ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1206
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Incident tot niet-ontvankelijkverklaring in civiele procedure
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Utrecht, is op 14 juli 2010 een vonnis gewezen in een incident tot niet-ontvankelijkverklaring. De eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, een rechtspersoon naar Engels recht. De eiseres was vertegenwoordigd door advocaat mr. P.H. van der Vleuten, terwijl de gedaagde werd bijgestaan door advocaat mr. W.P. den Hertog. De procedure omvatte een dagvaarding, een incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring en een incidentele conclusie van antwoord.
De gedaagde vorderde dat de eiseres niet-ontvankelijk in haar vordering zou worden verklaard, waarop de eiseres verweer voerde. De rechtbank overwoog dat de regeling van incidentele vorderingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen gesloten systeem is, maar dat niet elke vordering als incidentele vordering kan worden ingesteld. De rechtbank benadrukte dat een incidentele vordering niet kan leiden tot een definitieve beslissing op inhoudelijke gronden in de hoofdzaak.
De rechtbank concludeerde dat de vordering tot niet-ontvankelijkverklaring, die gebaseerd was op het ontbreken van de hoedanigheid van de gedaagde als contractspartij, niet in een incidentele procedure kan worden behandeld. De rechtbank wees de incidentele vordering af en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van de eiseres tot op dat moment waren begroot op EUR 452,00. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.