ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1668

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600250-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met geweld en afwijzing ISD-maatregel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 18 juni 2010, stond de verdachte terecht voor winkeldiefstal met geweld. De tenlastelegging betrof het stelen van zeven flesjes parfum uit de winkel Kruidvat op 8 maart 2010, waarbij de verdachte zich gewelddadig heeft verzet tegen zijn aanhouding door een beveiligingsmedewerker. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal, aangezien hij de flesjes met de intentie had weg te nemen en deze al in zijn tas had gestopt. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen sprake was van wegneming, omdat de verdachte de winkel nog niet had verlaten. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank weigerde de ISD-maatregel, omdat niet voldaan was aan de wettelijke eisen, ondanks de recidive van de verdachte en zijn verslaving aan harddrugs. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het recidiverisico, maar oordeelde dat de ISD-maatregel niet proportioneel was in dit geval. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De verdachte was op het moment van de uitspraak gedetineerd in de P.I. Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600250-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juni 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1977] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsvrouw mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 juni 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: een winkeldiefstal met geweld heeft gepleegd.
subsidiair: heeft geprobeerd een winkeldiefstal te plegen waarbij geweld is gebruikt.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de verklaring van de aangever
[aangever] en de getuigenverklaring van [getuige].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde feit, te weten de voltooide diefstal. De verdachte had weliswaar flesjes parfum in zijn tas gestopt maar hij heeft de winkel niet verlaten met de flesjes parfum. Verdachte bevond zich immers nog in de winkel toen hij werd aangehouden en hij was de beveiligingspoorten nog niet gepasseerd, zodat er geen sprake is van wegneming, aldus de raadsvrouw.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
De aangever [aangever] verklaarde bij de politie dat hij op maandag 8 maart 2010 belast was met beveiligingswerkzaamheden in de winkel van [naam] aan de [adres] te Utrecht. Omstreeks 13.34 uur zag hij een onbekende man de winkel binnen lopen die door zijn gedrag de aandacht van aangever trok. Vervolgens liep de man naar het parfumschap, welke schuin achter de kassa gelegen is. Op dat moment hield de man twee artikelen in zijn rechterhand. Later bleken dit geuren van Emporio Armani te zijn. De man stond een ogenblik achter een pilaar, nabij de kassa. De aangever had contact met de bedrijfsleider van de winkel, [getuige], die vervolgens achter de man aan liep. De man liep naar het derde gangpad en wilde eigenlijk via de ingang naar buiten lopen. Aangever sprak de man bij de ingang van de winkel aan en vroeg hem zijn tas te openen. De man pakte meteen eerder genoemde artikelen uit zijn tas en gaf deze aan aangever. Aangever hield de man aan omdat hij vermoedde dat hij nog meer artikelen had gestolen.
Daaropvolgend pakte aangever de man bij zijn linkerarm vast. Op dat moment rukte de man zich los en trachtte naar buiten te gaan. Aangever pakte de man bij zijn nek om hem onder controle te krijgen. Er ontstond vervolgens een worsteling waarbij aangever en de man op de grond belandden. Op een gegeven moment was de politie er. De politie heeft vervolgens de aangehouden man gecontroleerd en vastgesteld dat deze verdachte betrof.
Getuige [getuige], filiaalmanager van [naam], verklaarde bij de politie dat hij op maandag 8 maart 2010, omstreeks 13.35 uur een man achter in de winkel bij het parfumschap zag lopen. Vervolgens liep de man richting de uitgang van de winkel terwijl hij een paarse verpakking van het merk Emporio Armani in zijn handen had.
De man liep wederom de winkel in en tijdens het lopen scheurde hij zowel het plastic als de kartonverpakking van de verpakking van het geurtje open. Op het moment dat hij het flesje uit de verpakking wilde halen, sprak deze [getuige] de man aan en vertelde hem dat het normaal was om dit te doen. De man vertelde [getuige] dat hij de flesjes met rust zou laten en hij zette het flesje en de verpakking terug in het schap. De man liep snel richting uitgang waar de beveiligingsmedewerker hem vroeg of hij zijn tas mocht bekijken. De man riep vervolgens: “Ik haal alles er wel uit. Jullie mogen alles wel hebben.” Hij haalde twee geurtjes uit zijn tas en gaf deze aan de beveiligingsmedewerker.
De man probeerde weg te komen waarop de beveiligingsmedewerker de man vastpakte. Hierna ontstond er een worsteling. [getuige] heeft vervolgens samen met de beveiligingsmedewerker de man op de grond gelegd. De man schreeuwde tegen de beveiligingsmedewerker: “ Ik ga je een kopstoot geven.” De man maakte met kracht vier keer een kopstootbeweging in de richting van het hoofd van de beveiligingsmedewerker.
Voorts is door een medewerker van [naam] (naar de rechtbank aanneemt: [getuige]) op 9 maart 2010 ten overstaan van de politie verklaard dat er na de aanhouding van verdachte op 8 maart 2010 7 flesjes parfum in zijn tas zijn aangetroffen .
De verdachte verklaarde ter zitting dat het mogelijk is dat hij op 8 maart 2010 bij het Kruidvat in totaal zeven flesjes parfum in zijn tas heeft gestopt. Het was zijn bedoeling de weggenomen flesjes te verkopen.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat er in casu sprake is van een voltooide diefstal. Verdachte had de parfumflesjes in zijn tas gestopt, met de bedoeling deze verder te vervoeren en te verkopen. Verdachte had aldus reeds op het moment dat hij de flesjes parfum in zijn tas deed deze onttrokken aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende met de bedoeling daarover zelf te gaan beschikken Het delict was derhalve reeds voltooid toen hij de flesjes in zijn tas deed. Dat hij vervolgens in de winkel is aangehouden door de beveiliger nog voordat hij de winkel had kunnen verlaten maakt dit niet anders.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 08 maart 2010 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen zeven flesjes parfum toebehorende aan winkelbedrijf Kruidvat, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever], gepleegd met het
oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk
te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte, op het moment dat hij door die [aangever] was vastgepakt en meegedeeld dat hij
was aangehouden, zich met kracht heeft losgerukt en waarna
verdachte met voornoemde [aangever] en [getuige] in een worsteling is geraakt,
waarbij hij, verdachte, meermalen een kopstoot heeft gegeven
in de richting van het hoofd van die [aangever] en naar die [aangever]
heeft geschreeuwd; "Ik ga je een kopstoot geven".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen de ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van 2 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake is van een rapport zoals bedoeld in artikel 38m Wetboek van Strafrecht waardoor er niet voldaan is aan de eisen voor het opleggen van de ISD-maatregel. Zij stelt daarbij dat het voor de rechtbank onmogelijk is om een oordeel te vormen omtrent het recidivegevaar.
Voorts stelt de verdediging dat, gelet op de persoon van verdachte, en het feit dat het niet vaststaat dat er in plaats van de ISD-maatregel geen andere mogelijkheden zijn om verdachte te behandelen, de ISD-maatregel niet proportioneel is. De verdediging verzoekt dan ook de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
De verdediging acht een geheel voorwaardelijke ISD-maatregel met als bijzondere voorwaarden opname en behandeling in het Motivatie Centrum en Triple X passend en geboden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal. Verdachte is verslaafd aan harddrugs. Deze verslaving kan verdachte kennelijk alleen bekostigen door het op grote schaal plegen van vermogensdelicten. Zijn strafblad onderstreept deze gedachtegang en maakt dat verdachte moet worden gezien als een veelpleger van vermogensdelicten. Daarbij komt dat verdachte geweld en bedreiging met geweld daarbij niet schuwt. De officier van justitie heeft de ISD-maatregel gevorderd die enerzijds ten doel heeft de maatschappij te beveiligen en anderzijds de recidive van verdachte te beëindigen.
Voor oplegging van de ISD-maatregel is echter vereist dat aan de in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden is voldaan. Een van deze voorwaarden houdt –zakelijk weergeven – in, dat het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd is begaan na de (volledige) tenuitvoerlegging van minimaal drie in de vijf voorafgaande jaren oplegde straffen of maatregelen vanwegen een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het zich in het dossier bevindende uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 3 juni 2010 betreffende verdachte blijkt dat aan deze laatste voorwaarde niet is voldaan. Van het op 19 december 2009 onherroepelijk geworden vonnis van het Hof Arnhem met parketnummer 21/001988-09 zijn slechts twee van de veertien weken tenuitvoergelegd. Er staan echter nog twaalf weken open.
Nu aldus niet wordt voldaan aan de daartoe gestelde wettelijke eisen zal de rechtbank de vordering tot het opleggen van de ISD-maatregel afwijzen.
Zulks laat onverlet dat de rechtbank verdachte zijn handelen zwaar aanrekent. Hij heeft zich na betrapping op winkeldiefstal gewelddadig tegen zijn aanhouding verzet. Dergelijke feiten worden als schokkend voor de rechtsorde ervaren. Verdachte heeft voorts reeds ruime recidive ten aanzien van vermogensdelicten. De eerdere bestraffingen hebben hem er echter niet van weerhouden opnieuw een strafbare feit te plegen en daarbij thans ook over te gaan tot (bedreiging met) geweld. Gezien de verslavingsachtergrond van verdachte moet het recidiverisico daarbij als hoog worden ingeschat.
Om deze redenen acht de rechtbank zowel vanuit het oogpunt van vergelding als vanuit het oogpunt van bescherming van de samenleving oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. In concreto zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 78 dagen voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijk gedeelte dient daarbij als ‘stok achter de deur’ teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. De rechtbank zal om dezelfde reden aan deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf na te noemen bijzondere voorwaarden verbinden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 38m, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met
het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook indien dit inhoudt een opname in het Motivatie Centrum of Triple X dan wel een door de Reclassering aan te wijzen instelling;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. A. Kuijer en mr. D.J.A. Kuipers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.C. Monincx, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juni 2010.