ECLI:NL:RBUTR:2010:BM1374

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-501051-05
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 2 april 2010 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de verdachte, die op dat moment 20 jaar oud was. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een verlenging van achttien maanden vroeg, beoordeeld in het licht van de positieve ontwikkeling van de verdachte binnen de inrichting en de noodzaak voor een geleidelijke overgang naar meer vrijheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich goed kan handhaven binnen de geslotenheid van de inrichting en dat er nieuwe behandeldoelen zijn geformuleerd na een recente overplaatsing. De rechtbank heeft ook het standpunt van de raadsman gehoord, die betoogde dat de maatregel niet langer dan tot de 24e verjaardag van de verdachte zou moeten duren, maar dit verweer werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de wetgeving geen beperking stelt aan de duur van de maatregel op basis van de leeftijd van de verdachte. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de maatregel te verlengen voor de duur van één jaar, met de nadruk op het belang van een snelle start met het uitbreiden van verlof, school en begeleid wonen. De beslissing is genomen met inachtneming van de artikelen 77t en 77u van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/501051-05
Beslissing op de vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
thans verblijvende in de Jeugdinrichting Rentray,
[adres], [woonplaats],
heeft de officier van justitie de verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit het volgende:
-de vordering van de officier van justitie d.d. 22 februari 2010, die strekt tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [verdachte] met achttien maanden;
-een risicotaxatie en behandelplan d.d. 21 januari 2010, mede opgesteld door drs. J. Hardoar, behandelcoördinator;
-het rapport van Rentray d.d. 21 januari 2010, opgemaakt door dr. H.P.B. Lodewijks, directeur behandeling en hoofd van de inrichting en drs. J. Hardoar, voornoemd, waarin het advies van de inrichting is vermeld strekkende tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met achttien maanden, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [verdachte].
2 De procesgang
De rechtbank heeft acht geslagen op het vonnis van de rechtbank te Utrecht d.d. 5 januari 2006 waarbij aan [verdachte] onder meer de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd omdat hij is veroordeeld ter zake van - kort gezegd - medeplegen van brandstichting, meermalen gepleegd en medeplegen van vernieling, meermalen gepleegd.
De plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is ingegaan op 20 januari 2006. Op 16 oktober 2006 is [verdachte] opgenomen in Rentray.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 22 maart 2010 is de officier van justitie gehoord. Tevens is [verdachte] gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht. Voorts is de getuige-deskundige, drs. J. Hardoar, behandelcoördinator, gehoord.
3 Het standpunt van de inrichting
De rechtbank heeft kennis genomen van het standpunt van de getuige-deskundige, N. Hardoar, als behandelcoördinator verbonden aan Rentray. De getuige-deskundige heeft ter terechtzitting het rapport van Rentray d.d. 21 januari 2010 en het advies van de inrichting toegelicht.
Met betrekking tot het behandelverloop wordt in het rapport opgemerkt dat er sprake was van een positieve ontwikkeling en een spoedige doorplaatsing naar een vorm van begeleid wonen. Door een aantal zaken dat is voorgevallen - [verdachte] werd verdacht van diefstal en drugshandel - heeft hij een correctieplaatsing gekregen. Vanwege de recente overplaatsing zijn nieuwe behandeldoelen geformuleerd.
Het rapport vermeldt dat [verdachte] zich binnen de geslotenheid en de beslotenheid en binnen de veiligheid en structuur van de inrichting goed kan handhaven. Om meer zicht op hem te krijgen en de risico’s die hij loopt wanneer hij minder structuur aangeboden krijgt, is het van belang dat verlof snel opgebouwd wordt, zodat hij de kans krijgt met deze vrijheden om te leren gaan. Hij zal erin begeleid worden om de risico’s op delictgedrag te leren herkennen en hier op een goede manier mee om te gaan. [verdachte] zal opnieuw verlof gaan opbouwen en op termijn overgeplaatst worden naar de vertrekgroep als hij ook naar school gaat. Daarna zou hij verder kunnen resocialiseren tijdens een jaar proefverlof binnen een begeleide woonvorm in de omgeving van Utrecht.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting haar vordering strekkende tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van achttien maanden gehandhaafd.
5 Het standpunt van [verdachte] en zijn raadsman
[verdachte] heeft terechtzitting verklaard dat hij zich niet kan vinden in de vordering van de officier van justitie om de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van achttien maanden te verlengen. De raadsman heeft gepleit conform het standpunt van [verdachte].
Volgens de raadsman kan vastgesteld worden dat het de afgelopen periode (in Rentray Rekken tot zijn terugplaatsing naar Lelystad op 30 november 2009) best goed is gegaan met [verdachte].
Er is bij hem geen sprake van pyromanie. De kans op recidive is in zijn algemeenheid afhankelijk gesteld van zijn leefomgeving.
In Rekken werd [verdachte] verdacht van diefstal en drugshandel. Deze feiten zijn echter niet bewezen. Desondanks is [verdachte] teruggeplaatst naar Lelystad. Sindsdien is [verdachte] er niet veel op vooruit gegaan. De behandeling houdt (behalve praktische vaardigheden als leren wassen en strijken) weinig in. Het verzoek van de raadsman is dan ook om de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
Voorts heeft de raadsman aangegeven dat [verdachte] twintig jaar was toen hij -met toepassing van het minderjarigen strafrecht- de maatregel opgelegd heeft gekregen. De maatregel zou, in het geval deze zou zijn opgelegd gedurende de minderjarigheid, hooguit tot vierentwintigjarige leeftijd kunnen voortduren. De raadsman heeft aangevoerd dat - indien de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen toch zou worden verlengd - deze maatregel ook in het geval van [verdachte] op grond van het vertrouwensbeginsel niet langer dan tot 24 december 2010, zijn vierentwintigste verjaardag, zou kunnen voortduren.
6 De beoordeling
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het recidivegevaar nog in een zodanige omvang aanwezig is dat dit een verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van achttien maanden vereist.
De gevraagde verlenging met achttien maanden zou tot doel hebben dat [verdachte] opnieuw verlof gaat opbouwen en op termijn overgeplaatst wordt naar de vertrekgroep als hij gaat starten met een opleiding. Daarna zou hij verder kunnen resocialiseren tijdens een jaar proefverlof binnen een begeleide woonvorm in de omgeving van Utrecht. Binnen dit kader heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Met betrekking tot het recidiverisico is in het rapport geconcludeerd dat er (op basis van de SAVRY) een laag risicoprofiel ontstaat binnen de geslotenheid van Rentray. De hoge scores zijn vooral en in grote mate te herleiden naar de historische factoren. [verdachte] kent een zeer problematische voorgeschiedenis. Door de stimulerende omgeving en het verworven perspectief heeft hij echter een positieve ontwikkeling laten zien.
Later is [verdachte] wegens verdenking van diefstal en drugshandel teruggeplaatst en zijn nieuwe behandeldoelen geformuleerd. Hierbij is opgemerkt dat de feiten waarvan hij verdacht werd, niet bewezen zijn. Door de verdenkingen en de herselectie is echter zijn verlof stopgezet. Het verlof is volgens het rapport wel altijd goed verlopen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het bovenstaande een verlenging met achttien maanden niet noodzakelijk is. Een verlenging voor de duur van een jaar is echter wel geboden op grond van het volgende.
[verdachte] heeft de afgelopen jaren een goede ontwikkeling doorgemaakt.
Een abrupte beëindiging, die de raadsman voorstaat, is niet goed voor de verdere ontwikkeling van de [verdachte]. Hij is gebaat bij een geleidelijke overgang en voorlopig een zodanige begeleiding en structuur dat hij kan werken aan het behalen van de vereiste certificaten voor zijn vervolgopleiding om vervolgens geleidelijk te wennen aan de nieuwe leeromgeving en de eisen die deze stelt.
Hoe oprecht zijn zuster ook is in het aanbod van een verblijfplaats, van haar kan niet gevergd worden dat zij haar broer de ondersteuning geeft die hij op dit moment nog nodig heeft.
Een beëindiging per direct of op heel korte termijn zou naar verwachting van de rechtbank niet alleen de ontwikkeling van [verdachte] schaden. De rechtbank is ook van oordeel dat zich dan de risico’s zouden kunnen voordoen die binnen de structuur van Rentray laag zijn ingeschat en die bij een geleidelijke overgang naar meer vrijheid beheersbaar blijven.
Ook uit oogpunt van veiligheid is enige verlenging dus aangewezen.
Gelet op het feit dat de maatregel al ruim 4 jaar wordt toegepast mag van de instelling verwacht worden dat de re-integratie nu voortvarend wordt opgepakt.
Dan pas is vast te stellen hoe groot het recidive risico buiten de instelling daadwerkelijk is.
De rechtbank vindt het in dat verband van groot belang dat een snelle start wordt gemaakt met het uitbreiden van het verlof, school en begeleid wonen. De rechtbank zal de maatregel dan ook verlengen voor de duur van één jaar.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat de maatregel op grond van het vertrouwensbeginsel maximaal tot het vierentwintigste levensjaar zou kunnen duren aangezien dit naar het oordeel van de rechtbank geen steun vindt in het recht. Artikel 77t, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kent slechts maximering van de duur van de maatregel tot een periode van zes jaar. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding het beroep op het vertrouwensbeginsel te honoreren. Dat voor een, ten tijde van de veroordeling, minderjarige de maatregel uiterlijk op zijn/haar 24e jaar eindigt, is daarvoor onvoldoende. De wetgever heeft de keuze gemaakt om het jeugdstrafrecht in bepaalde gevallen van toepassing te laten zijn op (jong) meerderjarigen hetgeen dan ook geldt voor de op te leggen straffen of maatregelen.
7 Toepasselijke wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77t en 77u van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [verdachte] voornoemd voor de tijd van ÉÉN JAAR.
Deze beslissing is gegeven door mr. I.J.B. Corbey, voorzitter, mrs. M.J. Grapperhaus en
I. Bruna, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. V. Soeteman en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 april 2010.