ECLI:NL:RBUTR:2010:BL5315

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601375-08 en 16/444160-09 en 16/445634-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging, lasterlijke aanklacht, oplichting en valsheid in geschrifte met psychiatrische maatregel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 11 februari 2010, stonden de verdachten terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder belaging, lasterlijke aanklachten, oplichting en valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gedurende een periode van tijd, stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en zijn gezin. Dit gebeurde door het versturen van brieven waarin onterechte beschuldigingen werden geuit, alsook door het indienen van lasterlijke klachten bij de overheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen [slachtoffer 1] maar ook [slachtoffer 2] en [benadeelde 1] heeft benadeeld door valse informatie te verspreiden, wat leidde tot reputatieschade en emotionele distress voor de slachtoffers.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, specifiek een paranoïde waanstoornis, die ten tijde van de feiten aanwezig was. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar is voor de bewezen feiten, omdat deze niet aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft het advies van deskundigen gevolgd en heeft besloten om de verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, om hem de nodige behandeling te bieden.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot schadevergoeding van € 6.211,11 toegewezen, aangezien de schade voldoende aannemelijk was gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, terwijl ook de geestelijke gezondheid van de verdachte in overweging is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/601375-08 en 16/444160-09 en 16/445634-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 februari 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1937] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsman mr. H.W.M. van den Heiligenberg, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 januari 2010, waarbij de officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de zaak met parketnummer:
16/601375-08
Feit 1: alleen of samen met een ander of anderen [slachtoffer 1] en anderen heeft belaagd;
Feit 2 en 3: alleen of samen met een ander of anderen bij de overheid een lasterlijke aanklacht heeft ingediend waardoor de naam en goede eer van [slachtoffer 1] is aangerand, dan wel de goede naam en eer van [slachtoffer 1] heeft aangerand door smaad of laster;
16/444160-09
Feit 1: alleen of samen met een ander of anderen bij de overheid een lasterlijke aanklacht heeft ingediend waardoor de naam en goede eer van [slachtoffer 2] is aangerand, dan wel de goede naam en eer van [slachtoffer 2] heeft aangerand door smaad of laster;
16/4456234-09
Feit 1: alleen of samen met een ander of anderen verzekeringsmaatschappij [benadeelde 1] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag door gebruik te maken van een vervalst of valselijk opgemaakt formulier en geschrift en/of een formulier of geschrift heeft vervalst of valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
Feit 2: bedreiging van [slachtoffer 3] met zware mishandeling;
Feit 3: belediging van [slachtoffer 3].
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten ten laste gelegd onder 1, 2 primair en 3 primair in de zaak met parketnummer 16/601375-08, het feit ten laste gelegd onder 1 primair in de zaak met parketnummer 16/444160-09 en de feiten ten laste gelegd onder 1 in ééndaadse samenloop, onder 2 en 3 in de zaak met parketnummer 16/445634-09 heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiften en getuigenverklaringen. De officier van justitie heeft ten aanzien van het tenlaste gelegde onder 1 primair in de zaak met parketnummer 16/601375-08 partiële vrijspraak gevorderd voor de zinsnede “- met een voice-recorder in de poort achter de woning van die [slachtoffer 1] gelopen”.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Met de officier van justitie is de raadsman van oordeel dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de zinsnede “- met een voice-recorder in de poort achter de woning van die [slachtoffer 1] gelopen” zoals ten laste is gelegde onder 1 in de zaak met parketnummer 16/601375-08.
Ten aanzien van datzelfde feit heeft de raadsman voorts betoogd dat de brieven die betrekking hebben op de reparatie van de schoorsteen beschouwd moeten worden als een civielrechtelijke aanmaning en buiten de beoordeling van de strafrechter vallen en dat de brieven die gericht zijn aan de politie geen belaging aan het adres van [slachtoffer 1] opleveren.
Ten aanzien van de brief d.d. 5 mei 2008 die verdachte aan VROM heeft gestuurd en die wordt genoemd onder het tenlaste gelegde onder 1 en 2 in de zaak met parketnummer 16/601375-08 en onder het tenlaste gelegde feit in de zaak met parketnummer 16/444160-09, heeft de raadsman betoogd dat verdachte van oordeel is dat hij door het schrijven van die brief enkel gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrije meningsuiting en van zijn klachtrecht en dat verdachte oprecht dacht dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich hadden ingelaten met illegaal vuurwerk.
Ten aanzien van het feit tenlaste gelegd onder 1 in de zaak met parketnummer 16/445634-09 heeft de raadsman betoogd dat [benadeelde 1] eerst een bedrag heeft uitgekeerd en pas achteraf redenen heeft gevonden voor een hernieuwd onderzoek. [benadeelde 1] is naar aanleiding van dat onderzoek van oordeel dat de schade is ontstaan door achterstallig onderhoud. Verdachte daarentegen is van oordeel dat de schade aan zijn woonhuis is veroorzaakt door vuurwerk dat is afgestoken tijdens de jaarwisseling 2007/2008. Dit lijkt de raadsman een civielrechtelijke aangelegenheid. Hij bepleit daarom vrijspraak.
De raadsman heeft voorts vrijspraak gevorderd voor het feit dat ten laste is gelegd onder 3 in de zaak met parketnummer 16/601375-08 en het feit dat ten laste is gelegd onder 2 in de zaak met parketnummer 16/4456234-09.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak:
Verdachte wordt ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 16/601375-08 verweten dat hij tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een brief d.d. 17 december 2008 naar de belastingdienst heeft gestuurd waardoor de eer en goede naam van [slachtoffer 1] zijn aangerand. Verdachte heeft ontkend deze brief geschreven te hebben. De enige andere briefschrijver die in deze “een ander” lijkt te kunnen zijn, is de dochter van verdachte, [X]. Ook [X] heeft ontkend deze brief geschreven te hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er aanwijzingen in de brief, zoals ook door de politie is verwoord in het proces-verbaal met nummer PL0960/003970, pagina 10 en 11, die erop lijken te duiden dat het verdachte is die de brief naar de belastingdienst heeft geschreven. De rechtbank is echter van oordeel dat er onvoldoende nader onderzoek is gedaan naar de herkomst dan wel afzender van de brief en dat de nu voorliggende bewijsmiddelen onvoldoende zijn om tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring te kunnen komen.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de zaak met parketnummer 16/601375-08 het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en zal hem daarvan dan ook vrijspreken.
Partiële vrijspraak:
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte “met een voice-recorder in de poort achter de woning van die [slachtoffer 1] (heeft) gelopen” zoals ten laste is gelegde onder 1 in de zaak met parketnummer 16/601375-08 en zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Samenloop:
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde onder 1 in de zaak met parketnummer 16/445634-09 een ééndaadse samenloop van 2 feiten betreft. De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt daartoe dat de strafbaarstelling van “oplichting” en de strafbaarstelling van “opmaken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid Sr, als ware het echt en onvervalst” verschillende belangen dienen, zodat zij naast elkaar in de vorm van meerdaadse samenloop ten laste kunnen worden gelegd.
De rechtbank acht het feit tenlastegelegd onder 1 in de zaak met parketnummer 16/601375-08 wettig en overtuigend bewezen gelet op het volgende:
Op 6 november 2008 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van belaging, gericht tegen hem en zijn gezinsleden wonende te [woonplaats].
[slachtoffer 1] heeft daartoe verklaard dat hij in maart 2008 brieven toegestuurd heeft gekregen van [verdachte] , zijn buurman. Twee van die brieven zijn toegevoegd als bijlagen. In die brieven wordt [slachtoffer 1] gesommeerd de gemeenschappelijke schoorsteen te laten repareren door een erkend loodgieter . Voorts heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte een brief naar zijn werkgever, het Ministerie van VROM, heeft gestuurd, waarin wordt gemeld dat [slachtoffer 1] illegaal vuurwerk heeft afgestoken en doorverkocht en dat hij daarvoor ontslagen dient te worden .
[slachtoffer 1] maakt er voorts melding van dat zijn buren hebben gezien dat verdachte bij de woning van [slachtoffer 1] naar binnen keek . De buurvrouw heeft dit in zoverre bevestigd dat zij heeft gezien dat verdachte in een nacht voor de voortuin van [slachtoffer 1] stond en langdurig naar de voorgevel van diens woning keek en dat hij enige tijd later op het toegangspad van die woning stond, vlak bij de voordeur. Zij verklaart daarbij dat zij het idee had dat verdachte aan het gluren was .
Voorts blijkt uit de aangifte en de bijlagen dat verdachte regelmatig brieven naar de politie heeft gestuurd waarin hij stelt dat [slachtoffer 1] en zijn familie verantwoordelijke zijn voor vernielingen aan de woning van verdachte en verstoring van zijn nachtrust. De brieven zijn afwisselend afkomstig van verdachte en van zijn dochter [X] .
[X] heeft hierover verklaard dat haar vader zijn brieven altijd schrijft, maar haar ook wel eens vraagt een brief voor hem te typen, wat ze dan ook doet en voorts dat in sommige gevallen de brieven een mix zijn van haar, [X], en haar vader . Uit een proces-verbaal bevindingen blijkt dat verdachte op 20 mei 2008 door de politie is mede gedeeld dat hij moest stoppen met het belagen van de buren .
Nu de brieven die verdachte ná 20 mei 2008 aan de politie gericht heeft en waarin ten onrechte wordt gesteld dat [slachtoffer 1] en zijn familie verantwoordelijk zijn voor overlast die hem verdachte wordt aangedaan, heeft verdachte niet aan de sommatie van de politie van 20 mei 2008 voldaan.
De raadsman heeft betoogd, zoals hiervoor onder 4.2 is aangegeven, dat de brieven die betrekking hebben op de reparatie van de schoorsteen beschouwd moeten worden als een civielrechtelijke aanmaning en buiten de beoordeling van de strafrechter vallen. De rechtbank is echter van oordeel dat de brieven waarin verdachte melding maakt van de kapotte schoorsteen wellicht civielrechtelijke aangelegenheden betreffen, maar dat deze niet los gezien worden van de overige feiten en omstandigheden zoals genoemd in de bewezenverklaring. In onderlinge samenhang en verband bezien met de overige brieven en gedragingen van verdachte leveren ze een strafbare belaging op.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de brieven die gericht zijn aan de politie eveneens bijdragen aan de belaging van [slachtoffer 1] en zijn gezin. In deze brieven schrijft verdachte immers dat de familie [slachtoffer 1] hem belaagt, zijn woning vernielt, hem begluurt en zijn nachtrust verstoort, zonder dat voor dergelijke aantijgingen enige onderbouwing bestaat. Ook met het schrijven van deze brieven valt verdachte derhalve [slachtoffer 1] en zijn gezin lastig en maakt hij inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van dat gezin.
De rechtbank acht het feit tenlaste gelegd onder 2 primair in de zaak met parketnummer 16/601375-08 en het feit tenlaste gelegd onder 1 primair in de zaak met parketnummer 16/44160-09 wettig en overtuigend bewezen gelet op het volgende:
Ten aanzien van 16/601375-08:
[slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], heeft aangifte gedaan van aantasting van zijn naam en goede eer door een brief die verdachte, tevens zijn buurman, naar zijn werkgever, de VROM inspectiedienst heeft gestuurd . In die brief, die ondertekend is door [X], wordt geklaagd dat hij, [slachtoffer 1], de afgelopen twee jaar ondeugdelijk vuurwerk in omloop heeft gebracht .
Getuige [getuige 1], afdelingshoofd crisismanagement bij VROM heeft verklaard dat als gevolg van de brief van 5 mei 2008 een intern onderzoek is gestart naar [slachtoffer 1] en dat na onderzoek is gebleken dat de klacht onterecht was en voorts dat door het naar aanleiding van de brief ingestelde onderzoek de integriteit van [slachtoffer 1] ter discussie werd gesteld.
Ten aanzien van 16/444160-09
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van lasterlijke aanklacht, omdat verdachte een brief naar VROM heeft gestuurd waarin wordt gesteld dat [slachtoffer 2] een notoire verhandelaar is van illegale vuurwerkzaken en opzettelijk de woning van verdachte daarmee heeft bestookt, terwijl dat niet juist is.
Ten aanzien van 16/601375-08 en 16/444160-09:
De brief waarin zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] worden genoemd, is van 5 mei 2008 en opgenomen als bijlage bij het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal met nummer PL0960/08-018042 . In de brief wordt [slachtoffer 1] beschuldigd van vuurwerkterreur en het in omloop brengen van afgekeurd consumentenvuurwerk. [slachtoffer 2] wordt beschuldig een notoire verhandelbaar in illegaal vuurwerk te zijn met een illegale vuurwerkopslag.
De brief is ondertekend door [X], maar zij heeft verklaard dat de brief door haar vader, verdachte, is geschreven . Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 januari 2010 verklaard dat hij deze brief heeft opgesteld en opgestuurd naar VROM.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door het schrijven van deze brief enkel gebruik heeft gemaakt van zijn recht om als burger een klacht in te dienen bij het bevoegd gezag. Dit is door zijn raadsman bij pleidooi herhaald (zie 4.2). De rechtbank volgt dit betoog niet. Het staat een burger weliswaar vrij om zijn beklag te doen bij officiële instanties, maar dit beklag moet dan wel onderbouwd worden. Verdachte evenwel, heeft de inhoud van zijn klacht verzonnen, uit geen enkele objectieve maatstaf blijkt dat datgene wat in de klacht is opgenomen enige grond van waarheid bevat. Hierdoor zijn zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] in hun goede naam en eer aangetast.
De rechtbank acht de feiten tenlastegelegd onder 1 in de zaak met parketnummer 16/445634-09 wettig en overtuigend bewezen gelet op het volgende:
[Y], heeft namens [benadeelde 1] aangifte gedaan van verzekeringsfraude gepleegd in de periode van 18 januari 2008 tot 2 december 2008. [Y] heeft verklaard dat door [X], wonende [adres] te [woonplaats] in januari 2008 een schadeaangifteformulier werd ingevuld en ondertekend waarin werd verklaard dat er tijdens de jaarwisseling van 07/08 om 24.00 uur vuurwerkschade was ontstaan aan een deur, golfplaten, voorkamerraam en schilderwerk . Tevens werd een begeleidend schrijven meegestuurd waarin wordt vermeld dat de geclaimde schade het gevolg is van vuurwerk afgestoken door anderen dan verdachte en zijn mededader . De verzekeringspolis staat op naam van [X] en betreft een woonhuisverzekering en glasverzekering met polisnummer [nummer] . [benadeelde 2] is een onderdeel van [benadeelde 1] . [benadeelde 2] heeft op 12 februari 2008 een bedrag van € 1.726,11 uitgekeerd aan [X] . Dit bedrag is uitgekeerd, omdat de expert van [benadeelde 2] schade had vastgesteld. De schade expert is geen toedrachtonderzoeker, maar iemand die de hoogte van de schade vaststelt .
Uit onderzoek van aangever is gebleken dat het [X] en verdachte al in 2007 bekend was dat er schade was aan de garagedeur, golfplaten en het voorkamerraam .
Uit onderzoek is gebleken dat de geclaimde schade niet door vuurwerk is veroorzaakt .
De geclaimde schade aan schilderwerk heeft aangever niet kunnen constateren. Verdachte
heeft bevestigd dat hij geen schade aan ramen en kozijnen aan de voorkant van de woning
heeft geconstateerd en dat de onderstijl van een kozijn is geschilderd in verband met
onderhoud .
Verdachte heeft verklaard het schadeformulier namens zijn dochter [X] opgesteld te
hebben en hij vermoedt dat zij het heeft ondertekend, omdat hij, verdachte, die handtekening
niet heeft gezet. De handtekening op het begeleidend schrijven is waarschijnlijk ook de
handtekening van [X], aldus verdachte .
[X] heeft verklaard niet op de hoogte te zijn geweest van de inhoud van het schadeformulier, maar wel het begeleidende schrijven van 18 januari 2008 op voordracht van haar vader getypt te hebben.
Uit het feit dat [X] het begeleidend schrijven bij het ingediende schadeformulier heeft getypt, het feit dat zij aanwezig was toen schade-toedrachtonderzoeker [Y] bij [X] en haar vader op bezoek is geweest om de geclaimde schades na te lopen en zij zich daar niet van heeft gedistantieerd, is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat zij op de hoogte was van de ingediende schadeclaim.
Nu volgens een expert de geclaimde schade niet veroorzaakt kan zijn door vuurwerk, de verdachte de expert belet heeft nader onderzoek te doen naar de gaten in de golfplaten , en verdachte al voor de jaarwisseling van 2007/2008 een brief naar de gemeente heeft gestuurd waarin schade aan de golfplaten wordt gemeld , kan het niet anders zijn dan dat verdachte en [X] wisten dat de door hun geclaimde schade niet was veroorzaakt door vuurwerk afgestoken in de nacht van 2007/2008. Verdachte heeft derhalve samen met [X] het schadeaangifteformulier alsmede het begeleidende schrijven valselijk opgemaakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat het [benadeelde 2] schadeformulier, zoals dat in het dossier zit, door [benadeelde 2] vervalst is. Verdachte heeft ter onderbouwing van zijn standpunt stukken aan de rechtbank overgelegd die aan het dossier zijn toegevoegd.
Ook in die stukken ziet de rechtbank geen enkele objectieve aanwijzing van fraude gepleegd door [benadeelde 2]. Zij volgt het betoog van verdachte dan ook niet
De rechtbank is van oordeel, anders dan de raadsman, dat het met opzet valselijk opmaken van een schadeformulier weliswaar een civielrechtelijke aangelegenheid is, maar evenzeer een strafrechtelijke, op grond waarvan strafvervolging kan volgen.
De rechtbank acht de feiten tenlaste gelegd onder 2 en 3 in de zaak met parketnummer 16/445634-09 wettig en overtuigend bewezen gelet op het volgende:
[slachtoffer 3], geboren op [1991], heeft aangifte gedaan bij de politie van belediging en bedreiging, gepleegd op 22 augustus 2009 te [woonplaats].
Aangever heeft verklaard bedreigd te zijn door verdachte met de woorden: “loop maar gauw door anders breek ik je andere poot ook nog” . Deze aangifte wordt bevestigd door getuige [getuige 2] die gehoord heeft dat verdachte tegen [slachtoffer 3] schreeuwde dat hij zijn poot zou breken .
Aangever heeft verklaard beledigd te zijn door verdachte met het woord tyfushond .
Deze aangifte wordt bevestigd door getuige [getuige 3], moeder van aangever, die gehoord heeft dat verdachte tegen haar zoon de woorden tyfushonden en tyfuslijder schreeuwde.
Verdachte heeft ter terechtzitting een envelop met brieven aan de rechtbank overhandigd. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van die envelop. Duidelijk blijkt daaruit en uit het dossier van een verstoorde houding tussen twee buurgezinnen. In deze context heeft verdachte strafbare handelingen verricht, zoals hierboven uiteen is gezet. Door de brieven van verdachte is de rechtbank dan ook niet tot niet tot andere inzichten gekomen.
4.4 De bewezenverklaring
16/601375-08
1.
hij op tijdstippen in de periode van 01 maart 2008 tot en met 19 november 2008 te [woonplaats], tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en anderen, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en die anderen te dwingen iets te doen en te dulden, immers hebben hij en zijn mededader aldaar in genoemde periode
- brieven naar die [slachtoffer 1] gestuurd waarop op dwingende toon die [slachtoffer 1] wordt gesommeerd om een aantal reparaties te verrichten volgens de door verdachte gestelde voorwaarden en
- een brief naar de werkgever van die [slachtoffer 1] gestuurd waarin geklaagd wordt over die [slachtoffer 1] zonder die klachten feitelijk te onderbouwen en waarin verdachte verzocht die [slachtoffer 1] te ontslaan zonder dat verzoek feitelijk te onderbouwen en
- de woning van die [slachtoffer 1] en de familie van die [slachtoffer 1] begluurd en
- brieven gestuurd naar de politie [woonplaats] waarin wordt gesteld dat de familie van die [slachtoffer 1] verantwoordelijk is voor vernielingen gepleegd aan de woning van verdachte en van het verstoren van de nachtrust van die [verdachte] en
- met bovenomschreven handelingen is doorgegaan ook nadat verdachte ten overstaan van de politie had beloofd zich niet meer schuldig te maken aan bovenomschreven handelingen;
Bovenvermelde bewezenverklaring levert het klachtdelict belaging op. De klacht is ingediend door [slachtoffer 1], maar uit de aangifte blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat de klacht bedoeld is te zijn ingediend namens de hele familie [slachtoffer 1]. Net zoals de belaging gericht is tegen het gezin [slachtoffer 1] en niet tegen [slachtoffer 1] alleen. De rechtbank heeft de bewezenverklaring conform deze overweging aangepast. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
2. Primair
hij op of omstreeks 05 mei 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, tegen [slachtoffer 1] bij VROM, een valse klacht of aangifte schriftelijk heeft ingeleverd waardoor hij, verdachte, en zijn mededader de eer en de goede naam van [slachtoffer 1] hebben aangerand door telastlegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers hebben verdachte en zijn mededader met voormeld doel een geschrift, zoals in het strafdossier PL0960/08-018042 is opgenomen op p. 66-67 verspreid, terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat deze telastgelegde feiten in strijd met de waarheid waren;
16/444160-09
Primair
hij op of omstreeks 05 mei 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk, tegen [slachtoffer 2], bij VROM een valse klacht of aangifte schriftelijk heeft ingeleverd waardoor hij en zijn mededader, de eer en de goede naam van [slachtoffer 2] hebben aangerand door telastlegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers hebben verdachte en zijn mededader met voormeld doel een geschrift, zoals in het strafdossier PL09960/08-18042 is opgenomen op p. 66-67 verspreid, terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat dit telastgelegde feit in strijd met de waarheid was;
16/445634-09
1.
hij op tijdstippen in de periode van 18 januari 2008 tot 02 december 2008 te [woonplaats], in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
verzekeringsmaatschappij [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van een
geldbedrag van in totaal: 1.726,11 euro, hebbende verdachte en zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en
bedrieglijk en in strijd met de waarheid, terwijl [X] een woonhuis + glasverzekering heeft bij [benadeelde 2], onderdeel van [Z Groep], met polisnummer [nummer],
een schadeaangifteformulier ingediend waarop is aangegeven dat schade is
geleden aan een deur en golfplaten en voorkamerraam en schilderwerk als gevolg van vuurwerk, ten tijde van de "jaarwisseling om 24.00 uur van 07/08" en een begeleidend schrift meegestuurd waarin wordt vermeld dat de geclaimde schade het gevolg is van vuurwerk afgestoken door anderen dan verdachte en zijn mededader
terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat de geclaimde schade niet het gevolg was van vuurwerkschade ten tijde van de "jaarwisseling om 24.00 uur van 07/08",
waardoor [benadeelde 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en
hij op één tijdstip omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot 21 januari 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een schadeaangifteformulier van verzekeringsmaatschappij [benadeelde 2] en een bij dat schadeaangifteformulier begeleidend schrift - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader valselijk in strijd met de waarheid in die geschriften aangegeven dat schade is geleden aan een deur en golfplaten en
voorkamerraam en schilderwerk als gevolg van vuurwerk ten tijde van de
"jaarwisseling om 24.00 uur van 07/08", terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat de geclaimde schade niet het gevolg was van ten tijde van de "jaarwisseling om 24.00 uur van 07/08", zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op 22 augustus 2009 te [woonplaats], althans in het arrondissement
Utrecht, [slachtoffer 3], geboren op [1991], heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:"Loop maar gauw door anders breek ik je andere poot ook nog" of "Ik breek je andere poot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 22 augustus 2009 te [woonplaats], opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 3], geboren op [1991], in het openbaar mondeling heeft beledigd, door te roepen: "Tyfushonden" of "Tyfuslijer".
De rechtbank heeft wijzigingen in de bewezenverklaring aangebracht. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
16/601375-08 Feit 1: belaging;
16/601375-08 Feit 2 primair en 16/444160 Primair: lasterlijke aanklacht, meermalen gepleegd;
16/445634-09
Feit 1:oplichting en valsheid in geschrift;
Feit 2: bedreiging met zware mishandeling;
Feit 3: belediging
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Door psychiater D. Harari en psycholoog J.M. Oudejans, (hierna: deskundigen) beiden vast gerechtelijk deskundigen bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht is in samenwerking met overige leden van het onderzoekend team een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. De deskundigen hebben geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten een paranoïde waanstoornis die ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig was. De stoornis heeft een chronisch karakter waardoor de kans op herhaling als groot wordt ingeschat. De deskundigen adviseren de rechtbank naar aanleiding van hun onderzoek om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren voor de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank neemt dit advies over en maakt het tot de hare.
De rechtbank acht verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde nu hem dit niet kan worden toegerekend wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Verdachte zal dienen te worden ontslagen van alle rechtsvervolging te dier zake.
6 De oplegging van een maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en aan verdachte op te leggen de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte is van oordeel dat onderhavige zaak niet in het strafrecht thuis hoort en dat verdachte ook via een civielrechtelijke procedure opgenomen had kunnen worden in een psychiatrisch ziekenhuis.
De raadsman verzet zich bij een bewezenverklaring van het feit ten laste gelegd onder 1 in de zaak met parketnummer 16/445634-08 tegen toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1], omdat bij volledige ontoerekeningsvatbaarheid het feit en daarmee de vordering niet aan verdachte toegerekend kan worden, conform een uitspraak van de Hoge raad in een eerdere zaak tegen verdachte.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vraag of de maatregel van art. 37 Sr. moet worden opgelegd overweegt de rechtbank als volgt.
De deskundigen voornoemd hebben de rechtbank in overweging gegeven verdachte ex artikel 37 Sr te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. Indien de rechtbank besluit tot oplegging van de maatregel ex artikel 37 Sr zou het goed zijn om een rustige behandelafdeling te zoeken, aldus de deskundigen.
De rechtbank zal, ook wat betreft de op te leggen maatregel, aansluiten bij dit advies van de deskundigen.
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Ten aanzien van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft de rechtbank met name acht geslagen op de ernst van het bewezenverklaarde, te weten het stelselmatig lastig vallen van de buren, oplichting, bedreiging en belediging.
Ook neemt de rechtbank uitdrukkelijk in aanmerking dat verdachte door zijn handelen een gevaar vormt voor anderen. Weliswaar is er geen aanleiding te veronderstellen dat verdachte een direct fysiek gevaar zou vormen voor anderen, maar uit de bewezen verklaarde feiten blijkt wel dat hij een gevaar vormt voor de gezondheid en het welzijn van anderen, met name de leden van de familie [slachtoffer 1]. Daarnaast bestaat er een gevaar dat verdachte zich met zijn handelen zo hinderlijk gedraagt dat hij agressie bij anderen oproept en op die manier, alsnog een gevaar voor zich zelf is.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank met name acht geslagen op:
-een uittreksel uit het documentatieregister d.d. 19 mei 2009;
-voormelde deskundigenrapportage met betrekking tot de geestestoestand van de verdachte.
Nu aan verdachte wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens het bewezenverklaarde strafbare feit niet kan worden toegerekend, en verdachte gevaarlijk is voor anderen en voor zichzelf, zal de rechtbank gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van een jaar.
De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 6.211,11 voor feit 1 in de zaak met parketnummer 16/445634-09.
De officier van justitie is van oordeel dat de schade tot het gehele gevorderde bedrag een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Zij verzoekt de vordering dan ook integraal toe te wijzen.
De raadsman heeft betoogd dat indien verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard, de vordering van de benadeelde partij hem niet toegerekend kan worden conform de uitspraak van de Hoge Raad van 7 februari 2006 gewezen in een zaak tegen verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de Hoge Raad, in het laatstgenoemde arrest, anders dan de raadsman heeft betoogd, -enkel- heeft geoordeeld dat geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd kan worden indien verdachte wordt ontslagen van rechtsvervolging. (LJN AU5787). Over de vraag naar de ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij is in dit arrest geen oordeel gegeven.
Wel heeft de Hoge Raad op dat punt geoordeeld in het arrest van 23 juni 1998 (NJ 1998, 860). Daaruit blijkt dat onder maatregel als bedoeld in artikel 316, lid 2 aanhef en onder a. Rv, ook valt de maatregel van artikel 37 Sr, opgelegd als de verdachte het feit niet kan worden toegerekend. Nu daarvan in casu sprake is wordt de vordering van de benadeelde partij ontvankelijk verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat het gehele gevorderde bedrag voldoende aannemelijk is gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37, 47, 57, 225, 266, 268, 285, 285b en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het in de zaak met parketnummer 16/601375-08 onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
16/601375-08 Feit 1: belaging;
16/601375-08 Feit 2 primair en 16/444160 Primair: lasterlijke aanklacht, meermalen gepleegd;
16/445634-09
Feit 1:oplichting en valsheid in geschrift;
Feit 2: bedreiging met zware mishandeling;
Feit 3: belediging
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar;
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zo spoedig mogelijk opgenomen moet worden in een psychiatrisch ziekenhuis. Verdachte dient daarom - ook indien de voorlopige hechtenis van verdachte na deze uitspraak doorloopt - met toepassing van artikel 15, vijfde lid van de Penitentiaire beginselenwet zo spoedig mogelijk in een psychiatrisch ziekenhuis te worden geplaatst.
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 6.211,11 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Wagenmakers, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en
mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 februari 2010.