ECLI:NL:RBUTR:2010:BL9259

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600859-09; 16/444563-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS met voorwaarden opgelegd aan verdachte wegens bedreiging en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 19 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en poging tot zware mishandeling. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de verdachte heeft op 4 augustus 2009 de eigenaar van een kapsalon, [aangever], bedreigd en geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn afwezigheid, vertegenwoordigd werd door zijn raadsman, mr. T.J. Roest Crollius, en dat de zaak op 5 maart 2010 inhoudelijk is behandeld.

De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van de aangever en getuigen, alsook de eigen verklaring van de verdachte, wettig en overtuigend bewezen geacht dat de verdachte de aangever op meerdere momenten telefonisch heeft bedreigd met de dood. Daarnaast heeft de verdachte de aangever fysiek aangevallen door hem bij de keel te grijpen en te knepen, wat heeft geleid tot pijn en letsel bij de aangever. De rechtbank heeft de verklaringen van de psychiater en psycholoog in overweging genomen, die hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan verschillende psychiatrische stoornissen, waaronder alcoholafhankelijkheid en een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten en heeft besloten om een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden op te leggen. De voorwaarden omvatten onder andere toezicht door de reclassering en behandeling in een gespecialiseerde instelling. Tevens is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 140 dagen, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de noodzaak van behandeling en toezicht in het kader van de TBS.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/600859-09; 16/444563-08 (vordering tenuitvoerlegging) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 maart 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1954] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. T.J. Roest Crollius, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 maart 2010. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman.
De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: de eigenaar van kapsalon [aangever] en andere medewerksters van die kapsalon heeft bedreigd;
feit 2: [aangever] heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die
[aangever] heeft mishandeld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en
2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij voor wat betreft feit 1 op de aangifte, de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] en de verklaring van verdachte en voor wat betreft feit 2 op de aangifte, de verklaring van de getuige [getuige 4], de medische verklaring en de verklaring van verdachte.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2 primair, nu de strafbare gedraging hetzij gekwalificeerd moet worden als een poging tot doodslag hetzij als een eenvoudige mishandeling, maar niet als een poging tot zware mishandeling. Een poging tot doodslag is echter niet aan verdachte ten laste gelegd.
De verdediging is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 als volgt:
Aangever [aangever], eigenaar van de kapsalon [aangever], verklaarde bij de politie dat verdachte op 4 augustus 2009 in zijn kapsalon te [woonplaats] kwam en daar stennis maakte over afspraken die zij hadden gemaakt over een knipbeurt. [aangever] verzocht verdachte om weg te gaan. Later die dag werd [aangever] in zijn kapsalon gebeld. Aan de stem hoorde hij dat het verdachte was. Verdachte zei in dat telefoongesprek tegen [aangever] dat hij hem dood zou maken. Verdachte heeft vervolgens nog een paar keer naar de kapsalon gebeld met iedere keer dezelfde bedreigingen.
Diezelfde dag heeft een medewerker van [aangever], [getuige 2], meerdere keren de telefoon van de kapsalon opgenomen en gesproken met een dronken man die naar [aangever] vroeg. In één van de telefoongesprekken hoorde [getuige 2] dat de man [aangever] en “dood” zei waarna [getuige 2] de man heeft weggedrukt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 4 augustus 2009 een paar keer naar [aangever] had gebeld. Verdachte wist allemaal niet zo goed meer wat hij had gezegd. Verder heeft verdachte verklaard dat hij alcohol had gebruikt en [aangever] misschien wel met de dood had bedreigd.
Op grond van voornoemde verklaringen van [aangever] en [getuige 2] en de erkenning van verdachte dat hij [aangever] op 4 augustus 2009 heeft gebeld acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangever] op 4 augustus 2009 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte ook de medewerksters van de kapsalon heeft bedreigd nu die medewerksters zelf bij de politie verklaren dat de bedreigingen tegen [aangever] waren geuit en zij niet verklaren dat ook zij door verdachte werden bedreigd.
De rechtbank zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 2 primair als volgt:
Aangever [aangever] verklaarde bij de politie dat toen hij verdachte op 4 augustus 2009 buiten zijn kapsalon te [woonplaats] aansprak op zijn belgedrag die dag, verdachte eerst in de richting van zijn keel greep. Aangever heeft deze aanval kunnen afwenden. Vervolgens heeft verdachte aangever met zijn rechterhand bij de keel gegrepen en met kracht zijn vingers van zijn rechterhand bij elkaar geknepen. Met name de duim van verdachte tegen het strottenhoofd van aangever deed erg pijn. Hierop heeft aangever met zijn beide handen de rechterhand van verdachte met een opbrenggreep en pijnprikkel losgemaakt. Later die dag verklaarde aangever dat hij nog steeds pijn had in zijn keel en dat met name praten lastig is.
Bij aangever werd drukpijn bij de halsspieren en het strottenhoofd en een vermoeden van een gekneusd strottenhoofd geconstateerd.
De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 4]. [getuige 4] verklaarde bij de politie dat de man die aangever aansprak naar aangever toeliep en vervolgens de keel van aangever vastgreep. Hierna pakte aangever de man bij zijn pols en maakte hem los.
Verdachte verklaarde bij de rechter-commissaris dat hij op 4 augustus 2009 [aangever] met een hand, bij zijn keel, heeft weggeduwd.
Op grond van voornoemde verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 augustus 2009 [aangever] naar de keel heeft gegrepen en in de keel van die [aangever] heeft geknepen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de genoemde verklaringen en uit het geconstateerde letsel bij aangever kan worden opgemaakt dat verdachte het slachtoffer bij zijn keel heeft vastgegrepen en hard in zijn keel heeft geknepen. Het slachtoffer voelde immers dat verdachte zijn vingers met kracht bij elkaar kneep en dat de duim van verdachte tegen zijn strottenhoofd duwde, wat erg pijn deed. Als gevolg van het harde knijpen heeft aangever vermoedelijk een gekneusd strottenhoofd.
De rechtbank is van oordeel dat het op deze manier hard knijpen in iemands keel, mits dit enige tijd duurt, kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel, onder meer in de vorm van een blijvende beschadiging van het strottenhoofd of een hersenbeschadiging veroorzaakt door een zuurstoftekort. Dit gevolg is niet ingetreden tengevolge van de van de wil van verdachte onafhankelijke omstandigheid dat het slachtoffer de hand van verdachte op tijd van zijn keel los heeft kunnen maken.
De rechtbank acht het onder feit 2 primair ten laste gelegde gelet op voornoemde wettig en overtuigend bewezen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 04 augustus 2009 te [woonplaats], [aangever] (eigenaar van kapsalon [aangever]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] meermalen telefonisch dreigend de woorden toegevoegd:"ik maak je dood";
2.
Primair
hij op of omstreeks 04 augustus 2009 te [woonplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar de keel van die [aangever] heeft gegrepen en met kracht in de keel van die
[aangever] heeft geknepen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2: Poging tot zware mishandeling.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. De nadere motivering hiervoor wordt gegeven onder 6.3.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, met dien verstande dat de voorwaarde van opname in De Blinkert geldt vanaf het moment dat daar plaats is voor verdachte.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte moeite heeft met het begrip TBS, maar dat verdachte bereid is om mee te werken aan de terbeschikkingstelling met voorwaarden en dat hij zich aan de te stellen voorwaarden wil houden. De verdediging heeft eveneens verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft de eigenaar van een kapsalon telefonisch met de dood bedreigd.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 november 2009 is verdachte al zeven keer eerder veroordeeld voor het (ernstig) bedreigen van mensen. Deze keer heeft verdachte na het slachtoffer te hebben bedreigd hem ook daadwerkelijk bij zijn keel vastgegrepen. Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het plegen van de feiten onder invloed was van alcohol. De rechtbank heeft de indruk dat het van kwaad tot erger wordt en dat waar het is begonnen met het alleen uiten van bedreigingen verdachte nu ook zijn bedreigingen effectueert.
Uit de psychiatrische rapportage van 2 december 2009, opgemaakt door drs. W.C.J. Kramer, volgt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van meerdere psychiatrische stoornissen, te weten (een) recidiverende alcoholintoxicatie(s), een chronische alcoholafhankelijkheid, een persisterende alcoholdementie met gedragsstoornissen, een dysthyme stoornis en een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis met zwakbegaafdheid. De ten laste gelegde feiten kunnen in belangrijke mate vanuit het psychiatrische toestandsbeeld worden verklaard. De psychiater adviseert verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De psychiater acht de kans op herhaling zeer groot en is van mening dat zonder afdoende maatregelen een verdere achteruitgang van zijn algeheel functioneren met een verhoogde recidivekans met verloedering en verdere maatschappelijk teloorgang te verwachten is. Toezicht en behandeling in een afdoende juridisch kader gedurende meerdere jaren is noodzakelijk. De psychiater adviseert een TBS met voorwaarden aan verdachte op te leggen. In de voorwaarden moet worden opgenomen dat verdachte onder toezicht wordt gesteld van de reclassering en dat verdachte zich laat behandelen dan wel opnemen in een afdeling voor sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapten, welke daarnaast gespecialiseerd is in de verslavingszorg.
Psycholoog drs. G.J.W. Pol concludeert in zijn rapport van 8 december 2009 dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken en zwakbegaafdheid, en tevens lijdende is aan ziekelijke stoornissen in de zin van alcoholafhankelijkheid en persisterende dementie door alcohol, zich uitend in een algeheel intellectueel verval en een omvangrijk en ernstig cognitief disfunctioneren. Aangenomen mag worden dat bij verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake was van deze psychopathologie. De psycholoog adviseert verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De psycholoog schat het risico op recidive hoog in, met name als verdachte alcohol blijft gebruiken en het hem blijft ontbreken aan een stevig gestructureerde en gecontroleerde woonomgeving en daginvulling.
De psycholoog adviseert verdachte een TBS met voorwaarden op te leggen. In de voorwaarde moet worden opgenomen dat verdachte onder toezicht wordt gesteld van Centrum Maliebaan en dat hij wordt geplaatst in een instelling gespecialiseerd in de behandeling en begeleiding van mensen met ernstige gedragsproblemen, verstandelijke beperkingen en verslavingsproblematiek.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
Centrum Maliebaan adviseert in het rapport van 3 maart 2010, opgemaakt door
A. Schreurs, reclasseringswerker, om een TBS met voorwaarden aan verdachte op te leggen. Het kader TBS met voorwaarden geldt als stevig drangkader voor verdachte met abstinentie van alcohol als doel.
Gelet op de inhoud van de genoemde rapporten, met gelijkluidende adviezen, en de ernst van de feiten in combinatie met het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een TBS met voorwaarden noodzakelijk is. De rechtbank overweegt daarbij dat er sprake is van ernstige problematiek bij verdachte, waarvoor behandeling, met name gericht op het terugdringen van het alcoholgebruik, in een strak juridisch kader dringend geboden is. Zonder deze behandeling blijft het gevaar op herhaling hoog en wordt de kans dat verdachte wederom de fout ingaat alleen maar groter. Er is al meerdere malen geprobeerd om op andere, minder ingrijpende wijze, het toezicht en de controle vorm te geven en het recidiverisico terug te dringen. Die pogingen hebben echter geen resultaat gehad. Zo heeft behandeling op basis van vrijwilligheid binnen de GGZ geen resultaat gehad en is behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf met verplicht reclasseringscontact meerdere keren voortijdig beëindigd. Gebleken is dat een dergelijk kader teveel ruimte biedt voor verdachte om te kunnen terugvallen in alcoholgebruik. Ten slotte heeft psychiater Kramer middels een brief van 26 februari 2010 desgevraagd aangegeven dat hij na nader onderzoek tot de conclusie is gekomen dat de door hem gewenste voorzieningen redelijkerwijs niet in het kader van een BOPZ-opname kunnen worden gerealiseerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een TBS met voorwaarden thans een passende sanctie is.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet aan het opleggen van een TBS met voorwaarden stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld (feit 2) respectievelijk betreft het een specifiek feit in de wet genoemd waar tbs voor is toegelaten (feit 1); en
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
Oplegging van dwangverpleging is thans niet nodig. Met inachtneming van het maatregelenrapport van Centrum Maliebaan, kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan met het opleggen van de volgende voorwaarden:
1- verdachte zal niet recidiveren;
2- verdachte zal meewerken aan de opname in verpleeghuis De Blinkert;
3- verdachte zal gedurende zijn TBS met voorwaarden, vanaf het moment dat daar een plek beschikbaar is woonachtig zijn bij verpleeghuis De Blinkert, afdeling Cantonpark en zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen van deze instelling; tot zijn opname in de Blinkert zal verdachte zich houden aan de aanwijzingen van Centrum Maliebaan;
4- verdachte zal niet verhuizen en/of elders gaan verblijven zonder overleg en uitdrukkelijke toestemming van de reclassering;
5- verdachte zal zich gedurende de TBS met voorwaarden houden aan het behandelplan en de behandelafspraken en akkoord gaan met mogelijke wijzigingen, voorgesteld door De Blinkert;
6- verdachte zal geen alcohol gebruiken en verleent volledige medewerking aan controles op het gebruik van alcohol;
7- verdachte zal inzage geven in zijn financiële situatie aan zowel De Blinkert als aan de reclassering. Dit betekent dat zij indien nodig telefonisch contact mogen opnemen met de bewindvoerder;
8- verdachte zal de eventueel voorgeschreven medicatie van de verpleeghuisarts, verbonden aan De Blinkert, accepteren en innemen; en
9- verdachte zal zich begeleidbaar en bemiddelbaar opstellen en zal zich gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door Centrum Maliebaan.
De rechtbank geeft Centrum Maliebaan de opdracht om verdachte bij de naleving van de gestelde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank -naast de hiervoor geschetste problematiek- met name acht geslagen op het feit dat verdachte eerder veelvuldig voor dit soort feiten is veroordeeld.
6 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van
1 maand, opgelegd bij vonnis van de politierechter van 8 april 2009, niet ten uitvoer wordt gelegd, maar dat de proeftijd wordt verlengd voor de duur van 1 jaar.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat het gelet op genoemde problematiek bij verdachte en de noodzakelijke behandeling op dit moment niet wenselijk is dat verdachte nog een gevangenisstraf moet uitzitten.
De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37a, 38, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2: poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 140 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en stelt daarbij als voorwaarden:
1- verdachte zal geen nieuwe strafbare feiten plegen;
2- verdachte zal meewerken aan de opname in verpleeghuis De Blinkert;
3- verdachte zal gedurende zijn TBS met voorwaarden, vanaf het moment dat daar een plek beschikbaar is, woonachtig zijn bij verpleeghuis De Blinkert, afdeling Cantonpark en zal zich houden aan de huisregels en aanwijzingen van deze instelling; tot zijn opname zal verdachte zich houden aan de aanwijzingen van Centrum Maliebaan;
4- verdachte zal niet verhuizen en/of elders gaan verblijven zonder overleg en uitdrukkelijke toestemming van de reclassering;
5- verdachte zal zich gedurende de TBS met voorwaarden houden aan het behandelplan en de behandelafspraken en akkoord gaan met mogelijke wijzigingen, voorgesteld door De Blinkert;
6- verdachte zal geen alcohol gebruiken en verleent volledige medewerking aan controles op het gebruik van alcohol;
7- verdachte zal inzage geven in zijn financiële situatie aan zowel De Blinkert als aan de reclassering. Dit betekent dat zij indien nodig telefonisch contact mogen opnemen met de bewindvoerder;
8- verdachte zal de eventueel voorgeschreven medicatie van de verpleeghuisarts, verbonden aan De Blinkert, accepteren en innemen;
9- verdachte zal zich begeleidbaar en bemiddelbaar opstellen en zal zich gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door Centrum Maliebaan;
- draagt Centrum Maliebaan op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van de datum van onherroepelijk worden van deze uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en
mr. R.C. Hartendorp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 maart 2010.
Mr. R.C. Hartendorp, rechter, en mr. K.F. van Dam, griffier, zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.