2010:BL5183

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
279509 / KG ZA 09-1362
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de totstandkoming van een Realisatie-overeenkomst voor de ontwikkeling van een appartementencomplex in Abcoude

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, ging het om een geschil tussen de gemeente Abcoude en verschillende partijen, waaronder Memid Investments B.V., Bouwbedrijf Midreth B.V. en de Vereniging De Lage Wal, over de ontwikkeling van een appartementencomplex op het Meerbadterrein. De gemeente vorderde dat de gedaagden de grond zouden afnemen en de koopsom zouden voldoen, maar de gedaagden stelden dat er geen definitieve Realisatie-overeenkomst tot stand was gekomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente niet bevoegd was om de vorderingen tegen Memid in te stellen, omdat Memid geen partij was bij de eerdere overeenkomsten. De rechter concludeerde dat er geen overeenstemming was bereikt over de essentialia van de Realisatie-overeenkomst, en dat de geschillenbeslechting volgens de eerdere overeenkomsten via mediation en arbitrage moest plaatsvinden. De gemeente werd veroordeeld in de proceskosten, en de vorderingen tegen Memid werden afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke overeenkomsten en de noodzaak om geschillen volgens de afgesproken procedures te beslechten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 279509 / KG ZA 09-1362
Vonnis in kort geding van 19 februari 2010
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ABCOUDE,
zetelend te Abcoude,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R. Drent,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEMID INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Mijdrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. H. Nicaise,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJF MIDRETH B.V.,
gevestigd te Mijdrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. H. Nicaise,
2. de vereniging
VERENIGING DE LAGE WAL,
gevestigd te Abcoude,
gedaagde in conventie,
vertegenwoordigd door de heer J. Swinkels, voorzitter van het bestuur.
Partijen zullen hierna de gemeente, Memid c.s. (afzonderlijk: Memid en Midreth) en De Lage Wal genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de gemeente
- de pleitnota van Memid c.s.
- de eis in voorwaardelijke reconventie van Memid c.s.
- de pleitnota van De Lage Wal.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 18 juni 2001 hebben de gemeente en De Lage Wal een Samenwerkings-overeenkomst gesloten met betrekking tot de ontwikkeling van een appartementencomplex op het perceel gemeente Abcoude, sectie A nummer 02887, hierna te noemen: de grond. De Samenwerkingsovereenkomst luidt - voor zover relevant - als volgt:
“(…)
3.2 (…) In ieder geval zal de Gemeente de appartementsrechten of de grond in eigendom overdragen aan de Vereniging of aan de Realisator op het tijdstip van feitelijke oplevering als bedoeld in art. 5 of waarop partijen besluiten dat de grond geleverd zal worden in de staat waarin deze zich thans bevindt (art. 5.7).
(…)
4.1 De Koopprijs voor de Grond, die de Vereniging heeft genoemd in haar bieding en die de Gemeente bij de gunning heeft geaccepteerd, bedraagt nlg 11.750.000,- incl. de daarover verschuldigde BTW.
(…)
5.2 Het moment van Feitelijke Oplevering is 14 dagen nadat de Gemeente schriftelijk aan de Vereniging heeft laten weten dat de Grond voor Feitelijke Oplevering gereed is.
(…)
6.6 De Gemeente zal op verzoek van de Vereniging de Grond leveren aan een andere partij dan de Vereniging zelf, te weten de Realisator, mits bij een dergelijke levering de oorspronkelijke uitgangspunten van de projectontwikkeling door de Vereniging gewaarborgd blijven en ook overigens is voldaan aan de eventuele voorwaarden die de Gemeente tot behoud van haar belangen hieromtrent kan stellen.
(…)
16.2 Indien tussen partijen een geschil mocht ontstaan over de wijze van nadere invulling van nog niet concreet vastgelegde elementen in deze overeenkomst, bij de voorbereiding van de Realisatieovereenkomst, of indien partijen van mening verschillen over de wijze van uitvoering van het bepaalde in deze overeenkomst of over de uitleg van haar bepalingen, dienen zij te trachten in onderling overleg binnen een redelijke termijn tot overeenstemming te komen. Indien het bereiken van overeenstemming een spoedeisend karakter heeft dient het overleg op zo kort mogelijke termijn gevoerd te worden.
16.3 Wordt bij het vorenbedoelde overleg geen overeenstemming bereikt, dan dienen partijen in eerste instantie hun geschil tot een oplossing trachten te brengen door inschakeling van professionele conflictbemiddelaar (Mediation) overeenkomstig het ACB Mediationreglement.
16.4 Biedt de mediation als bedoeld in het vorige lid geen uitkomst dan zal het geschil worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut te Rotterdam, zoals dat op dat moment luidt. Het aantal arbiters is 1. Plaats van arbitrage is Utrecht.
(…)”
2.2. Op 6 juli 2001 hebben De Lage Wal en Midreth een Samenwerkingsovereenkomst gesloten met betrekking tot het onder 2.1 bedoelde project. Deze overeenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
“(…)
2.3. Partijen zijn overeengekomen dat Midreth de bevoegdheid heeft haar rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk over te dragen aan de tot de ‘Midreth-groep’ behorende vennootschap ‘Memid Investments B.V.’, mits laatstgenoemde aan de Vereniging dezelfde garanties op het punt van financiële gegoedheid en organisatorische en vakmatige bekwaamheid biedt als Midreth, en mits de Gemeente, voor zover zij daar krachtens Artikel 3 belanghebbende bij is, met deze in de plaats stelling instemt.
(…)
3.2. Midreth verklaart bekend te zijn met de in 3.1. genoemde samenwerkingsovereenkomst en zij neemt op zich als partij bij de Realisatieovereenkomst alle daarin genoemde verplichtingen, die op haar als Realisator betrekking hebben, op zich te nemen, waaronder met name de bepaling over de G.I.W.- garantie.
Midreth zal aan de gemeente schriftelijk bevestigen dat zij de in dit artikel 3.2. omschreven verplichtingen op zich heeft genomen.
Mocht de Vereniging om haar moverende redenen besluiten de Gemeente te verzoeken de Grond niet aan haar, maar aan Midreth als Realisator te leveren, dan zal Midreth voldoen aan de verplichtingen die zijn genoemd in 6.6 van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Vereniging en de Gemeente.
(…)”
2.3. Op 16 februari 2006 hebben de gemeente, Midreth en De Lage Wal een Vaststellingsovereenkomst gesloten, die – voor zover relevant – luidt als volgt:
“(…)
a. Voor het gedeelte Meerbadterrein Noordkant, ook genoemd 1A, bedraagt de koopprijs van de grond voor de bouw van 21 appartementen exclusief BTW € 2.925.000,00 (…). Voor deze koopprijs zal vanaf 13 weken na de datum van het raadsbesluit waarbij deze vaststellingsovereenkomst is goedgekeurd, indexatie gelden volgens de Index CPI alle huishoudens. (…)
h. De gemeente kent aan de Lage Wal toe een voorwaardelijke preferente positie voor de grond op het terreingedeelte Zuidkant (ook genoemd 1B) van het Meerbadterrein
i. De voorwaarde bestaat hieruit, dat de Lage Wal haar preferentie tot koop kan uitoefenen zodra de gemeenteraad van Abcoude het besluit genomen heeft om:
- hetzij het zwembad niet langer op deze locatie te handhaven (hypothese 1);
- hetzij het zwembad op deze locatie te handhaven en op het overige deel van de locatie grond voor bebouwing beschikbaar te stellen (hypothese 2).
(…)
v. Waar in het bovenstaande gesproken wordt van “de Lage Wal” wordt hieronder mede verstaan “”Bouwbedrijf Midreth B.V.”, tenzij uit de context duidelijk is dat slechts de vereniging de Lage Wal bedoeld kan zijn.
(…)”
2.4. Op 28 maart 2006 is een Aanvulling op de Vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.
2.5. In april 2009 heeft de gemeente aan Memid c.s. en De Lage Wal een concept Realisatie-overeenkomst gezonden.
2.6. Bij e-mail van 12 mei 2009 hebben Memid c.s. en De Lage Wal onder meer de volgende wijzigingsvoorstellen gedaan:
“(…)
Pag. 4 Ad 2. Doel van de Realisatieovereenkomst
In deze bepaling wordt aangegeven dat bij de feitelijke en juridische oplevering van de grond en bij de realisatie van de bouw de Vereniging de directe contractpartij zal zijn van de Gemeente. Aan Midreth is een afgeleide rol toegekend, in die zin dat de Gemeente Midreth al in 2001 als “Realisator’ bij het project heeft erkend, en dat aan haar onder bepaalde voorwaarden de rechten en verplichtingen die de Vereniging heeft tegenover de Gemeente kunnen worden overgedragen.
De Vereniging en Midreth stellen voor deze benadering te wijzigen door in de Realisatieovereenkomst Memid de primaire contractpartij te laten zijn van de Gemeente. Wel zullen in deze opzet voor de Vereniging de rechten en verplichtingen die zij met de gemeente in de eerdere overeenkomsten is aangegaan, in beginsel blijven gelden.
(…)
Pag. 4 artikel 4.2
Memid heeft aangegeven dat met het oog op de kredietcrisis en de moeilijke situatie op de huizenmarkt de termijn van 3 maanden, waarbinnen met de bouw moet worden gestart, thans zodanige risico’s en financieringslasten voor de Realisator met zich brengt dat in redelijkheid niet van hem gevergd kan worden dat hij zonder meer aan deze voorwaarde dient te voldoen. Daarom stellen Memid en de Vereniging voor dat de verplichting tot starten van de bouw ontstaat zodra tenminste voor 60% van de te bouwen appartementen een definitieve koop- en aannemingsovereenkomst is gesloten.
(…)”
Memid c.s. en De Lage Wal stellen in deze e-mail voor nader overleg met de gemeente te voeren over de uiteindelijke tekst.
2.7. Bij brief van 25 juni 2009 heeft de gemeente aan Memid c.s. en De Lage Wal een concept Realisatie-overeenkomst gezonden d.d. 24 juni 2009. Deze overeenkomst luidt - voor zover relevant - als volgt:
“(…)
G. Dat Midreth Groep het wenselijk vindt dat bij de verdere realisatie van het project de groepsvennootschap Memid tegenover de Gemeente, de Vereniging en tegenover derden primair als vertegenwoordiger van Midreth Groep zal optreden.
H. Dat het onder G. bedoelde optreden van Memid onverlet laat de door Midreth aangegane en toekomstige verplichtingen, welke zijn genoemd in de Samenwerkingsovereenkomst d.d. 18 juni 2001, de Vaststellingsovereenkomst d.d. 16 februari 2006 en de aanvulling op de Vaststellingsovereenkomst d.d. 28 maart 2006. Derhalve zullen Memid en Midreth hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de verplichtingen die zij bij het project zijn aangegaan of nog zullen aangaan.
(…)
8.1. De juridisch levering en de betaling van de koopprijs zullen op dezelfde datum als de feitelijke levering plaatsvinden.
(…)
9.2. Het moment van feitelijke levering is 14 dagen nadat de Gemeente aan Memid heeft laten weten dat de gronden voor feitelijke levering gereed zijn, een en ander conform het gestelde in artikel 5.2 van de Samenwerkingsovereenkomst, (…).
(…)
13.4. Alle geschillen die ontstaan in verband met deze Realisatieovereenkomst of daaruit voortvloeiende nadere overeenkomsten, zullen aanhangig worden gemaakt bij de bevoegde burgerlijke rechter.
(…)”
2.8. Bij brief van 18 september 2009 heeft de gemeente Memid c.s. en De Lage Wal gesommeerd de grond uiterlijk op 5 oktober 2009 af te nemen en de koopsom te voldoen. Memid c.s. en De Lage Wal hebben aan deze sommatie niet voldaan.
3. Het geschil in conventie
3.1. De gemeente vordert samengevat - dat Memid c.s. en De Lage Wal hoofdelijk veroordeeld worden om:
- het perceel kadastraal bekend gemeente Abcoude sectie A nummer 3310 (gedeeltelijk) af te nemen en in eigendom te aanvaarden,
- de koopsom van EUR 2.925.000, vermeerderd met indexering, te voldoen,
- de Samenwerkingsovereenkomst van 18 juni 2001, de Vaststellingsovereenkomst van 16 februari 2006 (en de Aanvulling daarop van 28 maart 2006) alsmede de Realisatie-overeenkomst van 25 juni 2009, althans de romp realisatie-overeenkomst na te komen,
- een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom,
- een bedrag van EUR 30.000,00 te betalen als voorschot op de verschuldigde schadevergoeding wegens door de gemeente geleden schade,
- de kosten van het geding en de nakosten te betalen.
3.2. Memid c.s. en De Lage Wal voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in voorwaardelijke reconventie
4.1. Memid c.s. vordert samengevat - in voorwaardelijke reconventie (onder de voorwaarde dat de voorzieningenrechter zich niet onbevoegd verklaart, of de gemeente niet niet-ontvankelijk verklaart of de vordering niet afwijst en naar mediation verwijst) dat de gemeente veroordeeld wordt met Memid c.s. en De Lage Wal te goeder trouw door te onderhandelen teneinde een realisatie-overeenkomst te sluiten voor 36 appartementen die voldoet aan de reeds totstandgekomen overeenkomsten, en rekening houdende met de sindsdien gewijzigde omstandigheden, alsmede dat de gemeente veroordeeld wordt in de kosten van het geding.
4.2. De gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Als meest verstrekkend verweer hebben Memid c.s. en De Lage Wal aangevoerd dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen, aangezien partijen in artikel 16 van de Samenwerkingsovereenkomst van 18 juni 2001 zijn overeengekomen dat geschillen als de onderhavige worden beslecht via mediation dan wel arbitrage.
5.2. De gemeente heeft zich tegen onbevoegdverklaring verzet met de stelling dat partijen in de nadien totstandgekomen Realisatie-overeenkomst een nieuwe regeling voor geschillenbeslechting zijn overeengekomen, namelijk artikel 13.4, waarin is bepaald dat de burgerlijke rechter bevoegd is om van geschillen met betrekking tot de Realisatie-overeenkomst of daaruit voortvloeiende nadere overeenkomsten kennis te nemen.
5.3. De kern van het geschil tussen partijen, ook in het geschil over de bevoegdheid van de voorzieningenrechter, betreft het antwoord op de vraag of tussen partijen een Realisatie-overeenkomst tot stand gekomen is. De gemeente stelt zich op het standpunt dat deze overeenkomst tot stand gekomen is op of omstreeks 25 juni 2009 dan wel 12 mei 2009 dan wel op een andere datum begin 2009.
5.4. Vooropgesteld dient te worden dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding daarvan. De eerste concept Realisatie-overeenkomst die de gemeente in april 2009 aan Memid c.s. heeft gezonden, kan als een dergelijk aanbod gelden. De gemeente stelt dat Memid c.s. en De Lage Wal met hun e-mail van 12 mei 2009 dit aanbod hebben aanvaard door het doen van wijzigingsvoorstellen in deze e-mail. Door het vervolgens aanvaarden van deze wijzigingsvoorstellen door de gemeente is, aldus de gemeente, een perfecte Realisatie-overeenkomst tot stand gekomen.
5.5. Uitgangspunt van artikel 6:225 BW is dat een aanvaarding die van het aanbod afwijkt, als een nieuw aanbod geldt en als verwerping van het oorspronkelijke, tenzij de afwijking slechts ondergeschikte punten betreft. In de e-mail van 12 mei 2009 is van afwijking op ondergeschikte punten geen sprake. Bij deze e-mail hebben Memid c.s. en De Lage Wal aangegeven dat zij De Lage Wal willen laten vervangen door Memid als primaire contractspartij van de gemeente. Voorts hebben zij verzocht de bouw van de appartementen later dan beoogd te laten aanvangen, namelijk bij 60 % verkoop van de te bouwen appartementen. Uit de omstandigheid dat de gemeente in de e-mail wordt uitgenodigd om nader te overleggen over de tekst van de overeenkomst, leidt de voorzieningenrechter af dat dit tegenvoorstel niet bedoeld was als een alomvattend aanbod aan de gemeente, door de enkele aanvaarding waarvan een perfecte overeenkomst tot stand zou komen.
Daarbij komt dat de gemeente ter zitting ook niet duidelijk heeft gemaakt op welke wijze zij dit tegenvoorstel heeft aanvaard, en in het bijzonder of zij dat onvoorwaardelijk heeft gedaan. De omstandigheid dat na 12 mei 2009 diverse concepten tussen partijen over en weer zijn gegaan, waarin belangrijke punten, zoals de leverdatum en de datum van betaling van de grond telkens open zijn gebleven, duidt er in ieder geval op dat partijen ervan uitgingen dat in ieder geval op of omstreeks 12 mei 2009 geen overeenstemming tussen partijen over de inhoud van de Realisatie-overeenkomst bestond. De gemeente heeft weliswaar gesteld dat deze gegevens op basis van de eerder bereikte overeenkomsten konden worden ingevuld zonder verder overleg tussen partijen, zodra de datum van feitelijke levering bekend was, maar de juistheid van die stelling is mede gelet op hetgeen hierna in 5.6 zal worden overwogen, nog niet komen vast te staan. Bovendien kan het betoog van de gemeente in het geval van Memid reeds geen doel treffen nu Memid geen partij bij de eerder bereikte overeenkomsten is. Van een “rompovereenkomst” die tot afname van de grond en betaling van de koopprijs noopte, zoals de gemeente heeft verdedigd, kan voorshands gelet op het voorgaande evenmin worden gesproken.
5.6. Bovendien hebben Memid c.s. gesteld dat zij aan de overname van de primaire contractspositie door Memid de voorwaarde hebben verbonden dat levering van de grond en de betaling daarvoor pas zouden plaatsvinden bij de start van de bouwwerkzaamheden (dus na 60% verkoop van de appartementen). De voorzieningenrechter constateert dat het stellen van deze voorwaarde op zichzelf niet duidelijk blijkt uit de e-mail van 12 mei 2009. Als productie 11 heeft Memid c.s. echter een concept Realisatie-overeenkomst overgelegd van
8 mei 2009 waarin namens Memid wordt aangegeven dat de concept Realisatie-overeenkomst van de gemeente moet worden gewijzigd in die zin dat de juridische levering pas plaatsvindt bij de start van de bouw, en dat dan ook de koopprijs verschuldigd zal zijn. In het licht hiervan kan niet worden uitgesloten dat nadere bewijslevering in een bodemprocedure tot de conclusie zal leiden dat de gemeente heeft moeten begrijpen dat de overname van de primaire contractspositie door Memid afhankelijk was van aanvaarding door de gemeente van de voorwaarde van latere afname van en betaling voor de grond. Nu de voorwaarde ziet op een essentieel onderdeel van de Realisatie-overeenkomst, namelijk de vraag wie partij zijn bij deze overeenkomst, en op basis van het ter zitting verhandelde vaststaat dat de gemeente een dergelijke voorwaarde niet heeft geaccepteerd noch zal accepteren, moet voorshands worden geoordeeld dat tussen partijen geen overeenstemming is bereikt over één van essentialia van de Realisatie-overeenkomst.
5.7. De hiervoor bereikte conclusie dat niet kan worden aangenomen dat in een bodemprocedure zal worden vastgesteld dat tussen partijen een definitieve Realisatie-overeenkomst tot stand gekomen is, brengt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mee dat Memid geen partij is geworden bij de overeenkomsten waarvan de gemeente nakoming vordert, zodat de vorderingen voor zover deze tegen Memid zijn ingesteld, dienen te worden afgewezen.
5.8. Ten aanzien van de overige gedaagde partijen heeft deze conclusie tot gevolg dat tussen hen en de gemeente geen nieuwe wijze van geschilbeslechting overeengekomen is (zoals neergelegd in artikel 13 van de concept Realisatie-overeenkomst). Dit betekent dat leidraad blijft de regeling over geschilbeslechting die is neergelegd in eerdere overeenkomsten waaraan Midreth en De Lage Wal wel gebonden zijn. In artikel 16 van de Samenwerkingsovereenkomst van 18 juni 2001 hebben de gemeente en De Lage Wal een heldere geschillenregeling neergelegd. Artikel 16.4 bepaalt dat als overleg en mediation geen uitkomst bieden, het geschil wordt beslecht door arbitrage overeenkomstig het reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut. Dit instituut kent een spoedregeling, zodat de gestelde spoedeisendheid van de onderhavige vorderingen niet aan onbevoegdverklaring in de weg staat.
Voor zover de gemeente zich op het standpunt stelt dat Midreth geen partij was en is bij deze overeenkomst en dus geen beroep toekomt op deze bepaling, overweegt de voorzieningenrechter dat uit het samenstel van de overeenkomsten die tussen de gemeente, Midreth en De Lage Wal zijn gesloten, in het bijzonder de Samenwerkingsovereenkomst van 6 juli 2001 en de Vaststellingsovereenkomst van 16 februari 2006, voldoende aannemelijk is geworden dat Midreth ook rechten kan ontlenen aan de Samenwerkings-overeenkomst die op 18 juni 2001 tussen de gemeente en De Lage Wal tot stand gekomen is. Dit betekent dat Midreth ook een beroep toekomt op de in deze Samenwerkings-overeenkomst neergelegde bepaling over de wijze van geschilbeslechting.
5.9. Nu het onderhavige geschil tussen de gemeente, Midreth en De Lage Wal ziet op de wijze van nadere invulling en uitvoering van de Samenwerkingsovereenkomst van 18 juni 2001 en de te sluiten realisatie-overeenkomst, had het geschil overeenkomstig artikel 16.4 van deze Samenwerkingsovereenkomst van 18 juni 2001 aan het Nederlands Arbitrage Instituut moeten worden voorgelegd. Nu de gemeente dat niet heeft gedaan, dient de voorzieningenrechter zich in zoverre onbevoegd te verklaren om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
5.10. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat indien hij zich niet onbevoegd had moeten verklaren, de vorderingen zouden zijn afgestuit op het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang. De gemeente heeft argumenten van financiële aard aangevoerd ter onderbouwing van haar spoedeisend belang bij de ingestelde vorderingen. Zij heeft evenwel onvoldoende onderbouwd dat het optreden van vertraging bij de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten bij haar tot acute financiële problemen zal leiden. Een dergelijke onderbouwing mocht wel worden verwacht, nu toewijzing van de vorderingen waarschijnlijk aanzienlijke financiële problemen aan de zijde van Memid c.s. en De Lage Wal zal veroorzaken. De Lage Wal heeft slechts een zeer beperkte financiële draagkracht. Memid c.s. heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor haar door de wereldwijde financiële crisis uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk, zal zijn om financiering te verkrijgen voor de aankoop van grond waarop niet op korte termijn gebouwd zal kunnen worden.
5.11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de voorzieningenrechter de vorderingen van de gemeente zal afwijzen voor zover deze tegen Memid zijn ingesteld, en zich voor het overige onbevoegd zal verklaren om van de vorderingen kennis te nemen.
5.12. De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten worden begroot als volgt:
aan de zijde van Memid c.s.:
- vast recht EUR 263,00
- salaris 816,00
Totaal EUR 1.079,00
aan de zijde van De Lage Wal:
- vast recht EUR 263,00
Totaal EUR 263,00
6. De beoordeling in voorwaardelijke reconventie
6.1. Nu de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld, niet is vervuld, behoeft deze vordering geen behandeling meer.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
7.1. wijst de tegen Memid ingestelde vordering af,
7.2. verklaart zich onbevoegd om van de tegen Midreth en De Lage Wal ingestelde vorderingen kennis te nemen,
7.3. veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van Memid c.s. tot op heden begroot op EUR 1.079,00, en aan de zijde van De Lage Wal begroot op EUR 263,00,
7.4. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in voorwaardelijke reconventie
7.5. verstaat dat op deze vordering niet meer behoeft te worden beslist.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2010.?