RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
zaaknummer: 666737 UC EXPL 09-21417 JH 364
1. [eiseres sub 1],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser sub 1],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiseres sub 2],
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.T. Visser,
de naamloze vennootschap
Hermans & Schuttevaer Notarissen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen H&S,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. drs. E.L. Pasma.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 3 maart 2010.
Partijen hebben voorafgaand aan de comparitie nog stukken in het geding gebracht.
De comparitie is gehouden op 7 april 2010. Daarvan is aantekening gehouden.
Hierna is uitspraak bepaald.
2.1. [eiser sub 1], geboren op [1952], is op 1 februari 2000 in dienst getreden bij H&S in de functie van telefoniste/receptioniste. De arbeidsduur van [eiser sub 1] bedroeg 36 uur per week tegen een brutoloon van laatstelijk € 2.199,96 per maand, vermeerderd met vakantiebijslag.
2.2. [eiseres sub 2], geboren op [1968], is op 1 maart 2005 in dienst getreden bij H&S in de functie van telefoniste/receptioniste. De arbeidsduur van [eiseres sub 2] bedroeg 24 uur per week tegen een brutoloon van laatstelijk € 1.356,-- per maand, vermeerderd met vakantiebijslag.
2.3. Sinds het vierde kwartaal van 2008 is er sprake van een ernstige omzetdaling bij H&S. Dit heeft in februari 2009 geleid tot een reorganisatie (reorganisatie I) waarbij het personeelsbestand van H&S met 19 werknemers is ingekrompen, hetgeen gelijk staat aan 25% van het totale personeelsbestand per 1 januari 2009. Op grond van het Sociaal Plan is aan de boventallige werknemers een vergoeding toegekend uitgaande van de kantonrechtersformule waarbij de c-factor is bepaald op 1.
2.4. Als gevolg van de verder verslechterde situatie heeft H&S op 2 juli 2009 wederom om bedrijfseconomische redenen bij het UWV WERKbedrijf toestemming gevraagd voor ontslag, dit keer voor 17 werknemers, onder wie [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] (reorganisatie II). [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben verweer gevoerd tegen de door H&S ingediende ontslagaanvragen.
2.5. Bij besluiten van 19 augustus 2009 heeft het UWV WERKbedrijf toestemming verleend om de arbeidsovereenkomsten met [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] op te zeggen. Bij brieven van 24 augustus 2009 heeft H&S, met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, de arbeidsovereenkomsten opgezegd per 1 oktober 2009.
2.6. In het Sociaal Plan van 1 juli 2009, welk plan is opgesteld ten behoeve van reorganisatie II, is onder meer bepaald dat de werkgever medewerkers vanaf 1 juli 2009 onder werktijd in de gelegenheid zal stellen activiteiten te ondernemen gericht op het verwerven van een nieuwe baan. Het Sociaal Plan van 1 juli 2009 voorziet niet in een financiële vergoeding voor boventallige werknemers.
2.7. De functie van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] is komen te vervallen. De werkzaamheden van telefoniste/receptioniste worden thans verricht door een facilitair medewerkster en secretaresses aan de hand van een dienstenrooster.
2.8. [eiseres sub 2] is per 1 november 2009 in dienst getreden bij de gemeente Bunnik in de functie van Oproepkracht. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot 31 oktober 2010. [eiseres sub 2] werkt een wisselend aantal uren per maand, met een minimum van 15 uur per maand.
2.9. [eiser sub 1] is per 4 januari 2010 in dienst getreden bij Securitas op basis van een arbeidsovereenkomst voor één jaar. Het betreft een aanstelling voor 20 uur per week tegen een brutoloon van € 920,-- per vier weken, vermeerderd met 8% vakantiebijslag.
2.10. Uit de overgelegde jaarstukken blijkt dat het resultaat na belastingen van H&S in de boekjaren 2006, 2007 en 2008 steeds € 20.000,-- bedroeg.
Voorts blijkt daaruit dat aan (uiteindelijk) de aandeelhouders van H&S een totaalbedrag aan “aansluitvergoedingen” is uitgekeerd, over het boekjaar 2006 groot € 3.259.755,--, over het boekjaar 2007 groot € 4.225.284,-- en over het boekjaar 2008 groot € 2.180.933,--.
3. De vorderingen en het verweer
3.1. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen bij vonnis te verklaren voor recht dat het door H&S aan hen verleende ontslag kennelijk onredelijk is. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen voorts, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van H&S tot betaling van een schadevergoeding van € 38.015,36 bruto, respectievelijk € 7.322,40 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 oktober 2009 tot de voldoening, met veroordeling van H&S in de proceskosten.
3.2. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat er sprake is van kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomsten op grond waarvan toekenning van een vergoeding op zijn plaats is.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen dat er geen noodzaak bestond voor het opheffen van de receptie van H&S en van hun functie, nu het bedrijf wordt voortgezet en de werkzaamheden zijn blijven bestaan. Zij stellen voorts dat de gevolgen van de opzegging voor hen te ernstig zijn in vergelijking met het belang van H&S bij de opzegging. Door H&S is niet gekeken naar de individuele omstandigheden van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en er zijn voor hen geen voorzieningen getroffen. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen dat zij tot de laatste dag van hun arbeidsovereenkomst hebben moeten werken en dat zij geen gelegenheid hebben gekregen om onder werktijd te solliciteren. Ook voor wat betreft begeleiding naar ander werk heeft H&S niets ondernomen. Er is, naar [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen, geen moeite gedaan herplaatsing te realiseren binnen of buiten het bedrijf.
3.3. H&S voert gemotiveerd verweer. Zij stelt - samengevat - dat zij door de dramatische financiële situatie van H&S als gevolg van de financiële crisis, genoodzaakt was een tweede reorganisatie door te voeren en de functie van receptioniste te laten vervallen. H&S stelt dat zij niet in staat was enige vergoeding aan de boventallige werknemers toe te kennen. De financiële situatie van H&S is nadien niet aanzienlijk verbeterd als gevolg waarvan zij ook thans niet in staat is een vergoeding te betalen.
3.4. Op het overigens door partijen gestelde wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Vooropgesteld wordt dat opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever onder meer kennelijk onredelijk zou kunnen zijn, wanneer deze geschiedt onder opgave van een voorgewende of valse reden of wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem/haar bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor hem/haar te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij opzegging (7:681 lid 2, aanhef en onder a en b BW). De kantonrechter zal op de door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aangevoerde gronden voor kennelijk onredelijkheid van de aan hen gegeven opzegging hieronder afzonderlijk ingaan.
Valse of voorgewende reden
4.2. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben allereerst gesteld dat er geen noodzaak bestond voor het opheffen van de receptie van H&S en van hun functie, nu het bedrijf wordt voortgezet en de werkzaamheden zijn blijven bestaan. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zich onder meer op het standpunt stellen dat de opzegging kennelijk onredelijk is, omdat zij is geschied onder opgave van een valse of voorgewende reden.
H&S heeft dit uitdrukkelijk betwist en heeft gesteld dat de grondslag van het ontslag is gelegen in bedrijfseconomische omstandigheden. Zij heeft hiertoe gemotiveerd aangevoerd dat er sprake is van een slechte financiële situatie als gevolg waarvan zij in aanvulling op eerdere bezuinigingsmaatregelen in het kader van reorganisatie I diverse saneringsmaatregelen heeft moeten nemen, waaronder het uitstellen van investeringen en het treffen van maatregelen om de huisvestingskosten structureel te verlagen. H&S stelt dat zij daarnaast maatregelen heeft moeten nemen om verder op de personeelskosten te bezuinigen en de formatie in balans te brengen met het werkaanbod en de uitgaven af te stemmen op de inkomsten.
4.3. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben niet betwist dat er voor H&S aanleiding bestond tot kostenreductie. Zij hebben zich slechts op het standpunt gesteld dat er geen noodzaak bestond tot het opheffen van de functie van telefoniste/receptioniste, nu de werkzaamheden zijn blijven bestaan. De kantonrechter stelt voorop dat aan H&S een zekere mate van beleidsvrijheid toekomt ten aanzien van de wijze waarop zij de reorganisatie vorm geeft. H&S heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat haar besluitvorming betreffende het opheffen van de functiegroep telefoniste/receptioniste op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben niet weersproken dat er maatregelen zijn genomen om de receptie te ontlasten, bijvoorbeeld door gebruik te maken van rechtstreekse doorkiesnummers en het door medewerkers laten beheren van hun eigen agenda, en dat de overgebleven werkzaamheden thans aan de hand van een dienstenrooster worden verricht door een facilitair medewerkster en secretaresses. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben evenmin betwist dat secretaresses in staat zijn beide functies uit te voeren en derhalve breder inzetbaar zijn dan zij. Gelet hierop mocht H&S de beleidskeuze maken tot opheffing van de functie van telefoniste/receptioniste en is er derhalve onvoldoende grond te vinden voor de stelling van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] dat sprake is van een voorgewende of valse reden voor opzegging van de arbeidsovereenkomsten.
4.4. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben daarnaast gesteld dat de gevolgen van de opzeggingen voor hen te ernstig zijn in vergelijking met het belang van H&S bij opzegging van de arbeidsovereenkomsten. Zij hebben hiertoe bij dagvaarding onder meer gesteld dat zij, in tegenstelling tot de werknemers betrokken bij reorganisatie I, geen enkele voorziening van H&S hebben verkregen ter derving van hun inkomstenschade als gevolg van het ontvangen van een WW-uitkering en elders te verdienen lager loon. H&S heeft bij conclusie van antwoord als verweer gevoerd dat zij bij reorganisatie II niet in staat was enige vergoeding aan de boventallige werknemers toe te kennen.
4.5. De kantonrechter acht uit het door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] gestelde voldoende aannemelijk geworden dat het financiële onvermogen van H&S om bij reorganisatie II de gevolgen voor de ontslagen werknemers in enige mate op te vangen, mede gelegen is in de mate waarin en de wijze waarop H&S in de jaren voorafgaand aan de financiële crisis aansluitingsvergoedingen aan de partners heeft uitgekeerd. Uit de door H&S overgelegde stukken is op te maken dat de partners eerst in 2008, op het moment dat de omzetdaling reeds een feit was, een deel van de winst in de onderneming hebben gelaten. Niet gesteld of gebleken is dat H&S in de jaren voorafgaand aan de financiële crisis maatregelen hebben getroffen om te voorzien in de gevolgen van een omzetdaling.
4.6. Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter de in het Sociaal Plan van 1 juli 2009 genoemde voorzieningen, waaronder de sollicitatiefaciliteiten, minimaal. H&S heeft de kantonrechter verzocht aansluiting te zoeken bij dit Sociaal Plan, nu dit voor alle werknemers die gedwongen ontslagen zijn is toegepast.
In artikel 3.4 van het Sociaal Plan is bepaald dat H&S de voor opzegging voorgedragen werknemers waar mogelijk in de gelegenheid zal stellen om vanuit een werkende positie een nieuwe baan te verwerven. Dit betekent, aldus het bepaalde in het Sociaal Plan, dat H&S medewerkers vanaf 1 juli 2009 onder werktijd in de gelegenheid zal stellen activiteiten te ondernemen gericht op het verwerven van een nieuwe baan. Uit de stellingen van partijen begrijpt de kantonrechter dat geen, althans nauwelijks invulling is gegeven aan deze voorziening. Zo is door H&S niet betwist dat zij [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] dringend heeft verzocht rekening te houden met de bezetting van de receptie bij het ondernemen van sollicitatieactiviteiten. Evenmin is door H&S betwist dat zij van [eiseres sub 2], die parttime bij H&S werkzaam was, verwachtte dat zij sollicitaties in eigen tijd zou verrichten. H&S heeft ter zitting weliswaar gesteld dat het niet haar insteek was om sollicitaties onder werktijd te ontmoedigen, maar voldoende aannemelijk is dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zich door de uitlatingen van H&S niet vrij voelden om te solliciteren onder werktijd.
4.7. De kantonrechter komt op grond van bovengenoemde overwegingen en omstandigheden tot het oordeel dat de opzegging kennelijk onredelijk is. Daartoe laat de kantonrechter de mate waarin en de wijze waarop de aan de partners uitgekeerde aansluitingsvergoedingen voorafgaand aan de financiële crisis hebben bijgedragen aan de omstandigheid dat H&S niet in staat was enige vergoeding te treffen, zwaar meewegen, alsmede de omstandigheid dat er geen, althans nauwelijks invulling is gegeven aan de in het Sociaal Plan opgenomen sollicitatievoorziening. De leeftijd van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], de duur van hun dienstverband, alsmede de verwachting dat zij in ieder geval gedurende enige tijd inkomensschade zullen lijden, acht de kantonrechter daarbij eveneens van belang.
4.8. De hoogte van de vergoeding moet door de kantonrechter in deze procedure worden vastgesteld aan de hand van door de rechter op basis van de aangevoerde stellingen vast te stellen feiten en na een afweging van de omstandigheden aan de zijde van beide partijen, waarbij de gewone regels omtrent de begroting van schade(vergoeding) van toepassing zijn. De hoogte van de toe te kennen vergoeding is bovendien gerelateerd aan de aard en de ernst van het tekortschieten van de werkgever in zijn verplichting als goed werkgever te handelen, en aan de daaruit voortvloeiende (materiële en immateriële) nadelen voor de werknemer.
De kantonrechter stelt [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in de gelegenheid de door hen gestelde schade nader te specificeren aan de hand van concrete omstandigheden en factoren die de hoogte van hun schade bepalen. Zij dienen hierbij expliciet aan te geven om welke bedragen het gaat, waarbij het hen vrij staat hun vordering, die (nog) ziet op toepassing van de kantonrechtersformule, aan te passen. H&S zal in de gelegenheid worden gesteld hierop bij akte te reageren.
4.9. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
verklaart het door H&S aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] gegeven ontslag kennelijk onredelijk;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 26 mei 2010 te 9.30 uur, waar [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zich schriftelijk dienen uit te laten omtrent hetgeen hiervoor onder 4.8 is overwogen;
H&S zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om daarop schriftelijk te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.F. van Vugt, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2010.