ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2450

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600338-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens dwang bij afsluiten telefoonabonnementen

In de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het onder dwang afsluiten van telefoonabonnementen, heeft de Rechtbank Utrecht op 9 juli 2010 uitspraak gedaan. De zaak werd behandeld in de meervoudige kamer onder parketnummer 16/600338-10. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, die onder meer inhielden dat hij samen met een ander slachtoffer onder bedreiging met geweld had gedwongen tot het afsluiten van telefoonabonnementen en het afgeven van telefoons. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de aangever onder dwang had gehandeld bij het afsluiten van de contracten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangever, die zelf had aangegeven niet echt bang te zijn geweest en dat hij andere motieven had om naar de telefoonwinkel te gaan. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat de aangifte van de aangever ongeloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er sprake was van oplichting in vereniging, er geen bewijs was dat de aangever zich bedreigd voelde of onder dwang handelde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, waarmee de uitspraak een belangrijke precedentwerking kan hebben voor soortgelijke zaken in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600338-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1987] te [geboorteplaats]
postadres [postcode] [plaats], [adres]
raadsman mr. R.M. Maanicus, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 juni 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- feit 1: samen met een ander [slachtoffer] onder bedreiging met geweld heeft
gedwongen tot het afsluiten van telefoonabonnementen en afgifte van telefoons;
- feit 2: samen met een ander een telefoonwinkel heeft opgelicht door [slachtoffer] onder bedreiging met geweld te dwingen meerdere telefoonabonnementen af te laten sluiten.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer], de camerabeelden, de verklaring van medeverdachte [verdachte] en de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van beide feiten kan komen en dat verdachte vrijgesproken dient te worden.
Ten aanzien van feit 1 stelt de verdediging dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, nu de aangifte van [slachtoffer] niet wordt ondersteund door enige andere verklaring. Voorts acht de verdediging de aangifte van [slachtoffer] ongeloofwaardig, daar waar deze verklaart dat hij 7 “barkies”of te wel € 7000,00 voor twee telefoons zou krijgen. Voorts heeft aangever blijkens zijn eigen verklaring verschillende mogelijkheden gehad om weg te gaan.
Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging dat er wel sprake is van oplichting, maar dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is geweest van het onvrijwillig afsluiten van de telefooncontracten.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat aangever zich voor en/of ten tijde van het afsluiten van de telefooncontracten bedreigd voelde en/of handelde onder dwang.
De rechtbank overweegt daartoe dat aangever zelf verklaard dat hij niet echt bang was toen hem op 11 november 2009 in de auto een mes werd getoond omdat hij medeverdachte [medeverdachte] kende. Hij is achter verdachte [verdachte] aan de Belcompany ingelopen omdat hij wilde zien hoe het zou gaan en wilde zien of hij hem kon verlinken. Hij dacht dat hem niets kon gebeuren omdat verdachte geen mes meer had. Terug in de auto zei het in de auto aanwezige meisje tegen aangever dat, nadat beide verdachten weer uit de auto waren gestapt, hij het moest zeggen als hij weg wilde gaan. Aangever heeft op dat moment niets gezegd. Aangever is vervolgens uitgestapt en met verdachten [verdachte] en [medeverdachte] naar de winkel van T for Telecom gelopen, volgens zijn verklaring, omdat hij er alles aan wilde doen om hen te verlinken. Hij is daarna met verdachte [verdachte] de winkel ingegaan.
Voor zover er derhalve al sprake zou zijn geweest van enige dwang of bedreiging op weg naar de telefoonwinkels, was hiervan, blijkens de eigen verklaring van aangever, ten tijde van het ten laste gelegde feit geen sprake meer en werd aangever gedreven door andere motieven.
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit geen reden er aan te twijfelen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan oplichting in vereniging. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte zelf ter terechtzitting d.d. 25 juni 2010 en bij de politie heeft verklaard dat hij en zijn mededaders, waaronder volgens hem ook de aangever van feit 1, [slachtoffer], inderdaad telefooncontracten wilden afsluiten met het doel om de verkregen telefoons te verkopen om zodoende aan geld te komen.
De rechtbank is echter van oordeel dat, zoals hiervoor ten aanzien van feit 1 is overwogen, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat aangever [slachtoffer] zich voor en/of ten tijde van het afsluiten van de telefooncontracten bedreigd voelde en/of handelde onder dwang.
De rechtbank zal verdachte dan ook van de hem tenlastegelegde feiten vrijspreken.
4 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 juli 2010.
Mrs. M.A.A.T. Engbers en Y.A.T. Kruijer zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.