ECLI:NL:RBUTR:2010:BM7665

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
287624 / JE RK 10-1292
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met problematiek rondom zorg- en opvoedingstaken

Op 9 juni 2010 heeft de kinderrechter te Utrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Bureau Jeugdzorg Utrecht had op 25 mei 2010 een verzoek ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk opgelegd op 10 juni 2009, omdat de kinderen een negatief beeld van hun vader hadden, wat een bedreiging voor hun ontwikkeling kon vormen. Tijdens de procedure werd duidelijk dat er pogingen waren gedaan om de contacten tussen de kinderen en hun vader te verbeteren, maar dat er nog steeds zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen.

De kinderrechter heeft het dossier bestudeerd en vastgesteld dat, hoewel [minderjarige 1] goed functioneert op school en thuis, het negatieve beeld van haar vader niet is veranderd. Voor [minderjarige 2] is er hulpverlening ingezet, maar de kinderrechter concludeerde dat deze hulp ook zonder verlenging van de ondertoezichtstelling kan voortduren. De kinderrechter oordeelde dat de criteria voor een ondertoezichtstelling niet zijn voldaan, en dat de ouders zelf moeten proberen hun onderlinge contacten te verbeteren zonder de noodzaak van een ondertoezichtstelling.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, en de ouders werden aangemoedigd om via vrijwillige hulpverlening, zoals ouderschapsbemiddeling, ondersteuning te zoeken. De beschikking werd openbaar uitgesproken ter terechtzitting op 9 juni 2010 door mr. H.A. Gerritse, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.F. Apotheker als griffier.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
Verlenging ondertoezichtstelling
Zaaknummer: 287624 / JE RK 10-1292
Beschikking van 9 juni 2010 van de kinderrechter met betrekking tot de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [1994],
nader te noemen: [minderjarige 1],
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [2000],
nader te noemen: [minderjarige 2],
kinderen van
[vader], wonende te [woonplaats],
nader te noemen: de vader, en
[moeder], wonende te [woonplaats],
nader te noemen: de moeder.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag.
1. Verloop van de procedure
Bureau Jeugdzorg Utrecht heeft op 25 mei 2010 een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling met de duur van één jaar ingediend. Nadien is het evaluatie- en hulpverleningsplan overgelegd.
Op 8 juni 2010 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden. Bij de behandeling zijn verschenen:
- [minderjarige 1];
- de moeder;
- de vader;
- mw. R. Jansen-Bosma, gezinsvoogd.
2. Beoordeling van het verzochte
Bij beschikking van 10 juni 2009 van de kinderrechter te Utrecht zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht, met ingang van 10 juni 2009 tot 10 juni 2010.
In deze zaak speelt problematiek rondom een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten behoeve van de kinderen. In feite is de ondertoezichtstelling opgelegd omdat de kinderen een negatief beeld van hun vader hebben, hetgeen een ontwikkelingsbedreiging kan opleveren. Uit het dossier blijkt dat het afgelopen jaar is geprobeerd om de contacten tussen ouders iets te verbeteren en te bekijken of er een basis is om tot contacten te komen tussen de kinderen en de vader. Afgezien van het negatieve beeld dat [minderjarige 1] van haar vader heeft, en de effecten die dat (eventueel op langere termijn) zou kunnen hebben, gaat het goed met [minderjarige 1], zowel op school als thuis. Niet is gesteld of gebleken dat zij in het kader van de ondertoezichtstelling specifieke hulp heeft gekregen om eventuele negatieve effecten van haar beeld van haar vader te voorkomen. Met betrekking tot [minderjarige 2] is gebleken dat zij door de school is verwezen naar een psycholoog/orthopedagoog, zodat er wat betreft de zorgen in de ontwikkeling van [minderjarige 2] reeds hulpverlening is ingezet, die ook voortgezet zal (en kan) worden als de ondertoezichtstelling niet verlengd zou worden. Er is geen andere (specifieke) hulp met betrekking tot [minderjarige 2] ingezet.
De kinderrechter heeft ambtshalve kennisgenomen van het dossier dat betrekking heeft op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Hierin is de beslissing op het verzoek enige tijd pro forma aangehouden zodat de ouders met de gezinsvoogd in overleg konden treden met betrekking tot contacten tussen de vader en de kinderen. De gezinsvoogd heeft aangegeven dat haar rol als bemiddelaar tussen ouders met betrekking tot een contactregeling belangrijk blijft en dat (ook om die reden) de ondertoezichtstelling moet worden verlengd.
De kinderrechter overweegt ten aanzien van de gevraagde verlenging als volgt. Uitgangspunt is de vraag of er een bedreigde ontwikkeling van de kinderen is en of te verwachten is dat vrijwillige hulpverlening zal falen. Het opleggen van een ondertoezichtstelling kan gerechtvaardigd zijn wanneer conflicten of problemen bij het tot stand brengen of het uitvoeren van een omgangsregeling zodanige belastende conflicten of problemen opleveren voor kinderen dat deze, op zichzelf of in combinatie met andere omstandigheden, een ernstige bedreiging opleveren voor de zedelijke of geestelijke belangen.
Ten aanzien van de toets van de bedreigde ontwikkeling staat vast dat het negatieve beeld van de kinderen over vader niet is gewijzigd. Met [minderjarige 1] gaat het echter goed en thans is onvoldoende duidelijk of in haar geval sprake is van een zodanige ernstige bedreiging van haar ontwikkeling als gevolg van dat negatieve beeld, dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Met [minderjarige 2] gaat het minder goed, zij krijgt hulp om de gevolgen van de echtscheiding te verwerken, hetgeen een ruimere hulp is dan het wijzigen of verwerken van haar beeld van haar vader. Voor zover bij de hulp al aandacht wordt besteed aan de gevolgen hiervan, zal deze hulp ook – zoals gezegd – voortgezet worden zonder ondertoezichtstelling, zodat in dat opzicht – als er een bedreiging is van de ontwikkeling - niet gezegd kan worden dat vrijwillige hulpverlening zal falen.
Hoe lovenswaardig een rol van de gezinsvoogd bij het bemiddelen tussen ouders ook is, mede ter voorkoming van eventuele nieuwe problemen in de ontwikkeling van de kinderen, hiervoor is de ondertoezichtstelling niet bedoeld. De ondertoezichtstelling kan wel, mits in eerste instantie aan de criteria zou zijn voldaan, een mogelijkheid bieden deze rol door de gezinsvoogd te laten vervullen. Nu volgens de kinderrechter niet aan de criteria voor een ondertoezichtstelling is voldaan, kan helaas deze rol niet worden vervuld en zullen ouders in het kader van (vrijwillige) hulpverlening moeten proberen hun onderling contact te verbeteren. Indien er een hulpvraag is, bijvoorbeeld ten aanzien van [minderjarige 2], zouden ouders via de ouderschapsbemiddeling van Maatschappij Zandbergen hulp kunnen inschakelen. Het verlengingsverzoek ondertoezichtstelling zal, gelet op het voorgaande, worden afgewezen.
3. Beslissing
De kinderrechter wijst het verlengingsverzoek ondertoezichtstelling ten aanzien van beide kinderen af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 9 juni 2010 door mr. H.A. Gerritse, kinderrechter, in bijzijn van mr. C.F. Apotheker als griffier.
OTS32