ECLI:NL:RBUTR:2010:BM6378

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/700127-06
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift en ambtelijke corruptie na beoordeling van getuigenverklaringen en bewijsstukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 2 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een gemeenteambtenaar, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en ambtelijke corruptie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar mogelijke corruptie binnen de gemeente, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte, [medeverdachte 2], werd beschuldigd van het opmaken en gebruiken van valse facturen die naar de gemeente waren gestuurd. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de verklaringen van de getuigen, waaronder die van mevrouw [aangeefster 1] en mevrouw [aangeefster 2], niet voldoende waren om aan te tonen dat de verdachte op de hoogte was van enige onjuiste berekening van de overwerkvergoeding. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor het medeplegen van valsheid in geschrift door de verdachte. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen inconsistent waren en dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat de facturen onjuist waren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat de overwegingen tot een volledige vrijspraak leidden. De overige verweren van de verdediging behoefden geen bespreking, gezien de vrijspraak.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/700127-06
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 juni 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsman mr. A.R.A.L. Noorenburg, advocaat te Woerden.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 18 mei 2010 en 19 mei 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. samen met [medeverdachte 2] dan wel [bedrijf]., verder in dit vonnis aangeduid als [bedrijf], opzettelijk valse facturen heeft gemaakt dan wel deze heeft gebruikt door deze naar de gemeente [gemeente] te sturen, zodat deze betaalbaar konden worden gesteld;
2. in zijn functie van gemeenteambtenaar giften en/of diensten van [medeverdachte 2] dan wel [bedrijf] heeft aangenomen, terwijl hij wist dat deze hem werden aangeboden om hem ertoe te brengen genoemde facturen betaalbaar te stellen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de verklaringen van mevrouw [aangeefster 1] en mevrouw [aangeefster 2] en op in de tenlastelegging opgenomen facturen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verdediging heeft gemotiveerd betoogd dat verdachte de facturen van [bedrijf] slechts controleerde op adressering en dat hij nooit heeft meegewerkt aan het opmaken van (valse) facturen van [bedrijf]. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat aan de facturen terzake werkzaamheden aan de generator een overeenkomst ten grondslag lag en dat met betrekking tot een groot deel van de in de tenlastelegging opgenomen facturen er geen aanwijzingen zijn voor valsheid in geschrift. Tot slot heeft de verdediging gespecificeerd aangevoerd dat de betreffende goederen en/of diensten òfwel hem niet zijn aangeboden, òfwel zijn aangeboden in het kader van de vriendschappelijke relatie tussen hem en [medeverdachte 2].
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. Algemeen
Naar aanleiding van door de gemeentesecretaris van de gemeente [gemeente] ontvangen informatie is een onderzoek gestart naar mogelijke valsheid in geschrift en ambtelijke corruptie binnen de gemeente [gemeente]. Onderzoek van Hoffmann Bedrijfsrecherche en vervolgens door de Rijksrecherche richtte zich met name op de relatie tussen [bedrijf] en haar directeur van [medeverdachte 2] enerzijds en ambtenaren van de gemeente [gemeente] waaronder verdachte anderzijds. Dat deze relatie tot onderzoek en verdenkingen heeft kunnen leiden is, gelet op de wijze waarop deze inhoud en vorm had zoals naar voren komt uit de processtukken, zeer wel voorstelbaar.
De rechtbank merkt op dat zij niet geroepen is te oordelen over de vraag of de vriendschappelijke band tussen verdachte en zijn medeverdachte, gelet op hun werkrelatie en het belang om zorgvuldig met gemeenschapsgeld om te gaan, als een ongeoorloofde belangenverstrengeling moet worden beschouwd. De strafrechter is door de wetgever uitsluitend de taak opgedragen om – voor zover hier van belang – te beoordelen of de verdachte de door de officier van justitie ten laste gelegde gedraging heeft begaan.
4.3.2. De zaak “Generatoren” (feit 1)
Onder feit 1 – onder de noemer “zaak Generatoren; map 5 / documenten V” – is aan verdachte ten laste gelegd dat hij 20 facturen heeft vervalst. Op deze facturen is door [bedrijf] aan de gemeente [gemeente] telkens een bedrag van € 1.356,60 in rekening gebracht met als aanduiding “Periodieke controle van de noodaggregaat”. De facturen bevatten geen aanduiding van het aantal gewerkte uren. Uit het dossier blijkt dat niet alleen verdachte maar ook andere gemeenteambtenaren verklaren dat er tussen de gemeente [gemeente] en [bedrijf] een overeenkomst bestond, inhoudende dat het maandelijks onderhoud aan de generator door [bedrijf] zou worden uitgevoerd voor een bedrag van € 1.200,--. Gelet op de verklaringen van de getuigen [aangever 5] en [aangever 4] is aannemelijk dat de verantwoordelijke wethouder met deze overeenkomst heeft ingestemd. Dit bedrag, van € 1.200,-- minus een korting van 5%, en vermeerderd met de BTW, komt overeen met de op de bovengenoemde facturen vermelde bedragen. Het dossier bevat geen bewijs dat was afgesproken dat facturering van de werkzaamheden zou plaatsvinden conform de daadwerkelijk bestede manuren aan het onderhoud van de generator. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van het (doen) opmaken dan wel gebruiken van valse facturen. Dat deze werkzaamheden mogelijk voor een veel lager bedrag hadden kunnen worden uitgevoerd, doet aan het voorgaande niet aan af. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.3. De zaak “[naam]” (feit 1)
Onder feit 1 – onder de noemer “zaak [naam]; map 10, documenten VI” – is aan verdachte ten laste gelegd dat hij samen met [medeverdachte 2] 21 facturen valselijk heeft opgemaakt. Ten aanzien van de 21 facturen van het zaaksdossier [naam] die aan de verdachte zijn ten laste gelegd, heeft de officier van justitie geconcludeerd tot vrijspraak, uitgezonderd de facturen 03-08-0260, 03 09-0276 en 03-10-0302. Op factuur 03-08-0260 heeft [bedrijf] onder de aanduiding “Begeleiding SBM Beveiligingen” aan de gemeente [gemeente] een bedrag van € 2.280,33 in rekening gebracht. Op basis van de verklaringen van verdachte, de medeverdachte, gemeenteambtenaren en medewerkers van [bedrijf] staat vast, dat er na de brand in het schoolgebouw aan het [naam] in [gemeente] werkzaamheden zijn verricht in het kader van de beveiliging door SBM, waaronder het inschakelen van dit beveiligingsbedrijf, het plaatsen van een schaftwagen en het trekken van een stroomkabel van de schaftwagen naar een naburige woning. Gelet op het feit dat er ten behoeve van de beveiliging door SBM daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht, kan de rechtbank op basis van hetgeen zich in het dossier bevindt niet vaststellen dat de daarop betrekking hebbende facturen valselijk door [bedrijf] zijn opgemaakt, dan wel dat [bedrijf] valse facturen heeft gebruikt. Dat door [bedrijf] 126 manuren in rekening is gebracht voor de begeleiding door SBM zoals door Hoffmann Bedrijfsrecherche en door de Rijksrecherche steeds is gesuggereerd, volgt niet uit de facturen. Met betrekking tot de facturen 03-09-0276 en 03-10-0302 die zowel in het zaaksdossier [naam] als in het zaaksdossier Uren en Materialen aan de verdachte tenlaste zijn gelegd, verwijst de rechtbank naar de overwegingen in de volgende paragraaf, paragraaf 4.3.4. Bewijs dat de overige facturen vals zijn, ontbreekt eveneens.
4.3.4. De zaak “Uren en Materialen” (feit 1)
Van 29 van de 42 facturen die in bijlage 1/AH/42 aan verdachte tenlaste zijn gelegd, heeft de officier van justitie geconcludeerd dat deze vals zijn opgemaakt, omdat de opslag voor overwerkvergoeding opzettelijk onjuist werd gehanteerd. De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte daarvan op de hoogte was en dat hij daarmee instemde, terwijl hij wist dat er hierdoor een te hoge prijs in rekening werd gebracht.
De rechtbank overweegt dat de stelling dat verdachte samen met [medeverdachte 2] dan wel [bedrijf] valsheid in geschrift heeft gepleegd slechts wordt ondersteund door de verklaringen van mevrouw [aangeefster 1]. Mevrouw [aangeefster 1] vermeldt echter in haar verklaring dat zij van [medeverdachte 2] heeft gehoord dat de overwerkvergoeding op deze wijze berekend mocht worden van verdachte. Uit niets blijkt dat zij rechtstreeks van verdachte heeft gehoord dat hij op de hoogte was van een eventuele onjuiste berekening van de overwerkvergoeding en dat hij daarmee instemde. Bewijs dat de bewering van [aangeefster 1] over wat zij van [medeverdachte] gehoord heeft juist is, ontbreekt. De rechtbank kan om die reden uit haar verklaring niet afleiden dat verdachte daadwerkelijk wist welke opslagberekening bij overwerk werd gehanteerd en dat hij instemde met een te hoge berekening. Het dossier bevat weliswaar ook de verklaring van mevrouw [aangeefster 2], maar uit deze verklaring volgt evenmin dat verdachte ervan op de hoogte was dat de overwerkvergoeding opzettelijk onjuist werd berekend. Deze verklaring kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet bijdragen aan het bewijs. De rechtbank constateert dat in 31 facturen van de 42 ten laste gelegde facturen een opslagvergoeding is gehanteerd. Daaronder bevinden zich de in de voorgaande paragraaf genoemde facturen 03-09-0276 en 03-10-0302. Naar het oordeel van de rechtbank is met betrekking tot genoemde 31 facturen geen wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van verdachte aan het (doen) opmaken of gebruiken van valse facturen. Ten aanzien van de overige in bijlage 1/AH/42 opgenomen facturen is uit het dossier in het geheel geen bewijs voor valsheid in geschrift op te maken. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op bijlage 1/AH/42, waaronder de (eveneens achter 1AH36) genoemde genoemde facturen 03-09-0276 en 03-10-0302.
Ten aanzien van 1 van de 5 facturen die in bijlage 2/AH/42 aan verdachte tenlaste zijn gelegd, heeft de officier van justitie geconcludeerd dat deze vals is opgemaakt, omdat op grond van verklaringen van ex-werknemers van [bedrijf] kan worden geconcludeerd dat er minder dan de in rekening gebrachte 255 manuren is gewerkt aan de sloop van het [gebouw], ook wel het [gebouw] genoemd. De rechtbank constateert dat door werknemers van [bedrijf] wisselende verklaringen zijn afgelegd tegenover Hoffmann Bedrijfsrecherche. Niet alle werknemers die bij deze werkzaamheden betrokken zouden zijn geweest zijn door Hoffmann gehoord. Van deze werknemers is vervolgens alleen de heer [aangever 3] door de Rijksrecherche gehoord. De heer [aangever 3], die steeds belastend over verdachte en [medeverdachte 2] heeft verklaard, verklaart tegenover de Rijksrecherche echter dat hij wel een hele week de volledige werkdagen heeft gewerkt aan de sloop van het [gebouw], samen met nog een man of vier. Deze verklaring laat ruimte voor de mogelijkheid dat door [bedrijf] 225 manuren is besteed aan de sloop van het [gebouw]. Op grond van het dossier kan de rechtbank dan ook niet vaststellen dat hier sprake is geweest van een opzettelijk onjuiste berekening van het aantal manuren. Dat de betreffende werkzaamheden wellicht sneller en met minder personen hadden kunnen worden uitgevoerd, betekent niet dat de opgave van het aantal gewerkte manuren in strijd met de waarheid is. Omdat de rechtbank ten aanzien van deze factuur en de andere vier facturen die in bijlage 2/AH/42 geen bewijs voor valsheid in geschrift heeft gevonden, zal zij de verdachte ook van dit onderdeel vrijspreken.
Ten aanzien van de 2 facturen die in bijlage 3/AH/42 aan de verdachte tenlaste zijn gelegd als zijnde valse facturen door hem, dan wel in opdracht van hem opgemaakt of gebruikt, heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van de gemeenteambtenaren [aangever 4], [aangever 5] en [aangever 6] volgt dat bij afwezigheid van verdachte, [medeverdachte 2] als zijn vervanger fungeerde. Deze vervanging droeg de goedkeuring van diverse leidinggevenden binnen de gemeente [gemeente]. De rechtbank constateert dat ten aanzien van laatstgenoemde facturen waarin [medeverdachte 2] dan wel [bedrijf] de werkzaamheden met betrekking tot deze vervanging factureert haar niet gebleken is van enige valsheid. Ook ten aanzien van dit onderdeel dient daarom vrijspraak te volgen.
4.3.5. De begunstiging (feit 2)
Ten laste is gelegd dat verdachte in zijn functie van gemeenteambtenaar giften en/of diensten heeft aangenomen, terwijl hij wist of moest vermoeden dat deze hem werden aangeboden om hem ertoe te bewegen eerdergenoemde valse facturen van [bedrijf] betaalbaar te stellen. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat met betrekking tot de zaaksdossiers “Generatoren”, “[naam]” en een deel van het zaaksdossier “Uren en Materialen” geen bewijs is voor valsheid in geschrift en dat met betrekking tot het andere deel van het zaaksdossier “Uren en Materialen” geen bewijs is voor het medeplegen van verdachte bij valsheid in geschrift. Dit maakt dat evenmin kan worden bewezen dat verdachte eventuele giften en/of diensten heeft aangenomen terwijl hij wist of moest vermoeden dat hij deze ontving om hem te bewegen genoemde facturen betaalbaar te stellen. De rechtbank zal verdachte reeds daarom ook van dit feit vrijspreken.
Samenvattend acht de rechtbank op grond van het bovenstaande niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1. primair en subsidiair en 2. heeft begaan. Nu de overwegingen van de rechtbank tot een volledige vrijspraak leiden, behoeven de overige verweren van de verdediging geen bespreking.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1. primair en subsidiair en 2. tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. J. Schukking, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juni 2010.