ECLI:NL:RBUTR:2010:BM6378
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van valsheid in geschrift en ambtelijke corruptie na beoordeling van getuigenverklaringen en bewijsstukken
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 2 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een gemeenteambtenaar, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en ambtelijke corruptie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar mogelijke corruptie binnen de gemeente, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte, [medeverdachte 2], werd beschuldigd van het opmaken en gebruiken van valse facturen die naar de gemeente waren gestuurd. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de verklaringen van de getuigen, waaronder die van mevrouw [aangeefster 1] en mevrouw [aangeefster 2], niet voldoende waren om aan te tonen dat de verdachte op de hoogte was van enige onjuiste berekening van de overwerkvergoeding. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor het medeplegen van valsheid in geschrift door de verdachte. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen inconsistent waren en dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat de facturen onjuist waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat de overwegingen tot een volledige vrijspraak leidden. De overige verweren van de verdediging behoefden geen bespreking, gezien de vrijspraak.