ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2131
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- L.M.G. de Weerd
- R.P. den Otter
- R.P.G.L.M. Verbunt
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsvordering in verband met verduistering en witwassen
Op 20 juli 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een ontnemingszaak onder parketnummer 16/710461-10. De zaak betreft een ontbindingsvordering die voortvloeit uit een eerdere veroordeling van de verdachte voor verduistering en witwassen. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd, waarbij een bedrag van € 816.500,- werd vastgesteld als het totaal van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van medeplegen, maar dat het onduidelijk was welk deel van het bedrag aan de verdachte en welk deel aan de mededader kon worden toegerekend. Daarom heeft de rechtbank besloten het bedrag gelijkelijk te verdelen, waarbij de verdachte een bedrag van € 408.250,- werd toegerekend.
De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de verdachte om dit bedrag aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is genomen na het horen van de verdachte, die werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.F. Vogel. De rechtbank heeft haar oordeel gebaseerd op de bevindingen uit het dossier, waaronder de aangifte en de banktransacties die de verdachte had uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voordeel had genoten door middel van de bewezen verklaarde feiten, en dat de transacties en kasopnamen die door de verdachte waren gedaan, voldoende bewijs boden voor de ontnemingsvordering.