ECLI:NL:RBUTR:2010:BM2183

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
31 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
261485 / HAZA 09-223
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van een nadere prijsafspraak en vernietiging wegens misbruik van omstandigheden

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Utrecht op 31 maart 2010, staat de betwisting van een nadere prijsafspraak tussen eiser, h.o.d.n. Salus Global Security, en gedaagde, Protect Eye Nederland B.V., centraal. Eiser vordert nakoming van een overeenkomst waarin een uurtarief van EUR 22,50 was afgesproken, maar gedaagde stelt dat in september 2008 een lager tarief van EUR 20,00 is overeengekomen. Eiser betwist deze afspraak en stelt dat hij onder druk van gedaagde heeft ingestemd met de prijsverlaging, wat hij als misbruik van omstandigheden aanmerkt.

De rechtbank oordeelt dat de door gedaagde gestelde afspraak over het lagere uurtarief vaststaat, en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij onder druk heeft ingestemd. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af, omdat deze niet toewijsbaar zijn. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op EUR 1.927,50. De rechtbank concludeert dat partijen in september 2008 een uurtarief van EUR 20,00 zijn overeengekomen, en dat eiser niet kan terugkomen op deze afspraak.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in contracten en de noodzaak voor partijen om hun stellingen voldoende te onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat een beroep op vernietiging wegens misbruik van omstandigheden of bedreiging niet opgaat, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij door de gestelde druk daadwerkelijk is bewogen tot instemming met de prijsverlaging. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 261485 / HA ZA 09-223
Vonnis van 31 maart 2010
in de zaak van
[eiser]
h.o.d.n. Salus Global Security,
wonende te Putten,
eiser,
advocaat mr. M.C.A. Geerts,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROTECT EYE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te De Meern,
gedaagde,
advocaat mr. A.P. Fijn van Draat.
Partijen zullen hierna [eiser] en Protect Eye genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 1 april 2009;
het proces-verbaal van comparitie van 9 juli 2009;
de akte houdende inbreng van producties van Protect Eye van 29 juli 2009;
de antwoordakte houdende inbreng van producties van [eiser] van 29 juli 2009;
de akte houdende uitlatingen productie van Protect Eye van 26 augustus 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben op 6 februari 2008 een overeenkomst van opdracht gesloten, waarbij [eiser] (de opdrachtnemer) zich tegen betaling door Protect Eye (de opdrachtgever) jegens Protect Eye heeft verbonden tot het verrichten van beveiligingswerkzaamheden bij Coffeeshop Bordeaux Rood (hierna: de overeenkomst).
2.2. In artikel 3 van de overeenkomst staat dat een tarief van EUR 22,50 per uur is afgesproken, met een toeslag van 50% op de in de overeenkomst genoemde feestdagen. In artikel 3 van de overeenkomst staat voorts onder meer:
“Eerdergenoemde prijzen zijn vast tot en met 31 december 2008. Tussentijdse prijsaanpassingen zijn niet mogelijk. Opdrachtnemer communiceert 3 maanden voor het beëindigen van de overeenkomst eventuele prijsaanpassingen schriftelijk aan de opdrachtnemer [kennelijk: 'de opdrachtgever', toevoeging rechtbank].”.
2.3. In artikel 4 van de overeenkomst staat dat de factuur van [eiser] (telkens) binnen 14 dagen zal worden betaald. Ook op de door [eiser] aan Protect Eye verzonden facturen staat deze betalingstermijn vermeld.
2.4. [eiser] heeft onder meer in de maanden september tot en met december 2008 beveiligingswerkzaamheden bij Coffeeshop Bordeau Rood verricht. Met betrekking tot deze werkzaamheden heeft [eiser] de volgende facturen aan Protect Eye verstuurd:
Factuurdatum Nummer Periode Uurtarief Totaal bedrag
a. 1 oktober 2008 20080076 september 2008 EUR 20,00 EUR 7.568,40
b. 21 oktober 2008 20080088 september 2008 EUR 2,50 EUR 758,63
c. 1 november 2008 20080094 oktober 2008 EUR 22,50 EUR 9.237,38
d. 1 december 2008 20080104 november 2008 EUR 22,50 EUR 8.675,10
e. 1 januari 2009 20090005 december 2008 EUR 22,50 EUR 9.451,58
2.5. Factuur a is door Protect Eye betaald. Tot op heden heeft Protect Eye factuur b niet en facturen c-e niet volledig betaald.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert, samengevat:
1. Protect Eye te veroordelen tot nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, inhoudende dat Protect Eye per uur dat [eiser] werkzaamheden voor haar heeft verricht aan [eiser] een bedrag van EUR 22,50 te vermeerderen met BTW verschuldigd is (hierna: de vordering onder 1);
2. vast te stellen dat Protect Eye de in punt 22, 23 en 24 van de dagvaarding gespecificeerde facturen aan [eiser] dient te voldoen en dat de betaaltermijn van al deze facturen reeds verstreken is, waardoor Protect Eye in verzuim is en van rechtswege de wettelijke handelsrente over de openstaande bedragen van deze facturen verschuldigd is en haar op die grond te veroordelen tot betaling van een bedrag van EUR 20.619,98 als openstaande hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van dagvaarden tot aan het moment van algehele voldoening (hierna: de vordering onder 2);
3. Protect Eye te veroordelen tot voldoening van de buitengerechtelijke incassokosten van EUR 1.158,-;
4. Protect Eye te veroordelen in de proceskosten.
3.2. Protect Eye voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vorderingen, althans tot afwijzing daarvan.
4. De beoordeling
Uurtarief: EUR 22,50 of EUR 22,00
4.1. Kern van het geschil tussen partijen is de vraag welk uurtarief [eiser] bij Protect Eye per september 2008 in rekening mag brengen. Volgens [eiser] is dat EUR 22,50, maar volgens Protect Eye is dat slechts EUR 20,00.
4.2. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst [eiser] naar de overeenkomst, waarin een uurtarief van EUR 22,50 is vastgelegd. Protect Eye betwist dat als zodanig niet, maar brengt naar voren dat partijen in afwijking van die overeenkomst in september 2008 mondeling een lager uurtarief van EUR 20,00 zijn overeengekomen. [eiser] heeft verweer gevoerd tegen dit betoog van Protect Eye. De rechtbank is van oordeel dat dit verweer niet slaagt en overweegt daartoe het volgende.
4.3. Primair heeft [eiser] naar voren gebracht dat een tussentijdse prijsaanpassing van de overeenkomst niet mogelijk is omdat in artikel 3 van de overeenkomst staat: “Eerdergenoemde prijzen zijn vast tot en met 31 december 2008. Tussentijdse prijsaanpassingen zijn niet mogelijk”. Voor de beantwoording van de vraag hoe deze bepaling moet worden uitgelegd, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Ter comparitie heeft [eiser] naar voren gebracht dat het doel van artikel 3 - kort gezegd - was om elkaar aan het tarief te houden, wat door Protect Eye is beaamd. Daaruit valt veeleer af te leiden dat de bepaling zo moet worden uitgelegd dat eenzijdige prijsaanpassing vóór 31 december 2008 niet mogelijk is. Die uitleg sluit ook aan bij wat overigens in artikel 3 is opgenomen en wat (ook) alleen de eenzijdige aanpassing betreft. Na de hiervoor aangehaalde passage is namelijk bepaald dat de opdrachtnemer ([eiser]) 3 maanden voor het beëindigen van de overeenkomst (waarmee kennelijk 31 december 2008 is bedoeld) prijsaanpassingen schriftelijk communiceert aan de opdrachtgever (Protect Eye). Een redelijke uitleg van artikel 3 van de overeenkomst laat dus de mogelijkheid open dat partijen vóór 31 december 2008 in afwijking van de prijsafspraak in die overeenkomst gezamenlijk een ander tarief overeenkomen. Het primaire verweer van [eiser] gaat daarom niet op.
4.4. Subsidiair heeft [eiser] betwist dat partijen een lager uurtarief zijn overeengekomen, zoals gesteld door Protect Eye. Protect Eye heeft naar voren gebracht dat de directeur van Protect Eye, de heer [A], in september 2008 met [eiser] een gesprek heeft gevoerd, waarin partijen hebben afgesproken dat [eiser] - in ruil voor een mogelijke uitbreiding van de opdracht - zijn uurtarief wat Coffeeshop Bordeaux Rood betreft zou verlagen van EUR 22,50 naar EUR 20,00. Volgens Protect Eye had Coffeeshop Bordeaux Rood haar namelijk kenbaar gemaakt dat de tarieven verlaagd diende te worden (in ruil voor een mogelijke uitbreiding van de opdracht) omdat [eiser] aan Coffeeshop Bordeaux Rood had medegedeeld welk tarief Protect Eye aan hem betaalde. Dit laatste is door [eiser] overigens gemotiveerd betwist. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Protect Eye onder meer verwezen naar een later telefoongesprek tussen [eiser] en [A] op 17 november 2008 (welk gesprek in productie 1 bij conclusie van antwoord schriftelijk is uitgewerkt). Daarin zou [eiser] op de vraag van [A] over de prijsverlaging, “Nee, maar wij hebben dat afgesproken, dat is toch een feit?”, hebben geantwoord: “Op dat moment wel ja.”. Op de opmerking van [A], “Je hebt het zelf met mij besproken, en gewoon tegen mij gezegd dat je daarmee gewoon akkoord ging.”, zou [eiser] hebben gezegd: “Daar kom ik nu op terug.”. [eiser] heeft niet betwist dat hij dit tegen [A] heeft gezegd, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Daaruit kan worden afgeleid dat [eiser] in een eerder gesprek met [A] heeft ingestemd met de prijsverlaging. [eiser] heeft dat onvoldoende gemotiveerd betwist. Reeds daarom slaagt het verweer van [eiser] niet. De discussie tussen partijen over de verzending van factuur a door [eiser], waarin een uurtarief van EUR 20,00 was vermeld, behoeft daarom geen bespreking meer.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat de door Protect Eye gestelde afspraak over het lagere uurtarief van EUR 20,00 in deze procedure vaststaat. [eiser] heeft voor dat geval - meer subsidiair - een beroep op vernietiging van die afspraak gedaan. Volgens [eiser] is de afspraak tot stand gekomen onder misbruik van omstandigheden. [eiser] heeft hiertoe in de dagvaarding aangevoerd dat [eiser] financieel afhankelijk was van Protect Eye omdat [eiser] een startende ondernemer is en hij via Protect Eye een aantal opdrachten had lopen. Protect Eye tracht hiervan misbruik te maken, aldus [eiser]. Volgens [eiser] heeft Protect Eye hem medegedeeld dat Protect Eye met Coffeeshop Bordeau Rood een lager uurtarief had afgesproken en dat deze verlaging ook doorgevoerd werd in de prijsafspraak met [eiser]. Toen [eiser] hiertegen protesteerde, gaf Protect Eye aan dat [eiser] vanaf dat moment geen werk meer voor Protect Eye kon verrichten, aldus [eiser].
4.6. [eiser] heeft niet met zoveel woorden gesteld dat Protect Eye juist door bovengenoemde omstandigheden is bewogen tot de instemming met de voorgestelde tariefverlaging. Dat kan de rechtbank ook niet afleiden uit de toelichting door [eiser] ter comparitie. Integendeel. Uit die verklaring is namelijk af te leiden dat [eiser] meent dat hij heeft ingestemd onder druk van Protect Eye. [eiser] heeft hierover verklaard: “Hij was echt aan het drukken. Als ik het niet zou doen zou hij meldingen doen bij justitie en de belangenverenigingen. [A] zit namelijk bij een bepaalde belangenvereniging, VPB. Ik werk met vergunningen en ik zat nog maar net in het vak dus dit had invloed op mij. Daarentegen zal [A] langer in het vak. Daarom ga ik ervan uit dat mensen hem eerder geloven dan mij. (…) U vraagt mij wat [A] dan zou doorgeven? Dat ik een incapabele partij zou zijn. Ik ben zelf ook naar bijzondere wetten gegaan en heb daar gesproken over dit gesprek. U vraagt mij waarvoor ik bang zou zijn als er niets aan de hand zou zijn. Ook al zou het niet waar zijn wat [A] zou doorgeven, dan zou dat toch invloed hebben. Daar was ik bang voor. (…) Door die druk is er misschien gezegd dat het onderhandelbaar zou zijn.”
4.7. Gelet op het voorgaande is van causaal verband tussen de door [eiser] gestelde omstandigheden in de dagvaarding en de instemming met de voorgestelde prijsverlaging geen sprake. Het beroep op vernietiging op grond van misbruik van omstandigheden gaat in zoverre reeds daarom niet op. In wat [eiser] ter comparitie naar voren heeft gebracht leest de rechtbank verder niet zozeer een beroep op vernietiging van de nadere prijsafspraak vanwege misbruik van omstandigheden, maar veeleer een beroep op vernietiging daarvan op grond van bedreiging in de zin van artikel 3:44 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [eiser] stelt namelijk niet dat hij door bestaande, bijzondere omstandigheden is bewogen tot de instemming met de prijsverlaging, maar dat hij daartoe is bewogen door de dreiging met het doen van 'meldingen bij justitie en de belangenvereniging'. Ook dat beroep op vernietiging wegens bedreiging gaat echter niet op. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.8. Volgens artikel 3:44 lid 2 BW is bedreiging aanwezig, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door onrechtmatig deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen. [eiser] heeft gesteld dat [A] tegen hem heeft gezegd dat hij meldingen zou doen bij justitie en de belangenverenigingen als [eiser] niet met de prijsverlaging zou instemmen. Protect Eye betwist dat [A] dit heeft gezegd in het gesprek in september 2008. Volgens Protect Eye heeft [A] wel iets dergelijks gezegd in het telefoongesprek op 17 november 2008 omdat - zo begrijpt de rechtbank - [eiser] toen wilde terugkomen op de in september gemaakte prijsafspraak. Er veronderstellenderwijs van uitgaande dat [A] dit toen zo heeft gezegd, is dat, alsmede wat [eiser] verder ter comparitie naar voren heeft gebracht, onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van bedreiging in voormelde zin. Het is weliswaar zo dat een bedreiging met bijvoorbeeld het doen van aangifte van een strafbaar feit een bedreiging in die zin kan opleveren, maar [eiser] heeft niet voldoende duidelijk gemaakt met welk nadeel hij door Protect Eye (precies) is bedreigd en dat hij daardoor is bewogen tot de instemming met de prijsverlaging. [eiser] heeft namelijk slechts gesteld dat Protect Eye heeft gedreigd met het doen van 'meldingen bij justitie en de belangenverenigingen' en naar voren gebracht dat deze 'invloed hebben', maar hij heeft deze stellingen niet nader gespecificeerd en onderbouwd. Dit had wel op de weg van [eiser] gelegen. [eiser] komt namelijk alleen een gerechtvaardigd beroep op vernietiging wegens bedreiging toe indien die bedreiging zodanig is dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed. [eiser] heeft onvoldoende gesteld om dat te kunnen beoordelen. Bovendien heeft [eiser] aldus onvoldoende naar voren gebracht om te kunnen concluderen dat bij hem door de dreiging met 'meldingen bij justitie en de belangenverenigingen' een zodanige vrees is ontstaan dat hij daardoor met de voorgestelde prijsverlaging heeft ingestemd. Daarbij is van belang dat [eiser], zoals hij tevens ter comparitie naar voren heeft gebracht, kennelijk zelf naar justitie is gegaan na het eerdere gesprek met [A]. Verder staat tussen partijen vast dat [A] in ieder geval in het telefoongesprek op 17 november 2008 heeft aangegeven dat hij een melding zou doen bij de belangenvereniging VPB en justitie en dat [eiser] toen desondanks bleef bij zijn standpunt dat hij gerechtigd was tot het declareren van een uurtarief van
EUR 22,50. Onder deze omstandigheden kan - zonder nadere toelichting door [eiser], die ontbreekt - [eiser] niet worden gevolgd in zijn betoog dat hij door de dreiging met 'meldingen bij justitie en de belangenverenigingen' in een eerder gesprek met [A] (wel) een zodanige vrees is ontstaan dat hij daardoor met de voorgestelde prijsverlaging heeft ingestemd.
Slotsom
4.9. De rechtbank concludeert dat partijen in september 2008 onaantastbaar een uurtarief van EUR 20,00 zijn overeengekomen. De vordering van [eiser] onder 1 is dus niet toewijsbaar. Verder is Protect Eye daarom niet gehouden tot betaling van factuur b (dat een correctie betreft op factuur a van EUR 2,50 per uur) en het deel van de facturen c-e dat betrekking heeft op een hoger tarief dan EUR 20,00 per uur. De vordering onder 2 is in zoverre dus ook niet toewijsbaar.
4.10. Ter comparitie heeft Protect Eye gesteld dat zij de facturen c-e overigens (voor het deel tot EUR 20,00 per uur) al heeft voldaan. Protect Eye is vervolgens in de gelegenheid gesteld producties ter onderbouwing van die stelling in het geding te brengen, wat zij bij akte heeft gedaan. Daarop heeft [eiser] bij antwoordakte gereageerd. Uit deze aktes en de daarbij gevoegde producties leidt de rechtbank af dat Protect Eye de facturen wat genoemd deel betreft inderdaad heeft voldaan. De vordering onder 2 is dus ook in zoverre niet toewijsbaar.
4.11. [eiser] heeft in voornoemde antwoordakte nog naar voren gebracht dat Protect Eye factuur a geheel en de facturen c, d en e gedeeltelijk te laat heeft voldaan en dat Protect Eye daarom wettelijke handelsrente is verschuldigd vanaf telkens 14 dagen na factuurdatum tot het moment van (gedeeltelijke) betaling. [eiser] heeft dit echter niet in zijn dagvaarding gevorderd en hij heeft evenmin zijn vordering aan deze stellingen (door middel van een eiswijziging in de zin van artikel 130 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering) aangepast. De rechtbank komt daardoor niet aan beoordeling van deze posten toe. De rechtbank verwijst hiertoe in de eerste plaats naar de tekst van het petitum, waaruit volgt dat [eiser] zijn vordering onder 2 heeft beperkt tot wettelijke handelsrente over “de openstaande bedragen”. Ten aanzien van de facturen a en d verwijst de rechtbank verder naar nrs. 22-24 van de dagvaarding, waarin [eiser] zijn vordering onder 2 heeft gespecificeerd. Uit die specificatie volgt dat [eiser] ten aanzien van factuur a in het geheel geen wettelijke rente heeft gevorderd. Ten aanzien van factuur d volgt daaruit dat [eiser] alleen wettelijke rente heeft gevorderd over een bedrag van EUR 963,90. Dat bedrag betreft het nog niet betaalde deel van de factuur (het deel dat ziet op een hoger uurtarief) en dus niet het door Protect Eye reeds betaalde deel van de factuur (het deel dat ziet op het uurtarief van
EUR 20,00).
Kosten
4.12. Uit het voorgaande volgt dat alle vorderingen van [eiser] geheel zullen worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Protect Eye worden begroot op:
- vast recht EUR 480,00
- salaris advocaat 1.447,50 (2,5 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR  1.927,50
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Protect Eye tot op heden begroot op EUR 1.927,50,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H.M. van der Heiden en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2010.