ECLI:NL:RBUTR:2010:BN0975
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot intrekking mandaat Bureau Jeugdzorg aan Leger des Heils
In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 juni 2010 een verzoek behandeld van de moeder van drie minderjarigen om het mandaat van Bureau Jeugdzorg aan het Leger des Heils in te trekken. Dit verzoek is gebaseerd op artikel 1:254 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek. De moeder stelt dat het Leger des Heils de voortgang van de hulpverlening stagneert en dat er een gebrek aan vertrouwen is. De vader van de kinderen heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging en verzoekt de kinderrechter om de belangen van de kinderen voorop te stellen. Het Leger des Heils heeft ook bezwaar gemaakt en stelt dat de veiligheid van de kinderen gewaarborgd blijft, ongeacht de instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert.
De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren behandeld, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren, waaronder de moeder, de minderjarigen, en vertegenwoordigers van het Leger des Heils en Bureau Jeugdzorg. De kinderrechter overweegt dat de ondertoezichtstelling eerder is verlengd en dat de moeder nu vraagt om de mandatering aan het Leger des Heils in te trekken. De kinderrechter concludeert dat er geen wettelijke grondslag is voor het intrekken van het mandaat, aangezien dit is gebaseerd op een mandaatbesluit dat aan Bureau Jeugdzorg is verleend.
De kinderrechter wijst het verzoek van de moeder af, omdat niet is aangetoond dat de wijziging in het belang van de kinderen zou zijn. De belangen van de kinderen staan voorop en de kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking en vertrouwen tussen de betrokken partijen. De beslissing is openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 10 juni 2010 door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.