ECLI:NL:RBUTR:2010:BL6279

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
277680 / HA ZA 09-2651
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Eelkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident tussen een professionele baanwielrenner en de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Utrecht, is er een bevoegdheidsincident aan de orde. De gedaagde partij, de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie (KNWU), beroept zich op een reglementaire bepaling die stelt dat alle geschillen die niet in andere artikelen van het reglement worden genoemd, aan het congres van de bond moeten worden voorgelegd. De KNWU stelt dat de rechtbank onbevoegd is omdat de betrokken sporter, [eiser], zijn vordering tot schadevergoeding eerst aan het congres had moeten voorleggen. De rechtbank heeft de incidentele vordering van de KNWU afgewezen en zich bevoegd verklaard om kennis te nemen van het geschil.

De zaak betreft een vordering van [eiser], een professionele baanwielrenner en lid van de KNWU, die schadevergoeding eist van de KNWU. Hij stelt dat de bond onrechtmatig heeft gehandeld door hem niet tijdig te informeren over nieuwe normeringen voor het toekennen van een A-status. De schade die [eiser] stelt te lijden, omvat onder andere een gemist stipendium en een gemiste onkostenvergoeding.

De KNWU heeft in haar incidentele vordering aangevoerd dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren op basis van artikel B9.3 van het Algemeen Reglement van de KNWU. De rechtbank heeft de argumenten van de KNWU overwogen, maar is tot de conclusie gekomen dat de formulering van artikel B9.3 niet duidelijk maakt of het Congres ook bevoegd is om vorderingen tot schadevergoeding te beoordelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, indien het de bedoeling was om ook vorderingen tot schadevergoeding aan de beoordeling van de burgerlijke rechter te onttrekken, dit expliciet in de formulering had moeten worden opgenomen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de incidentele vordering van de KNWU afgewezen en de KNWU veroordeeld in de kosten van het incident. De zaak is vervolgens weer op de rol gezet voor beraad van de rolrechter over het bepalen van een comparitie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 277680 / HA ZA 09-2651
Vonnis in incident van 3 maart 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. R.A. Tamourt,
tegen
de vereniging
KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE WIELREN UNIE (KNWU),
gevestigd te Woerden,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna [eiser] en de KNWU genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [eiser] is een professionele baanwielrenner en is lid van de KNWU. In de hoofdzaak vordert [eiser] schadevergoeding van de KNWU omdat de KNWU volgens hem onrechtmatig gehandeld heeft door na te laten hem tijdig te informeren omtrent nieuwe normeringen voor het toekennen van een A-status. De schade die [eiser] stelt te lijden bestaat uit, onder meer, gemist stipendium en een gemiste onkostenvergoeding.
2.2. De KNWU vordert in haar incidentele vordering dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. [eiser] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3. De KNWU stelt zich in het incident op het standpunt dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren op grond van het bepaalde in artikel B9.3 van het Algemeen Reglement van de KNWU. De rechtbank begrijpt dat de KNWU stelt dat [eiser] zijn geschil had dienen voor te leggen aan het Congres van de KNWU. De KNWU stelt hiertoe dat [eiser], als licentiehouder en lid van de KNWU, gebonden is aan het Algemeen Reglement. In artikel B9.3 staat:
“In alle geschillen, voorzover niet in voorgaande leden of elders in dit reglement geregeld, beslist het Congres.”
2.4. De rechtbank neemt gebondenheid van [eiser] aan de reglementen van de KNWU als uitgangspunt voor het hiernavolgende, nu de KNWU dit onweersproken heeft gesteld.
2.5. De vordering van [eiser] is een vordering tot schadevergoeding gegrond op de stelling dat de KNWU onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld heeft. De formulering van artikel B9.3 is zodanig ruim dat onderhavig geschil in beginsel ook onder de reikwijdte van het artikel zou kunnen worden gebracht. Uit de formulering blijkt echter niet of het Congres ook bevoegd is vorderingen tot schadevergoeding te beoordelen en eventueel toe te kennen. De rechtbank is van oordeel dat, indien het de bedoeling was ook vorderingen tot schadevergoeding aan de beoordeling van de burgerlijke rechter te onttrekken en dus onder de reikwijdte van artikel B9.3 te brengen, deze bedoeling tot uitdrukking had moeten komen in de formulering.
2.6. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen.
2.7. De KNWU zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt de KNWU in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 452,00,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 maart 2010 voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr J.M. Eelkema en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2010.?
CH