ECLI:NL:RBUTR:2010:BM6390

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/700128-06
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift en omkoping van een ambtenaar na beoordeling van getuigenverklaringen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 2 juni 2010, stond de verdachte terecht op beschuldiging van valsheid in geschrift en omkoping van een ambtenaar. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van getuigenverklaringen en bewijsstukken. De officier van justitie had de verdachte ten laste gelegd dat hij samen met een medeverdachte opzettelijk valse facturen had opgemaakt en deze naar de gemeente had gestuurd, alsook dat hij een onderhoudsrapport had vervalst en een ambtenaar had omgekocht. De rechtbank concludeerde echter dat er onvoldoende bewijs was voor de valsheid van de facturen. De verklaringen van getuigen waren inconsistent en niet alle betrokken werknemers waren gehoord, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen dat de facturen opzettelijk onjuist waren. Bovendien werd vastgesteld dat de werkzaamheden die in rekening waren gebracht, daadwerkelijk waren uitgevoerd, wat de valsheid van de facturen in twijfel trok. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had gepleegd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral wanneer het gaat om beschuldigingen van valsheid in geschrift en ambtelijke corruptie.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/700128-06
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 juni 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
raadsvrouw mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 mei 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. samen met [medeverdachte] opzettelijk valse facturen heeft gemaakt dan wel deze heeft gebruikt door deze naar de gemeente [gemeente] te sturen zodat deze betaalbaar konden worden gesteld;
2. een onderhoudsrapport heeft vervalst dan wel dit valse onderhoudsrapport heeft gebruikt;
3. gemeenteambtenaar [medeverdachte] heeft beloond met giften en/of diensten, zodat die [medeverdachte] genoemde facturen betaalbaar zou stellen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op de verklaringen van mevrouw [aangeefster 1] en mevrouw [aangeefster 2] en op in de tenlastelegging opgenomen facturen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verdediging heeft gemotiveerd betoogd dat aan een deel van de in de tenlastelegging opgenomen facturen een overeenkomst ten grondslag lag en dat met betrekking tot het overige deel van de in de tenlastelegging opgenomen facturen er geen aanwijzingen zijn voor valsheid in geschrift. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat het onderhoudsrapport niet opzettelijk foutief is ingevuld, maar dat dit het gevolg is geweest van miscommunicatie. Tot slot heeft de verdediging gespecificeerd aangevoerd dat er geen sprake is van omkoping. De betreffende goederen en/of diensten zijn door verdachte òfwel niet aangeboden, òfwel zijn aangeboden in het kader van de vriendschappelijke relatie tussen [medeverdachte] en verdachte. Enig verband met een ambtelijke tegenprestatie is volgens de verdediging niet gebleken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Algemeen
Naar aanleiding van door de gemeentesecretaris van de gemeente [gemeente] ontvangen informatie is een onderzoek gestart naar mogelijke valsheid in geschrift en ambtelijke corruptie binnen de gemeente [gemeente]. Onderzoek van Hoffmann Bedrijfsrecherche en vervolgens door de Rijksrecherche richtte zich met name op de relatie tussen [bedrijf ], verder in dit vonnis aangeduid als: “[bedrijf ]”, en haar directeur van [verdachte] enerzijds en ambtenaren van de gemeente [gemeente], waaronder [medeverdachte], anderzijds. Dat deze relatie tot onderzoek en verdenkingen heeft kunnen leiden is, gelet op de wijze waarop deze inhoud en vorm had zoals naar voren komt uit de processtukken, zeer wel voorstelbaar.
De rechtbank merkt op dat zij niet geroepen is te oordelen over de vraag of de vriendschappelijke band tussen verdachte en zijn medeverdachte, gelet op hun werkrelatie en het belang om zorgvuldig met gemeenschapsgeld om te gaan, als een ongeoorloofde belangenverstrengeling moet worden beschouwd. De strafrechter is door de wetgever uitsluitend de taak opgedragen om – voor zover hier van belang – te beoordelen of de verdachte de door de officier van justitie ten laste gelegde gedragingen heeft begaan.
4.3.2 De zaak “Generatoren” (feit 1)
Onder feit 1 – onder de noemer “zaak Generatoren; map 5 / documenten V” – is aan verdachte ten laste gelegd dat hij 20 facturen heeft vervalst. Op deze facturen is door [bedrijf ] aan de gemeente [gemeente] telkens een bedrag van € 1.356,60 in rekening gebracht met als aanduiding “Periodieke controle van de noodaggregaat”. De facturen bevatten geen aanduiding van het aantal gewerkte uren. Uit het dossier blijkt dat niet alleen verdachte maar ook diverse gemeenteambtenaren verklaren dat er tussen de gemeente [gemeente] en [bedrijf ] een overeenkomst bestond, op basis waarvan het maandelijkse onderhoud aan de generator door [bedrijf ] zou worden uitgevoerd voor een bedrag van € 1.200,-- per maand. Gelet op de verklaringen van de getuigen [aangever 3] en [aangever 4] is aannemelijk dat de verantwoordelijke wethouder met deze overeenkomst heeft ingestemd. Dit bedrag, van € 1.200,-- minus een korting van 5%, en vermeerderd met de BTW, komt overeen met de op de bovengenoemde facturen vermelde bedragen. Het dossier bevat geen bewijs dat was afgesproken dat facturering van de werkzaamheden zou plaatsvinden conform de daadwerkelijk bestede manuren aan het onderhoud van de generator. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van het (doen) opmaken dan wel gebruiken van valse facturen. Dat deze werkzaamheden mogelijk voor een veel lager bedrag hadden kunnen worden uitgevoerd, doet aan het voorgaande niet aan af. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.3 De zaak “[naam]” (feit 1)
Onder feit 1 – onder de noemer “zaak [naam]; map 10, documenten VI” – is aan verdachte ten laste gelegd dat hij 21 facturen valselijk heeft opgemaakt. Ten aanzien van de 21 facturen van het zaaksdossier [naam] die aan de verdachte zijn ten laste gelegd, heeft de officier van justitie geconcludeerd tot vrijspraak, uitgezonderd de facturen 03-08-0260, 03 09-0276 en 03-10-0302. Op factuur 03-08-0260 heeft [bedrijf ] onder de aanduiding “Begeleiding SBM Beveiligingen” aan de gemeente [gemeente] een bedrag van € 2.280,33 in rekening gebracht. Op basis van de verklaringen van verdachte, de medeverdachte, gemeenteambtenaren en medewerkers van [bedrijf ] staat vast, dat er na de brand in het schoolgebouw aan het [naam] in [gemeente] werkzaamheden zijn verricht in het kader van de beveiliging door SBM, waaronder het inschakelen van dit beveiligingsbedrijf, het plaatsen van een schaftwagen en het trekken van een stroomkabel van de schaftwagen naar een naburige woning. Gelet op het feit dat er ten behoeve van de beveiliging door SBM daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht, kan de rechtbank op basis van hetgeen zich in het dossier bevindt niet vaststellen dat de daarop betrekking hebbende facturen valselijk door [bedrijf ] zijn opgemaakt, dan wel dat [bedrijf ] valse facturen heeft gebruikt. Dat door [bedrijf ] 126 manuren in rekening is gebracht voor de begeleiding door SBM zoals door Hoffmann Bedrijfsrecherche en door de Rijksrecherche steeds is gesuggereerd, volgt niet uit de facturen. Met betrekking tot de facturen 03-09-0276 en 03-10-0302 die zowel in het zaaksdossier [naam] als in het zaaksdossier Uren en Materialen aan de verdachte tenlaste zijn gelegd, verwijst de rechtbank naar de overwegingen in de volgende paragraaf, paragraaf 4.3.4. Bewijs dat de overige facturen vals zijn, ontbreekt eveneens.
4.3.4 De zaak “Uren en Materialen” (feit 1)
Van 29 van de 42 facturen die in bijlage 1/AH/42 aan verdachte ten laste zijn gelegd, heeft de officier van justitie geconcludeerd dat deze vals zijn opgemaakt, omdat de opslag voor overwerkvergoeding opzettelijk onjuist werd gehanteerd en daardoor opzettelijk teveel door verdachte in rekening is gebracht. De rechtbank constateert dat bij 31 facturen, waaronder de in voorgaande paragraaf genoemde facturen 03-09-0276 en 03-10-0302, een opslagvergoeding is gehanteerd. De verdediging heeft ter terechtzitting een overeenkomst overgelegd gedateerd 15 april 2003 en ondertekend door verdachte en de heer [medeverdachte] van de gemeente [gemeente]. In deze overeenkomst is als overwerkvergoeding afgesproken een percentage van + 125% voor werktijden tussen 17.00 tot 22.00 uur, + 150% voor werktijden tussen 22.00 tot 6.00 uur, + 150% voor zaterdag en + 200% op zon- en feestdagen. De rechtbank merkt op dat deze overwerkvergoeding een gebruikelijke overwerkvergoeding overschrijdt en een vermenigvuldiging van het uurloon met genoemde percentages meer in de rede ligt dan de in de overeenkomst opgenomen plus als vergoeding. Het enkele feit dat dit een minder gebruikelijke en hogere vergoeding met zich brengt, maakt de facturen echter niet vals. De officier van justitie heeft ter zitting opgemerkt dat verdachte aan deze overeenkomst, in het licht van de omstandigheden en hetgeen partijen over en weer van elkaar mochten verwachten, niet de betekenis mocht toekennen die hij eraan hecht. De rechtbank is echter van oordeel dat zelfs als dat zou komen vast te staan, dat evenmin met zich brengt dat een factuur met een overwerkvergoeding die conform die overeenkomst is berekend, vals is. De rechtbank stelt vast dat genoemde facturen volgens deze overeenkomst zijn berekend en ingediend. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat geen bewijs voor het (doen) opmaken of gebruiken van valse facturen gevonden kan worden. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van dat deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op bijlage 1/AH/42, waaronder de (eveneens achter 1AH36) genoemde facturen 03-09-0276 en 03-10-0302.
Ten aanzien van 1 van de 5 facturen die in bijlage 2/AH/42 aan verdachte ten laste zijn gelegd, heeft de officier van justitie geconcludeerd dat deze vals is opgemaakt, omdat op grond van verklaringen van ex-werknemers van [bedrijf ] kan worden geconcludeerd dat er minder dan de in rekening gebrachte 255 manuren is gewerkt aan de sloop van het [gebouw], ook wel het [gebouw] genoemd. De rechtbank constateert dat door werknemers van [bedrijf ] wisselende verklaringen zijn afgelegd tegenover Hoffmann Bedrijfsrecherche. Niet alle werknemers die bij deze werkzaamheden betrokken zouden zijn geweest zijn door Hoffmann gehoord. Van deze werknemers is vervolgens alleen de heer [aangever 5] door de Rijksrecherche gehoord. De heer [aangever 5], die steeds belastend over verdachte en [medeverdachte] heeft verklaard, verklaart tegenover de Rijksrecherche echter dat hij wel een hele week de volledige werkdagen heeft gewerkt aan de sloop van het [gebouw], samen met nog een man of vier. Deze verklaring laat ruimte voor de mogelijkheid dat door [bedrijf ] 225 manuren is besteed aan de sloop van het [gebouw]. Op grond van het dossier kan de rechtbank dan ook niet vaststellen dat hier sprake is geweest van een opzettelijk onjuiste berekening van het aantal manuren. Dat de betreffende werkzaamheden wellicht sneller en met minder personen hadden kunnen worden uitgevoerd, betekent niet dat de opgave van het aantal gewerkte manuren in strijd met de waarheid is. Omdat de rechtbank ten aanzien van deze factuur en de andere vier facturen die in bijlage 2/AH/42 geen bewijs voor valsheid in geschrift heeft gevonden, zal zij de verdachte ook van dit onderdeel vrijspreken.
Ten aanzien van de 2 facturen die in bijlage 3/AH/42 aan de verdachte tenlaste zijn gelegd als zijnde valse facturen door hem, dan wel in opdracht van hem opgemaakt of gebruikt, heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van de gemeenteambtenaren [aangever 4], [aangever 3] en [aangever 6] volgt dat bij afwezigheid van [medeverdachte] verdachte als zijn vervanger fungeerde. Deze vervanging droeg de goedkeuring van diverse leidinggevenden binnen de gemeente [gemeente]. De rechtbank constateert dat ten aanzien van laatstgenoemde facturen waarin verdachte zijn werkzaamheden met betrekking tot deze vervanging factureert haar niet gebleken is van enige valsheid. Ook ten aanzien van dit onderdeel dient daarom vrijspraak te volgen.
4.3.5 De zaak “Pompen” (feit 2)
De rechtbank stelt vast dat uit de door [bedrijf ] opgemaakte rapportage, waarvan zich twee versies in het dossier bevinden, niet valt op te maken dat de meterstanden of draaiuren van de pompen opzettelijk onjuist zijn ingevuld. De rechtbank overweegt verder dat er gedurende de verhoren van Hoffmann Bedrijfsrecherche, de Rijksrecherche en de verhoren die hebben plaatsgevonden bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van deze rechtbank, geen duidelijke definiëring van begrippen heeft plaatsgevonden. Dit heeft als gevolg dat de personen die terzake dit dossier gehoord zijn in hun verklaringen gebruik maken van verschillende termen zoals ‘storingen’, ‘controles’ en ‘onderhoud’ waarbij de laatste term voorkomt in de combinaties ‘dagelijks onderhoud’, ‘regulier onderhoud’ en ‘groot onderhoud’. Dit maakt dat de rechtbank met betrekking tot deze verklaringen niet kan vaststellen of deze elkaar tegenspreken of dat daarin verschillende aspecten van de werkzaamheden rondom de pompen worden besproken. Gelet op deze omstandigheid moet de rechtbank met grote behoedzaamheid omgaan met de verklaringen die over dit onderwerp zijn afgelegd bij de Rijksrecherche.
Verdachte is over dit ten laste gelegde feit slechts summier verhoord. Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard, dat sprake is geweest van een miscommunicatie tussen hem en de opsteller van het rapport [A] met betrekking tot het gebruik van de gegevens van het rapport van ABS van 2003. Volgens hem had [A] aangegeven dat hij niet precies wist wat er in een dergelijk rapport moest worden opgenomen en heeft verdachte daarop geantwoord dat hij maar in het rapport van ABS moest kijken. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze verklaring van verdachte wordt weersproken door de inhoud van betrouwbaar en overtuigend bewijs. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de gemeenteambtenaren [aangever 7] en [aangever 8] de lezing van verdachte met betrekking tot het ontstaan van een rapport met foutieve meterstanden niet uitsluiten. De verklaringen van [aangever 7] en [aangever 8] leveren dan ook geen bewijs voor opzet van verdachte op het vals opmaken of doen opmaken van dit document, dan wel voor het opzettelijk gebruik maken van dit document, terwijl verdachte wist dat het vervalst was. Alleen de verklaring van [A] is in dit opzicht belastend voor de verdachte. Gelet echter op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen over het gebrek aan definiëring van de begrippen en gelet op het feit dat deze verklaring van [A] weinig gedetailleerde en concrete informatie bevat, acht de rechtbank deze verklaring onvoldoende overtuigend voor de weerlegging van de lezing van verdachte. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het betreffende rapport valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken. Dit betekent dat de verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken.
4.3.6 De begunstiging (feit 3)
Ten laste is gelegd dat verdachte gemeenteambtenaar [medeverdachte] heeft beloond met giften en/of diensten om hem ertoe te bewegen de door hem opgestelde, dan wel door hem gebruikte valse facturen betaalbaar te stellen. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat het dossier geen bewijs bevat voor het opmaken dan wel gebruiken van valse facturen door verdachte. Dit maakt dat evenmin kan worden bewezen dat verdachte met het verschaffen van giften en/of diensten [medeverdachte] heeft willen bewegen tot het betaalbaar stellen van vals opgemaakte facturen. De rechtbank zal verdachte daarom ook van dit feit vrijspreken.
Samenvattend acht de rechtbank op grond van het bovenstaande niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1. primair en subsidiair, 2. primair en subsidiair en 3. heeft begaan. Nu de overwegingen van de rechtbank tot een volledige vrijspraak leiden, behoeven de overige verweren van de verdediging geen bespreking.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1. primair en subsidiair, 2. primair en subsidiair en 3. tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. J. Schukking, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juni 2010.