RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer: 275026 / FA RK 09-5909 (voorlopige voogdij)
282454 / JE RK 10-435 (ondertoezichtstelling)
beschikking van 17 februari 2010 van de kinderrechter met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats], ECUADOR, op [geboortedatum] 2008,
hierna te noemen [minderjarige],
kind van
[de vader],
zonder bekende woon/of verblijfplaats,
de vader,
[de moeder],
gedetineerd in de PI Nieuwersluis,
de moeder.
de moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag.
1. Verloop van de procedure
Op 13 januari 2010 heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem een verzoekschrift ingediend dat strekt tot voorziening in de voorlopige voogdij over [minderjarige].
De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 januari 2010 de stichting Nidos te Utrecht belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] met ingang van 13 januari 2010.
Op 21 januari 2010 heeft de kinderrechter de zaak behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter terechtzitting subsidiair verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen alsmede een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen.
2. Beoordeling van het verzochte
Ten aanzien het primaire verzoek
Ingevolge artikel 253q van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank een voogd benoemen indien een ouder die het gezag uitoefent daartoe onbevoegd is. Ingevolge artikel 253r van het Burgerlijk Wetboek is het bepaalde in artikel 253q van overeenkomstige toepassing indien een van de ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft gesteld dat de moeder gedetineerd is en dat zij volstrekt onbekend is met de Nederlandse samenleving zodat het moeilijk voor haar is om keuzes te maken in een maatschappij die zij niet kent, waardoor de moeder in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De stelling dat de onmogelijkheid om het gezag uit te oefenen zich reeds voordoet wanneer een ouder gedetineerd is, is in zijn algemeenheid onjuist (HR 2 december 1959, NJ 1959,79). Onder bijzondere omstandigheden zou echter geoordeeld kunnen worden dat van die onmogelijkheid wel sprake is. De rechtbank onderkent dat het feit dat de moeder is gedetineerd alsook het feit dat zij onbekend is met de Nederlandse samenleving mogelijk problemen met zich mee kan brengen, maar acht dit niet van zodanige aard dat geoordeeld moet worden dat de moeder in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen. Het primaire verzoek zal derhalve worden afgewezen.
Ten aanzien van het subsidaire verzoek met betrekking tot de ondertoezichtstelling
Nu uit de verklaringen van de gehoorde personen en uit de overgelegde stukken blijkt dat de voorwaarden, in artikel 254 lid 1, boek 1, Burgerlijk Wetboek voor ondertoezichtstelling gesteld, zijn vervuld zal dit verzoek worden toegewezen.
[minderjarige] verblijft thans in een Spaanstalig pleeggezin. Volgens de stichting Nidos gaat het goed met [minderjarige] en de rechtbank acht het met de stichting Nidos van belang dat de plaatsing in het huidige Spaanstalige pleeggezin kan worden gecontinueerd. Ter zitting is gebleken dat alleen de stichting Nidos deze plaatsing kan waarborgen. Hoewel de stichting Nidos doorgaans geen kinderen zonder verblijfsstatus onder toezicht heeft, heeft de vertegenwoordiger van de stichting ter zitting aangegeven dat er sprake is van een verruiming van de doelgroep en dat zij wel vaker kinderen zonder verblijfsstatus onder toezicht hebben. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat de stichting Nidos wordt benoemd tot voogdes en wordt belast met de ondertoezichtstelling. Dit temeer daar in het licht van artikel 3 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind bij alle maatregelen de belangen van het kind de eerste overweging dienen te zijn, en het belang van het kind mede omvat dat er sprake is van continuïteit en stabiliteit in de leefsituatie.
Naar het oordeel van de rechtbank past een benoeming van de stichting Nidos overigens ook in het systeem nu de stichting Nidos immers een stichting is die is belast met de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen (zowel de maatregel van voogdij als de maatregel van ondertoezichtstelling) voor bepaalde doelgroepen, welke doelgroepen echter per maatregel verschillen, hetgeen onwenselijk is en waarvoor geen goede verklaring is.
Uit de verklaringen van de gehoorde personen en uit de overgelegde stukken blijkt dat uithuisplaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin noodzakelijk is.
De rechtbank gaat er vanuit dat de stichting Nidos zal onderzoeken zoals ter zitting is verzocht of er ruimere omgangsmogelijkheden zijn voor [minderjarige] en de moeder dan thans het geval is en of [minderjarige] bij moeder in een moeder-kind detentie centrum geplaatst kan worden.
De kinderrechter stelt [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats], ECUADOR, onder toezicht van de Stichting Nidos Utrecht met ingang van heden voor de duur van een jaar.
De kinderrechter verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin, met ingang van heden, voor de duur van 12 maanden.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.
De kinderrechter wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 17 februari 2010 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in bijzijn van mr. C.M. Bosma als griffier.