ECLI:NL:RBUTR:2010:BM6934

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
262954 / HA ZA 09-476
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een nalatenschap tussen zussen met beneficiaire aanvaarding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, gaat het om een vordering tot verdeling van een nalatenschap tussen twee zussen, die de enige erfgenamen zijn van hun overleden vader, [A]. De nalatenschap is beneficiair aanvaard, wat betekent dat eerst de beneficiaire afwikkeling moet plaatsvinden voordat tot verdeling kan worden overgegaan. De zussen hebben ieder recht op een derde van de nalatenschap, die onder andere bestaat uit een woning. De eiseres, die in een verzorgingshuis verblijft, vordert dat de woning aan haar echtgenoot, [B], wordt aangeboden tegen een bepaalde koopprijs. De gedaagden verzetten zich tegen deze vordering en stellen dat de nalatenschap eerst moet worden vereffend voordat tot verdeling kan worden overgegaan. De rechtbank oordeelt dat de beneficiaire aanvaarding in de weg staat aan de verdeling van de nalatenschap, omdat er nog geen boedelbeschrijving is gemaakt en de vereffening nog niet heeft plaatsgevonden. De vorderingen van de eiseres worden afgewezen, en de rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. In reconventie vordert een van de gedaagden de benoeming van een vereffenaar, wat de rechtbank toelaat, maar dit moet in een aparte verzoekschriftprocedure worden behandeld. De rechtbank bepaalt dat de procedure voor de benoeming van een vereffenaar zal worden voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure, en stelt een datum voor een mondelinge behandeling vast.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 262954 / HA ZA 09-476
Vonnis van 2 juni 2010
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F. van der Brug,
tegen
1. [gedaagde sub1],
wonende te [woonplaats], Frankrijk,
in Nederland geen bekende woon- of verblijfplaats,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. K.T.B. Salomons,
2. [gedaagde sub2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.H. Nugteren.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] c.s. genoemd worden. Gedaagden afzonderlijk zullen [gedaagde sub1] en [gedaagde sub2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 juni 2009 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van de comparitie van 18 september 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn zusters van elkaar. Zij zijn de enige erfgenamen van hun vader [A] (hierna [A]), die op 10 november 2006 is overleden. Hun moeder is in 1994 overleden.
2.2. [eiseres] is gehuwd met [B] (hierna [B]).
2.3. Partijen zijn ieder gerechtigd tot één derde( 1/3) in de nalatenschap van [A] Zij hebben ieder de nalatenschap van hun vader beneficiair aanvaard.
2.4. Van de nalatenschap maakt deel uit vijf/achtste (5/8) deel van de woning aan de [adres] te [plaats] (kadastraal bekend onder gemeente [gemeente], sectie [B] nummer [nummer] en [nummer]; hierna te noemen de woning). [B] bewoont deze woning.
2.5. De woning is destijds gebouwd met inspanning van [B]. Ten aanzien van de woning is bij notariële akte van 21 januari 1993 - verleden tussen [A] en [B] - bepaald, voor zover van belang:
De comparant (rechtbank: bedoeld wordt [A]) verklaarde, indien hij (of zijn rechtsopvolgers onder algemene titel) wenst (wensen) over te gaan tot vervreemding van gemelde grond met bedoeld woonhuis op de hoek van de [adres] en de [adres] te [plaats] (rechtbank: bedoeld wordt de woning), of enig deel daarvan, zich bij deze te verplichten bij aangetekend schrijven van zijn voornemen de heer [B] (…) in kennis te stellen en zich reeds nu voor alsdan te verbinden jegens genoemde heer [B] of diens rechtsopvolgers onder algemene titel om gemelde grond (…) voor een koopsom van vier en negentig duizend achthonderd elf gulden en vijf en zeventig cent (f 94.811,750 en bedoeld woonhuis (…) voor de stichtingskosten te verkopen en in eigendom te leveren aan genoemde heer [B] of diens rechtsopvolgers onder algemene titel.
Binnen een maand na dagtekening van bedoeld aangetekend schrijven, zal de akte van levering worden gepasseerd ten overstaan van een door genoemde heer [B] aan te wijzen notaris, onder gelijktijdige betaling van de koopsom, waarbij de kosten en rechten, op overdracht en levering verschuldigd, voor rekening van genoemde heer [B] of diens rechtsopvolgers onder algemene titel komen.
Indien niet, niet binnen voorgeschreven termijn door toedoen van genoemde heer [B] of diens rechtsopvolgers onder algemene titel de akte van levering wordt gepasseerd, heeft de comparant het recht het hiervoor omschreven registergoed aan anderen over te dragen.
2.6. Bij notariële akte van 7 december 2005 heeft [eiseres] aan [B] een algehele volmacht verleend om haar in alle opzichten te vertegenwoordigen. [eiseres] verblijft in een verzorgingshuis voor langdurig zieken.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
A. de omvang van de te verdelen nalatenschap vast zal stellen op
1. het perceel en de daarop staande woning met opstallen gelegen te [plaats] aan de [adres] (kadastraal bekend onder gemeente [gemeente], sectie [B] nummer [nummer] en [nummer]);
2. de op deze woning rustende hypotheek bij de Rabobank te Zeist;
3. het op deze woning rustende recht van eerste koop door [B] te [plaats] conform notariële akte van 23 januari 1993 (de rechtbank begrijpt dat bedoeld wordt 21 januari 1993), tegen een (ver)koopprijs van € 132.280,--;
B. de verdeling van de nalatenschap zal bepalen en/of zal doen vereffenen als volgt:
1.
a. [gedaagden] c.s. gezamenlijk, althans ieder voor zich zal gelasten binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis over te gaan tot een gezamenlijke aanbieding van de woning [adres] te [plaats] aan [B] tegen een koopprijs van € 132.280,--;
b. [gedaagden] c.s. gezamenlijk althans ieder voor zich te gelasten om – na aanvaarding door [B] van de aanbieding als bedoeld onder B.1. – binnen vier weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis alle medewerking te verlenen aan het tot stand komen van de levering in eigendom van de woning aan [B] en hen gezamenlijk althans ieder voor zich te veroordelen om ten overstaan van notaris mr. J.C. Maigret te Doorn, of diens plaatsvervanger, over te gaan tot levering van de woning [adres] te [plaats], (…) aan [B], met bepaling van de koopprijs op en tegen voldoening van de koopsom van € 132.280,- en voor het overige (waar mogelijk) in overeenstemming met de inhoud van de ontwerpakte van levering als opgenomen in productie 5 bij de dagvaarding;
c. te bepalen dat indien verkoop en levering niet of niet tijdig plaatsvindt als bepaald onder B.1 en/of B.2 het in dezen te wijzen vonnis, dit vonnis in de plaats treedt van en dezelfde rechtskracht heeft als de in wettige vorm opgemaakte akte voor [gedaagden] c.s. of één van hen, met bepaling dat [B] alsdan de koopprijs tijdig aan de transporterende notaris heeft voldaan;
2. de hypotheek op de woning [adres] te [plaats] af te lossen, te doen of laten aflossen uit de opbrengst van de verkoop van deze woning aan [B], met machtiging op [eiseres] zulks zelf te bewerkstelligen, te doen of laten bewerkstelligen, indien gedaagden gezamenlijk of ieder voor zich niet na betekening van het in dezen te wijzen vonnis binnen één week na aanvaarding als bedoeld onder B.1.a daartoe aan de transporterende notaris opdracht hebben gegeven althans daaraan hun medewerking verlenen of hebben verleend;
3. [gedaagden] c.s. zal veroordelen – voor zover zich nog andere goederen in de nalatenschap bevinden – over te gaan tot verdeling en vereffening daarvan volgens de wet, met benoeming van een notaris en onzijdige personen volgens de wet;
C. of zoveel meer of anders als de rechtbank in goede justitie meent te behoren zal beslissen;
D. [gedaagden] c.s. hoofdelijk, althans gezamenlijk, althans ieder voor het geheel, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening binnen deze termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede in de nakosten met een bedrag van € 131,-- / 205,--, dan wel indien betekening van dit vonnis plaatsvindt met een bedrag van € 199,-- / 273,--.
3.2. [gedaagden] c.s. voert verweer en concludeert tot verklaring van niet- ontvankelijkheid van [eiseres] in haar vorderingen althans tot afwijzing daarvan met haar veroordeling in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente indien betaling binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis uitblijft. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
[gedaagde sub2] vordert dat de rechtbank
primair
1. voor recht zal verklaren dat het recht van eerste koop uit de akte van 21 januari 1993 verleden voor mr. Hendrik de Cock, notaris te Doorn, is vervallen, althans dat de erfgenamen van [A] het recht hebben de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] aan een ander dan [B] over te dragen;
2. [eiseres] zal veroordelen om binnen 14 dagen na het ten deze te wijzen vonnis mee te werken aan de verkoop van deze woning aan een derde, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor elke dag dat zij in gebreke blijft om aan deze verkoop mee te werken;
subsidiair
1. zal bepalen dat de erven bij de uitoefening van het recht van eerste koop van [B] gezamenlijk deze woning aan [B] aan moeten bieden tegen de huidige marktwaarde van de woning;
meer subsidiair
1. zal bepalen dat de erven bij de uitoefening van het recht van eerste koop van [B] deze woning gezamenlijk aan [B] aan moeten bieden tegen 66% van de huidige WOZ-waarde van de woning, althans te bepalen dat de erven bij de uitoefening van het recht van eerste koop van [B] de woning gezamenlijk aan [B] aan moeten bieden voor een bedrag van € 184.081,27;
primair en (meer) subsidiair
1. [eiseres] en [gedaagden] c.s. zal veroordelen over te gaan tot verdeling en vereffening van de nalatenschap volgens de wet, met benoeming van een notaris en onzijdige personen volgens de wet;
2. een makelaar zal benoemen en zal bepalen dat de erven bij de verkoop van deze woning zich laten leiden door diens adviezen;
3. [eiseres] zal veroordelen om aan [gedaagde sub2] voor het gebruik van deze woning een vergoeding van € 7.669,48 per jaar te betalen, te rekenen vanaf 10 november 2006 tot aan de datum waarop de woning in leegstaat aan de erven is opgeleverd;
4. a. zal bepalen dat de nog openstaande schulden van de nalatenschap in de boedelbeschrijving moeten worden opgenomen;
b. zal bepalen dat de reeds door [gedaagde sub2] voldane schulden als vordering van [A] op de nalatenschap moeten worden opgenomen in de boedelbeschrijving en – in het geval de nalatenschap wordt aanvaard door [gedaagde sub2] – moeten worden betrokken bij de verdeling, op zodanige wijze dat deze schulden voor een gelijk deel ten laste zijn gekomen van het erfdeel van ieder der erfgenamen;
5. [eiseres] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en – indien tijdige voldoening achterwege blijft – te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf de dag dat de termijn voor voldoening is verstreken.
[gedaagde sub1] vordert dat de rechtbank
1. een boedelnotaris als vereffenaar van de nalatenschap zal benoemen met bepaling en voor zover nodig veroordeling van [eiseres] om in het kader van de verdeling tezamen met de erven eerst de schulden van de nalatenschap te voldoen;
2. [eiseres] zal veroordelen om mede te werken aan de verdeling conform de staat van baten en lasten opgesteld door de boedelnotaris;
3. [eiseres] zal veroordelen om aan [gedaagde sub1] te voldoen een gebruiksvergoeding ten bedrage van € 9.003,-- per jaar te rekenen vanaf 10 november 2006 tot aan de datum waarop de woning ontruimd aan de erven is opgeleverd;
4. A) zal verklaren voor recht, dat het bij akte van 21 januari 1993 aan [B] toegekende voorkeursrecht is komen te vervallen;
subsidiair
4. B) zal bepalen dat [eiseres] in reconventie bij de uitoefening van het voorkeursrecht van [B] ten opzichte van [gedaagde sub1] gehouden is om aan haar een koopsom te voldoen ten bedrage van € 266.000,--, althans ten bedrage van 1/3 maal de economische leegwaarde;
5. [eiseres] zal veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis mee te werken aan de verkoop van de woning aan de [adres] te [plaats] aan een derde, waarbij de koopsom van de woning door de meerderheid van de erven zal worden vastgesteld, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor iedere dag dat [eiseres] in gebreke blijft om aan een dergelijke verkoop mede te werken;
6. [eiseres] zal veroordelen in de kosten te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en, indien tijdige voldoening achterwege blijft, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen vanaf de dag dat de termijn voor voldoening is verstreken.
3.3. [eiseres] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [gedaagden] c.s. in de proceskosten. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. [eiseres] vordert de verdeling van de nalatenschap, die volgens haar bestaat uit de woning en de daarop rustende hypothecaire verplichting jegens de Rabobank. Voorts vordert zij dat bij de verdeling de woning aan haar echtgenoot, [B], wordt aangeboden in overeenstemming met de notariële akte van 21 januari 1993 en dat [gedaagden] c.s. zal meewerken aan de levering van de woning aan [B].
4.2. [gedaagden] c.s. voert als meest verstrekkend verweer dat nog niet tot verdeling van de nalatenschap kan worden overgegaan aangezien eerst overeenkomstig de wettelijke bepalingen beneficiair afgewikkeld dient te worden. De rechtbank volgt dit verweer. Nu de nalatenschap (door alledrie de erfgenamen) beneficiair is aanvaard, heeft dit tot gevolg dat de nalatenschap eerst moet worden vereffend op de wijze zoals is voorgeschreven in titel 6, afdeling 3, van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voordat tot verdeling van de nalatenschap kan worden overgegaan. Uit de stukken blijkt dat deze vereffening nog niet heeft plaatsgevonden. Zo is er geen boedelbeschrijving opgemaakt welke ter inzage is gelegd bij de boedelnotaris dan wel de griffie van de rechtbank. Het betoog van [eiseres] dat vereffening volgens de wet niet nodig is - en dat deze vereffening voorts met het oog op de daaraan verbonden kosten niet wenselijk is - omdat de enige schuldeisers van de nalatenschap inmiddels zijn voldaan door [gedaagde sub2] en de nalatenschap voorts slechts bestaat uit de woning en de daaraan verbonden hypothecaire lening door de Rabobank, gaat niet op. In het geval van beneficiaire aanvaarding schrijft de wet de wettelijke vereffening dwingend voor behoudens in het geval zich één van de in de wet genoemde uitzonderingsgronden voordoet. In deze zaak is niet gesteld of gebleken dat een dergelijke uitzondering aan de orde is. Nu de wettelijke vereffening nog niet heeft plaatsgevonden, kan niet aan de gevorderde verdeling worden toegekomen zodat de vorderingen van [eiseres] die daar betrekking op hebben zullen worden afgewezen.
4.3. Evenmin kan de rechtbank de omvang van de nalatenschap vaststellen zoals [eiseres] vordert omdat tot nu toe geen boedelbeschrijving is gemaakt en voorts niet bekend is of alle schuldeisers van de nalatenschap zich inmiddels hebben gemeld bij de erfgenamen. Zodoende zal ook deze vordering worden afgewezen.
4.4. [gedaagden] c.s. voert voorts aan dat [eiseres] niet de aanbieding van de woning aan [B] kan vorderen aangezien alleen [B] dat vorderingsrecht heeft. Verder voert zij aan dat zij geen aanbieding kan doen zonder daarmee de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap teniet te doen en daarmee het risico te lopen persoonlijk aansprakelijk te worden voor de schulden uit de nalatenschap.
4.5. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van [gedaagden] c.s. juist is. Van de verplichting om aan hem de woning aan te bieden tegen de in de notariële akte genoemde kosten, kan alleen [B] nakoming vorderen nu dit een verplichting is die alleen jegens hem is opgenomen. In deze procedure is niet [B] maar [eiseres] partij, ook al wordt [eiseres] door [B] vertegenwoordigd. [eiseres] stelt zich weliswaar formeel op het standpunt dat het aanbieden van de woning aan haar echtgenoot ter uitvoering van de verdeling kan worden gevorderd, maar zoals hiervoor overwogen kan aan verdeling niet worden toegekomen. Daarbij berust een dergelijke wijze van verdeling, te weten het voldoen van een schuldeiser van de gemeenschap, niet op het recht nu artikel 3:182 BW bepaalt dat als een verdeling wordt aangemerkt iedere rechtshandeling waartoe alle deelgenoten, hetzij in persoon, hetzij vertegenwoordigd, medewerken en krachtens welke een of meer van hen een of meer goederen der gemeenschap met uitsluiting van de overige deelgenoten verkrijgen.
4.6. Het is eveneens juist dat de beneficiaire aanvaarding in de weg staat aan het te koop aanbieden van de woning door de erfgenamen aan [B]. Eerst dient de nalatenschap vereffend te worden, de erfgenamen zullen daarna hun keuze voor verwerpen of aanvaarden kunnen maken en pas bij de verdeling van de woning kan bij de vervreemding daarvan de aanbiedingsplicht aan de orde komen.
4.7. Hoewel deze aanbiedingsplicht het geschilpunt lijkt te zijn dat partijen het meest verdeeld houdt zodat zij gebaat zouden zijn bij een beslissing van de rechtbank op dit punt en [gedaagden] c.s. in reconventie ook ieder een verklaring voor recht hierover vordert, kan de rechtbank hierover geen beslissing geven omdat het ziet op de rechtsverhouding tussen [B] en de drie erfgenamen van [A], terwijl de onderhavige procedure de rechtsverhouding tussen [eiseres] en [gedaagden] c.s. betreft.
4.8. Voor zover [eiseres] heeft gevorderd dat de rechtbank [gedaagden] c.s. zal veroordelen tot vereffening van de nalatenschap volgens de wet, volgt echter uit de verdere inkleding van deze vordering en de door haar ingenomen stellingen dat zij de verdeling van de nalatenschap beoogt. Over deze vordering heeft de rechtbank hiervoor al een beslissing genomen.
4.9. Het onder C gevorderde is te algemeen geformuleerd zodat dit niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.10. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen.
4.11. Aangezien partijen familieleden van elkaar zijn, zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
in reconventie
4.12. Uit hetgeen in conventie aan de orde is gekomen volgt dat de vorderingen van [gedaagden] c.s. aangaande de verdeling van de nalatenschap, de verkoop van de woning en de uitleg en status van de aanbiedingsplicht als opgenomen in de notariële akte evenmin in reconventie aan de orde kunnen komen, zodat de vorderingen van [gedaagden] c.s. ten aanzien van deze punten zullen worden afgewezen.
Gebruiksvergoeding
4.13. Zowel [gedaagde sub1] als [gedaagde sub2] maakt aanspraak op een vergoeding voor het alleengebruik van de gemeenschappelijke woning door [eiseres].
4.14. Op grond van artikel 3:169 BW is iedere deelgenoot in beginsel bevoegd tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed. Indien het gemeenschappelijk goed exclusief wordt gebruikt door één van de deelgenoten met uitsluiting daarvan van de andere deelgenoten, kan naar redelijkheid en billijkheid een vergoeding aan de deelgenoten toekomen die niet het gebruik van het goed hebben. Hieruit volgt dat [gedaagden] c.s. in beginsel aanspraak kan maken op een gebruiksvergoeding indien [eiseres] met uitsluiting van [gedaagden] c.s. het alleengebruik van de woning heeft.
4.15. Tussen partijen is niet in geding dat [eiseres] in ieder geval al sinds de door haar afgegeven volmacht van 7 december 2005 niet meer in de woning maar in een instelling verblijft, zodat van een alleengebruik in de zin van een uitsluitend gebruik door [eiseres] geen sprake is voor de periode waarop de vordering ziet (namelijk vanaf 10 november 2006).Vaststaat tevens dat [B] wel in de woning heeft verbleven. Dat dit verblijf als gebruik van de woning door [eiseres] als deelgenoot moet worden gezien is onvoldoende gesteld of gebleken. Integendeel, [eiseres] heeft aangevoerd dat [B] de woning om niet in gebruik heeft gekregen, waarbij zij zich beroept op het vonnis van de rechtbank Utrecht van 7 maart 2007 waarin de rechtbank in een procedure tussen onder meer [gedaagden] c.s. en [B] heeft beslist dat het gebruiksrecht zoals is neergelegd in de brief van 7 februari 2002 van de advocaat van [A] aan de advocaat van [B] nog steeds geldig is. Deze beslissing betrof de rechtsverhouding tussen (onder meer) [B] en [gedaagden] c.s. zodat deze beslissing van de rechtbank niet zonder meer ook van toepassing is op de verhouding tussen [eiseres] en [gedaagden] c.s.. Aan de beslissing van 7 maart 2007 lag de hiervoor genoemde brief van 7 februari 2002 ten grondslag, welke brief in de onderhavige procedure is overgelegd door [gedaagde sub1]. In deze brief staat het volgende vermeld, voor zover hier van belang:
Het is cliënt bekend geworden dat de gefailleerde heer [B] en zijn gezin enige tijd woonachtig zijn in de woning aan de [adres] te [plaats].
Zoals u weet is cliënt voor 5/8 deel mede-eigenaar van genoemd perceel (…). Cliënt wenst gelet op de familierelatie voorlopig te gedogen dat de heer [B] en zijn gezin de woning bewonen, op voorwaarde dat er geen verbouwingen of veranderingen plaatsvinden.
Cliënt wil ook voorlopig de hypotheeklasten geheel voor zijn rekening blijven nemen. Kosten van gebruik van gas, water en elektra e.d. zijn uiteraard voor rekening van genoemde heer [B]. Ook neemt cliënt aan dat de woning netjes wordt bewoond en de tuin voor rekening van de heer [B] wordt onderhouden.
(…)
Cliënt behoudt zich het recht voor om op ieder moment een redelijke gebruiksvergoeding te vragen voor de bewoning van de woning. Voorts behoudt cliënt zich het recht voor om bij u ter verificatie eventuele andere vorderingen op de heer [B] aan te melden.
4.16. Uit de tekst van de brief blijkt dat het [A] ging om het verlenen van een (voorlopig) gebruiksrecht om niet aan [B] en zijn gezin. Niet gesteld of gebleken is dat dit recht is opgezegd door [A] of zijn rechtsopvolgers. Anders dan door [gedaagde sub2] is aangevoerd volgt niet uit de brief van de Rabobank van 7 december 2007 dat er geen gebruiksrecht is voor [B]. In deze brief van de Rabobank komt tot uitdrukking dat de erven aan hun verplichting tot betaling van de hypothecaire rente moeten voldoen. Dat uit de brief volgt dat de Rabobank geen toestemming heeft gegeven voor bewoning van de woning door [B] brengt nog niet met zich dat [A] geen gebruiksrecht (om niet) aan [B] en zijn gezin heeft verleend.
4.17. Door [gedaagden] c.s. zijn onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht die zouden moeten leiden tot het oordeel dat ondanks dit door [A] verleende gebruiksrecht om niet, [eiseres] gehouden is tot het betalen van een vergoeding aan [gedaagden] c.s. vanwege het alleengebruik van de woning door [B]. De vorderingen die zien op een gebruiksvergoeding zullen dus worden afgewezen.
Benoeming van een vereffenaar
4.18. In verband met de vereffening van de nalatenschap vordert [gedaagde sub1] dat de rechtbank een vereffenaar zal benoemen, omdat ze – zo begrijpt de rechtbank – verwacht dat de erfgenamen niet bereid en in staat zijn om gezamenlijk te vereffenen. [eiseres] voert daartegen aan dat de benoeming van een vereffenaar door de rechtbank alleen in het kader van een verzoekschriftprocedure kan geschieden.
4.19. De rechtbank overweegt dat zij op verzoek van een erfgenaam op de voet van artikel 4:203 BW een vereffenaar kan benoemen, die dan in de plaats van de erfgenamen treedt. Deze benoeming vindt echter plaats in het kader van een verzoekschriftprocedure, zodat een eis in reconventie daartoe niet het juiste inleidende processtuk is. Op grond van de zogenoemde wisselbepaling van artikel 69 Rv kan de rechter het ertoe leiden dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure. Dit is één van de gronden waartoe de rechter de zaken in conventie en in reconventie kan splitsen op de voet van artikel 138 lid 2 Rv. De splitsing heeft dan tot gevolg dat de conventie en de reconventie verder worden behandeld als separate zaken waarin afzonderlijk zal worden beslist. Nu de benoeming van een vereffenaar slechts één van de vorderingen in reconventie betreft zal de rechtbank alleen deze vordering afsplitsen en hierna bevelen dat ten aanzien van dit punt de procedure afzonderlijk zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor verzoekschriftprocedures.
4.20. Naar het oordeel van de rechtbank is het in dit verband niet nodig om [gedaagde sub1] op de voet van artikel 69 Rv te bevelen het stuk waarmee de procedure is ingeleid (de conclusie van eis in reconventie) aan te vullen dan wel te verbeteren. Zij heeft immers een kopie van de verklaring van erfrecht (van 11 juli 2007) overgelegd waaruit het overlijden van [A] blijkt, de namen en de adressen van de erfgenamen en de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap door alle partijen. De rechtbank zal overgaan tot het bepalen van een datum voor een mondelinge behandeling, tegen welke zitting alle partijen zullen worden opgeroepen. Indien partijen geen mondelinge behandeling wensen, kunnen zij daarvan schriftelijk afstand doen.
4.21. De vordering van [gedaagde sub2] dat de rechtbank zal bepalen dat de nog openstaande schulden van de nalatenschap in de boedelbeschrijving moeten worden opgenomen evenals de reeds door haar voldane schulden zoals door haar opgesomd in de conclusie van antwoord in conventie / conclusie van eis in reconventie onder 2.16., zal worden afgewezen aangezien dit tot de taak van de mogelijk nog te benoemen vereffenaar(s) behoort.
4.22. Aangezien partijen familieleden van elkaar zijn, zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
in reconventie
5.3. splitst de vordering van [gedaagde sub1] (onder 1) tot benoeming van een boedelnotaris als vereffenaar van de nalatenschap af op de voet van artikel 138 lid 2 Rv en beveelt dat ten aanzien van deze vordering de procedure zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure,
5.4. bepaalt dat een mondelinge behandeling zal worden gehouden op 15 juni 2010 om 16.00 uur,
5.5. compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2010.? MS