ECLI:NL:RBUTR:2010:BL7084

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
281580 / HA ZA 10-283
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Samenloop van boetes in NVM-koopcontracten en de verhouding tussen contractuele boete en aanvullende schadevergoeding

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Utrecht, hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Strikwerda, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die niet verschenen was. De procedure begon met een dagvaarding en het verlenen van verstek tegen gedaagde. De eisers maakten aanspraak op twee verschillende boetes op basis van de NVM-koopovereenkomst: een boete van 10% wegens buitengerechtelijke ontbinding en een boete van drie promille van de koopprijs wegens het niet voldoen aan een sommatie tot nakoming van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat eisers niet beide boetes konden claimen, maar slechts één van de twee boeteclausules konden toepassen. De rechtbank wees de vordering tot betaling van de boete van EUR 99.600,00 toe, maar wees de vordering tot betaling van de contractuele boete wegens ontbinding van EUR 84.000,00 af, omdat deze ongegrond werd geacht.

Daarnaast overwoog de rechtbank dat op grond van artikel 6:92 lid 2 BW hetgeen verschuldigd is op basis van een boetebeding in de plaats treedt van de schadevergoeding op grond van de wet. De rechtbank wees ook de vordering tot vergoeding van aanvullende schade en buitengerechtelijke kosten af, omdat eisers niet hadden aangetoond dat hun schadevergoeding hoger was dan de gevorderde boete. De rechtbank concludeerde dat de vordering tot betaling van de contractuele boete van EUR 99.600,00 toewijsbaar was, evenals de proceskosten aan de zijde van eisers, die op EUR 7.034,26 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 3 maart 2010 door mr. S.C. Hagedoorn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 281580 / HA ZA 10-283
Vonnis van 3 maart 2010
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. N. Strikwerda,
tegen
[gedaagde],
domicilie kiezende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. Voor de vordering en de feiten wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
2.2. Eisers maken aanspraak op zowel de boete van 10% op grond van buitengerechtelijke ontbinding van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst (conform artikel 10.2 van deze standaard NVM-koopovereenkomst) als de boete van drie promille van de koopprijs op grond van het niet voldoen aan de sommatie tot nakoming van de koopovereenkomst (conform artikel 10.3 van de overeenkomst). De rechtbank is van oordeel dat geen aanspraak gemaakt kan worden op beide boetes doch dat een keuze gemaakt dient te worden voor één van de twee in de overeenkomst genoemde boeteclausules (vgl. Rechtbank Zutphen 9 mei 2007, LJN BB2714 en Rechtbank Utrecht 16 december 2009, LJN BK6988). Nu eisers na afloop van de (door artikel 10.1 vereiste) termijn van 8 dagen na ingebrekestelling aan gedaagde te kennen hebben gegeven nakoming van de koopovereenkomst te verlangen, kunnen zij alleen aanspraak maken op de boete die voortvloeit uit het niet voldoen door gedaagde aan de sommatie tot nakoming, zoals bepaald in artikel 10.3 van de overeenkomst. De vordering tot betaling van deze boete (ad EUR 99.600,--) zal dan ook worden toegewezen. In het licht van het voorgaande komt de gevorderde contractuele boete wegens ontbinding (ad EUR 84.000,--) de rechtbank ongegrond voor. De vordering zal dan ook in zoverre worden afgewezen.
2.3. Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 6:92 lid 2 BW treedt hetgeen ingevolge een boetebeding verschuldigd is, in de plaats van de schadevergoeding op grond van de wet. Dit wordt niet anders door de vermelding “onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding” in artikel 10.3 van de koopovereenkomst (vgl. rechtbank Zwolle 9 maart 2005, LJN AU0646 en rechtbank Zutphen 9 mei 2007, LJN BB2714). Nu eisers niet hebben gesteld dat de hen op grond van de wet toekomende schadevergoeding, waaronder de vergoeding wegens gemaakte buitengerechtelijke kosten, hoger is dan de gevorderde boete, dienen de vordering tot vergoeding van aanvullende schade ad EUR 77.800,00, alsmede de gevorderde buitengerechtelijke kosten ad EUR 2.842,00 als ongegrond te worden afgewezen.
2.4. Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.5. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding EUR 96,26
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 4.938,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 2.000,00 (1,0 punt × tarief EUR 2.000,00)
Totaal EUR 7.034,26
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verklaart voor recht dat gedaagde gehouden is aan eisers de contractuele boete van EUR 99.600,00 te betalen,
3.2. veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen een bedrag van EUR 99.600,00 (negenennegentig duizendzeshonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2009 tot de dag van volledige betaling,
3.3. veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op EUR 7.034,26,
3.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van het onder 3.1. bepaalde,
3.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2010.?