ECLI:NL:RBUTR:2010:BN0038

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601523-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in geweldszaak tegen 14-jarige jongen

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 20 april 2010 door de Rechtbank Utrecht werd behandeld, stond de verdachte terecht voor het beroven van een 14-jarige jongen van zijn CJP-pas en het bedreigen van een andere jongen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De officier van justitie had zich gebaseerd op twee aangiften en de verklaring van een getuige, maar de rechtbank vond dat de verklaringen van de aangevers niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de intentie had om de CJP-pas weg te nemen, aangezien hij deze vrijwel direct had teruggegeven. Ook de bedreiging van de andere jongen werd niet door ander bewijs ondersteund. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende. Dit vonnis werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 april 2010, waarbij de rechtbank de vrijspraak motiveerde door te stellen dat de wederrechtelijkheid ontbrak en dat de verklaringen van de aangevers tegenstrijdig waren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601523-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1986] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [woonadres];
raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 06 april 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering welke ook als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 20 december 2008 in IJsselstein tezamen met anderen een jongen met geweld heeft beroofd van een CJP-pas en voorts gepoogd een jongen met geweld te beroven van enig goed, danwel deze jongen heeft bedreigd. Beide jongens waren 14 jaar oud.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de twee aangiften en de verklaring van een getuige.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij onder meer op het gegeven dat er zijns inziens geen sprake is van opzet. Verdachte heeft de weggenomen CJP-pas immers vrijwel direct teruggegeven en de overige spullen die aangevers bij zich hadden, in hun zakken gelaten. Hierbij wijst de raadsman op de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de aangevers. De raadsman brengt in dat het enige bewijs resteert dat, terzake van feit 1., aangever slechts is vastgepakt. Deze aangifte noch de aangifte terzake van het tweede feit wordt op enige wijze ondersteund. Het blijkt niets meer dan een uit de hand gelopen lolletje. Hiermee ontbreekt de wederrechtelijkheid.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde feit heeft begaan nu het bewijs ontbreekt dat verdachte de bedoeling had de CJP-pas weg te nemen. Daarmee ontbreekt het bewijs voor het oogmerk tot wederrechtelijke toeëigening. Nu evenmin is gebleken dat hij een ander goed heeft weggenomen, zal de rechtbank hem van dit feit vrijspreken.
Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan nu aan de hand van het in het dossier aanwezige bewijs onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte de feitelijke handelingen betreffende het ten laste gelegde geweld jegens aangever in vereniging heeft gepleegd. Derhalve zal rechtbank verdachte ook hiervan vrijspreken.
Feit 2
Betreffende het onder 2 primair ten laste gelegde feit constateert de rechtbank dat de verklaring van aangever dat verdachte heeft geprobeerd goederen of geld weg te nemen, op geen enkele wijze door enig ander bewijs wordt ondersteund. Daarbij komt dat aangever [aangever 1] direct na het voorval bij de politie slechts het vermoeden heeft uitgesproken dat verdachte probeerde goederen of geld weg te nemen. De rechtbank zal verdachte van dit primaire feit dan ook vrijspreken.
Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2. subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan nu aan de hand van de in het dossier aanwezige bewijs onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte de feitelijke handelingen betreffende het ten laste gelegde geweld jegens aangever in vereniging heeft gepleegd.
Derhalve zal rechtbank verdachte ook hiervan vrijspreken.
Ook betreffende het onder 2. meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft de rechtbank geconstateerd dat de verklaring van aangever dat verdachte hem dreigende woorden heeft toegevoegd op geen enkele wijze door enig ander bewijs wordt ondersteund zodat de rechtbank verdachte ook hiervan zal vrijspreken.
4. De overwegingen omtrent het beslag.
4.1. De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [benadeelde 1] te IJsselstein, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
5. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten;
Beslag
- gelast de teruggave aan [benadeelde 1] te IJsselstein van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten drie CD-roms, Nashua, 70 MB, vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.P. den Otter, voorzitter, M.H.L. Schoenmakers en A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van B.E.M. Bruckner, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 april 2010.