Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 273364 / HA ZA 09-2060
1. [eiseres],
wonende te '[woonplaats],
2. [eiser],
wonende te '[woonplaats],
eisers,
advocaat mr. drs. A.J.F. Gonesh,
de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
voorheen Fortis ASR Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. I. van der Putt-van Vessem.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en ASR genoemd worden. Eisers afzonderlijk zullen [eiseres] en [eiser] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• het tussenvonnis van 18 november 2009,
• het proces-verbaal van comparitie van 5 februari 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. ASR Schadeverzekering N.V. is sinds 25 januari 2009 de statutaire naam van Fortis ASR Schadeverzekering N.V. Fortis ASR Schadeverzekering N.V. is de rechtsopvolgster van AMEV.
2.2. [eisers] c.s. heeft in het verleden een inboedelverzekering afgesloten bij AMEV.
2.3. In de nacht van vrijdag 15 juni 2007 op zaterdag 16 juni 2007 is in de woning van [eisers] c.s. ingebroken.
2.4. [eisers] c.s. heeft de schade gemeld bij ASR. Van de schade is een opgavelijst/schadevaststelling gemaakt die is ondertekend door [eiseres]. De verzekeringsexpert heeft de totale schade vastgesteld op EUR 11.679,75.
2.5. Eén van de schadeposten bestaat uit een bedrag van EUR 4.429,23 voor twee laptops. De overgelegde nota's blijken niet afkomstig te zijn van het bedrijf dat in het briefhoofd van deze nota's staat vermeld. [eiser] heeft EUR 3.000,00 voor de twee laptops betaald.
3.1. [eisers] c.s. vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
1. Van recht te verklaren dat de registratie van, althans de aanmelding van de gegevens ter registratie, zoals vermeld in het lichaam van de dagvaarding, in de registers van
• Fortis ASR, beheerd door de afdeling Financieel Beheer en Fraudepreventie,
• Stichting CIS in Zeist
• Het Bureau Justitiële Zaken van het verbond van verzekeraars
onterecht en/of zonder voldoende rechtsgrond, en/of onrechtmatig zijn jegens [eisers] c.s. (althans één van hen);
2. ASR te veroordelen tot betaling aan [eisers] c.s. (althans één van hen) tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag ad € 10.250,52 althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, ter uitvoering van de in het lichaam der dagvaarding genoemde (inboedel)verzekering, althans de in het lichaam der dagvaarding gestelde onrechtmatige daad van ASR jegens [eisers] c.s. (althans één van hen);
te vermeerderen met de wettelijke rente over het hiervoor gevorderde bedrag vanaf 1 oktober 2007, althans vanaf een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren na die datum doch voor het uitbrengen van de dagvaarding, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening,
3. ASR te veroordelen tot betaling aan [eisers] c.s. (althans één van hen) tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag af € 952,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten,
4. ASR te veroordelen in de kosten van dit geding onder de bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag wettelijke rente is verschuldigd,
althans ASR te veroordelen tot een zodanige veroordeling als uw rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, in lijn met het in de lichaam der dagvaarding gestelde en in het petitum gevorderde.
3.2. [eisers] c.s. legt aan haar vorderingen ten grondslag dat ASR de schade als gevolg van diefstal op grond van de overeenkomst van inboedelverzekering dient te vergoeden, welke zij inmiddels begroot op EUR 10.250,52. Daarnaast was er voor ASR geen grond om [eisers] c.s. te registreren in het incidentenregister. ASR heeft de registratie doorgegeven aan de Stichting CIS en het Bureau Justitiële Zaken van het Verbond van Verzekeraars. De gevolgen hiervan voor [eisers] c.s. zijn buiten proportie nu zij zich niet meer kan verzekeren.
3.3. ASR voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. ASR voert aan dat er gelet op artikel 7:941 lid 5 BW geen aanspraak kan worden gemaakt op uitkering volgens de overeenkomst wegens opzettelijke misleiding van haar door [eisers] c.s. (door ASR aangeduid met fraude). Zij heeft daartoe de resultaten van het onderzoek in het geding gebracht waaruit blijkt dat de overgelegde nota's vals zijn, zoals onder 2.5 vermeld. ASR baseert haar conclusie dat sprake is van fraude niet alleen op de valse nota's maar ook op het feit dat [eisers] c.s. steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd over de gang van zaken en op de omstandigheid dat [eisers] c.s. het hele bedrag van de valse nota heeft geclaimd en niet het werkelijk betaalde bedrag. Waar [eiseres] eerst heeft verklaard dat [eiser] haar de betreffende nota na de inbraak heeft gegeven, verklaart [eiser] dat [eiseres] de nota zelf heeft gepakt. In de dagvaarding wordt gesteld dat dit betekent dat [eiseres] de nota op de camping heeft gevonden. Daarnaast wordt in de dagvaarding gesteld dat [eiser] de laptops heeft gekocht van een onbekend persoon die hij was tegengekomen in een café in Amsterdam. [eiseres] verklaart dat [eiser] de laptops heeft gekocht van een vriend in het café waar [eiser] werkt. [eiser] zelf verklaart dat hij de laptops heeft gekocht van Robbie die af en toe in het café langskwam. ASR acht deze verklaringen tegenstrijdig en ongeloofwaardig.
4.2. [eisers] c.s. heeft hiertegen aangevoerd dat er geen sprake was van opzet tot misleiding. Ten aanzien van de valselijk opgemaakte nota heeft zij aangevoerd dat zij is opgelicht. Zij was te goeder trouw. Bij de aanschaf van de laptops, de betaling ervan en bij het overleggen van de nota heeft [eisers] c.s. zich niet gerealiseerd dat er iets niet zou kloppen. [eiseres] en [eiser] hebben naar beste weten gehandeld zonder dat ze elkaars verklaringen over en weer hebben gecheckt. Tijdens de comparitiezitting kon [eiseres] haar verklaring van 6 augustus 2007 over de aankoop van de laptops door [eiser] -inhoudende dat de laptops waren gekocht van de firma die op de nota's stond vermeld en die niet strookt met haar latere verklaringen en die van [eiser]- niet meer plaatsen. [eiser] heeft ter comparitie verklaard de bedragen op de nota niet te hebben gecontroleerd. Hij heeft destijds niet opgemerkt dat op de nota's een totaalbedrag staat van EUR 4.429,23 terwijl hij EUR 1.500,00 per laptop heeft betaald.
4.3. Op ASR rust de plicht te stellen en zonodig te bewijzen dat [eisers] c.s. opzettelijk onjuiste gegevens hebben verstrekt. De rechtbank overweegt dat ASR voorshands heeft bewezen dat er sprake is van fraude gelet op de valse nota's en de wisselende verklaringen, waarvoor [eisers] c.s. geen afdoende verklaring geeft.
In dat verband ligt ter beoordeling voor of [eisers] c.s. op dit onderdeel voldoende voor bewijs vatbare feiten heeft gesteld om tot het leveren van tegenbewijs te worden toegelaten (Vergelijk HR 3 december 2004, NJ 2005/160). De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is, nu [eisers] c.s. haar standpunt onvoldoende onderbouwd heeft en slechts heeft gesteld dat zij te goeder trouw was. Zij heeft tot nu toe geen concrete actie ondernomen om haar goede trouw aan te tonen. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat [eisers] c.s. aangifte heeft gedaan van het feit dat een ander haar door middel van valse nota's heeft opgelicht. Daarbij heeft de rechtbank gewicht toegekend aan het feit dat [eisers] c.s. steeds wisselende verklaringen aflegt en terugkomt op eerder afgelegde verklaringen. Ook is zij er niet in geslaagd om goede redenen te geven voor de steeds wisselende verklaringen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eisers] c.s. onvoldoende naar voren heeft gebracht om tot tegenbewijs te worden toegelaten. Dit leidt er toe dat de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van opzettelijk misleiden in de zin van artikel 7:941 lid 5 BW.
4.4. Dit betekent in beginsel dat het recht van [eisers] c.s. op uitkering vervalt, tenzij de misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt. Dat kan het geval zijn als sprake is van bijzondere omstandigheden.
4.5. [eisers] c.s. heeft in dat verband gesteld dat de expert in het schaderapport toezeggingen heeft gedaan over het uit te keren bedrag. Het kan niet zo zijn, aldus [eisers] c.s., dat ASR in zijn geheel afziet van vergoeding van de schade die als gevolg van de diefstal is geleden. [eisers] c.s. is immers, naar zij stelt, zelf opgelicht met de valse nota's voor de laptops.
4.6. Zoals hiervoor is overwogen gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van [eisers] c.s. dat zij zelf het slachtoffer van oplichting is omdat de rechtbank deze onvoldoende onderbouwd en ongeloofwaardig acht. Andere -bijzondere- omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken.
4.7. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat voor ASR geen verplichting bestaat tot uitkering over te gaan. De vordering van [eisers] c.s. zoals hiervoor weergegeven onder 3.1 sub 2, zal dan ook worden afgewezen.
4.8. Voorts leidt het voorgaande tot de conclusie dat ASR de met [eisers] c.s. gesloten overeenkomst heeft kunnen beëindigen op grond van artikel 7:940 lid 3 BW.
4.9. [eisers] c.s. heeft voorts gesteld dat het onterecht en/of zonder rechtsgrond, en/of onrechtmatig is van ASR om haar te registreren, althans haar gegevens aan te melden ter registratie zoals onder 3.1 is vermeld. ASR is onzorgvuldig geweest door alleen op basis van een verdenking over te gaan tot registratie nu er in het protocol geen specifieke voorwaarden worden gesteld, aldus [eisers] c.s. Deze stelling mist feitelijke grondslag nu hiervoor door de rechtbank is vastgesteld dat er sprake is van opzettelijk misleiden. ASR is derhalve niet slechts op basis van een verdenking maar op grond van opzettelijk misleiden tot registratie is overgegaan.
4.10. De gevolgen van registratie zijn volgens [eisers] c.s. buiten proportie nu zij zich hierdoor niet meer kan verzekeren. ASR heeft ter comparitie aangevoerd dat [eisers] c.s. zich kan verzekeren bij een andere verzekeringsmaatschappij. [eisers] c.s. heeft dit ter comparitie niet betwist zodat de rechtbank daarvan uitgaat. De stelling van [eisers] c.s. dat de gevolgen buiten proportie zijn gaat daarom niet op.
4.11. Het voorgaande leidt er toe dat de vordering om voor recht te verklaren dat registratie onrechtmatig is, zal worden afgewezen.
4.12. Gelet op de afwijzing van de hoofdvorderingen, zullen ook de vorderingen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en vergoeding van de proceskosten worden afgewezen.
4.13. [eisers] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op:
- vast recht EUR 316,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.220,00
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eisers] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van ASR tot op heden begroot op EUR 1.220,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2010.