ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711123-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van een aanzienlijk bedrag door verdachte met gokverslaving

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 14 juli 2010, stond de verdachte terecht voor verduistering van een bedrag van € 83.694,60, dat hij onterecht had ontvangen op zijn bankrekening. In plaats van de verwachte € 847,= ontving hij een bedrag van € 84.700,= van een bedrijf. De verdachte was zich ervan bewust dat dit geld niet aan hem toebehoorde en heeft het bedrag direct opgenomen om te gokken in een casino. Daarnaast heeft hij geld doorgesluisd naar zijn ex-vrouw en schoonmoeder uit angst om het geld kwijt te raken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn verleden met gokken en de daaruit voortvloeiende schulden, had moeten weten dat gokken doorgaans leidt tot verlies van geld. De rechtbank nam het de verdachte kwalijk dat hij het bedrijf benadeelde door het geld te verduisteren.

De rechtbank baseerde haar oordeel op het reclasseringsadvies van 7 juni 2010, waarin werd aangegeven dat de kans op recidive gemiddeld laag is, mits de verdachte hulp accepteert voor zijn ernstige gokverslaving. De rechtbank besloot om een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op te leggen, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder verplicht reclasseringstoezicht en behandelverplichting bij verslavingszorg. Tevens werd een werkstraf van 180 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan eenvoudige verduistering, maar sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging namen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711123-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1979] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsvrouw mr. M. Grinwis-Veldman, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 juni 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen medeverdachten
[medeverdachte 1] onder parketnummer 16/440336-10 en [medeverdachte 2] onder parketnummer 16/440280-10.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich alleen of samen met anderen schuldig heeft gemaakt verduistering.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een bedrag aan geld groot € 83.694,60, dat hij als onverschuldigd onder zich had. Abusievelijk is in plaats van € 854,40 een bedrag van
€ 84.540,= overgemaakt op de bankrekening van verdachte. Verdachte wist dat het geld niet aan hem toebehoorde, maar heeft een deel daarvan, te weten een bedrag van 80.400, -- opgenomen danwel overgemaakt naar anderen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit, eenvoudige verduistering, wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 30 juni 2010;
- de aangifte van [slachtoffer], in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen op pagina 64-67 van het proces-verbaal, dossiernummer PL0971/09-017904, van politie regio Utrecht en doorgenummerd van 1 tot en met 113.
Bewijsoverweging
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking met personen, aan wie verdachte geld heeft overgemaakt, dat gesproken kan worden van medeplegen. Hiervan wordt verdachte vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 04 maart 2009 tot en met 13 maart 2009 te Maarssen en/of elders in Nederland, opzettelijk een bedrag aan geld groot 83.694,60 euro, toebehorende aan [bedrijf], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als onverschuldigde betaling had ontvangen op de bankrekening [rekeningnummer] ten name van [verdachte], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Verduistering.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Als bijzondere voorwaarden dienen verplicht reclasseringstoezicht en behandelverplichting bij verslavingszorg IrisZorg ambulant te worden opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een werkstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, gevorderd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de door de officier van justitie gevorderde hoogte van de werkstraf, gelet op de voor de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gevorderde werkstraffen, te matigen. Een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht wordt wenselijk geacht, opdat verdachte hulp krijgt bij zijn gokverslaving.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft een grote som geld verduisterd. Verdachte kreeg in plaats van € 847,= ter betaling van een rekening door een bedrijf een bedrag van € 84.700,= op zijn bankrekening gestort. Verdachte wist dat geld hem niet toekwam. Hij heeft echter direct geld opgenomen waarmee hij is gaan gokken in het casino. Daarnaast heeft hij geld doorgesluisd naar zijn ex-vrouw en schoonmoeder, omdat hij bang was dat hij niet meer aan het geld zou kunnen komen. Verdachte had het voornemen om met het geld te gaan gokken om het zo te vermeerderen. Hij moet echter, gelet op zijn ervaring met gokken in het verleden, waardoor hij hoge schulden heeft gekregen, hebben geweten dat in het algemeen bij gokken geld verloren wordt. Het bedrijf is door het handelen van verdachte benadeeld, hetgeen de rechtbank verdachte kwalijk neemt.
Uit het reclasseringsadvies van 7 juni 2010 volgt dat de kans op recidive laag gemiddeld wordt ingeschat, nu verdachte openheid van zaken heeft gegegeven en hulp lijkt te aanvaarden. Er is sprake van een ernstige gokverslaving. Volgens de reclassering heeft verdachte hulp nodig. Door een goede begeleiding is de kans groot dat verdachte zijn leven weer kan oppakken. Er wordt geadviseerd verplicht reclasseringstoezicht met meldingsgebod, behandelverplichting bij verslavingszorg IrisZorg Ambulant en controle op middelengebruik op te leggen.
De rechtbank zal overeenkomstig het reclasseringsadvies een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met de in het advies geformuleerde bijzondere voorwaarden, opdat verdachte hulp en steun krijgt om van zijn gokverslaving af te komen. Daarnaast zal de rechtbank een forse werkstraf opleggen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden onder na te melden bijzondere voorwaarden met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, passend en geboden is.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 321 van het
Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Verduistering;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens reclassering Iriszorg;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zo dikwijls als door de reclassering nodig wordt geacht bij de reclasseringsinstelling meldt;
* dat verdachte zich laat behandelen bij verslavingszorg Iriszorg ambulant;
* dat verdachte dient mee te werken aan controle op middelengebruik.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.E. Bernini, voorzitter, mr. N.E.M. Kranenbroek en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.H.M. van Ek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 juni 2010.