ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2736

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
664590 UC EXPL 09-20571 R 590
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid na aanrijding op gelijkwaardige kruising met beperkt zicht

In deze zaak gaat het om de schuldvraag na een aanrijding op een gelijkwaardige kruising binnen de bebouwde kom van Kamerik, die plaatsvond op 9 juni 2008. De aanrijding vond plaats tussen een Volkswagen Passat, bestuurd door eiser, en een Renault Clio, bestuurd door gedaagde. De kruising was aangeduid als gevaarlijk door middel van een verkeersbord, en er was sprake van beperkte zichtbaarheid door bermbegroeiing. Eiser heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde, waarbij hij stelt dat gedaagde met een te hoge snelheid de kruising is opgereden en hem geen voorrang heeft verleend. Gedaagde betwist deze stelling en stelt dat hij zich aan de verkeersregels heeft gehouden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser in strijd met artikel 15 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens geen voorrang heeft verleend aan gedaagde, die van rechts kwam. De kantonrechter oordeelt dat eiser voor 65% verantwoordelijk is voor de aanrijding, terwijl gedaagde voor 35% aansprakelijk is. De schade aan het voertuig van eiser is vastgesteld op € 2.410, en gedaagde wordt veroordeeld om € 843,50 aan eiser te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de aanrijding.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van eiser tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet voldoende onderbouwd was dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Gedaagde wordt verder veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eiser, die zijn begroot op € 450,98. Het vonnis is uitgesproken op 28 juli 2010 door kantonrechter J.J.M. de Laat.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 664590 UC EXPL 09-20571 R 590
vonnis d.d. 28 juli 2010
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: L. Tool, D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: Polis Direct B.V.
1. Het verloop van de procedure
[eiser] heeft een vordering ingesteld.
[gedaagde] heeft geantwoord op de vordering.
[eiser] heeft voor repliek en [gedaagde] heeft voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de door partijen in het geding gebrachte producties neemt de kantonrechter het volgende als vaststaand aan:
2.1. Op 9 juni 2008 om omstreeks 16.45 uur heeft binnen de bebouwde kom van Kamerik op de kruising van de Beukenlaan en de Van Teylingenweg een aanrijding plaatsgevonden tussen de door [eiser] bestuurde personenauto van het merk Volkswagen, type Passat, met het kenteken [kenteken] en de door [gedaagde] bestuurde personenauto van het merk Renault, type Clio, met het kenteken [kenteken].
2.2. Het kruispunt Beukenlaan/Van Teylingenweg betreft een gelijkwaardige kruising.
2.3. Van de aanrijding is een schadeformulier opgemaakt dat beide partijen hebben voorzien van een handtekening. In dat formulier is bij toedracht aangekruist dat [gedaagde] van rechts kwam op een kruising. Voorts is op het schadeformulier een situatieschets gemaakt, waaruit volgt dat [eiser] [gedaagde] op de kruising aan de achterzijde van zijn linkerflank heeft geraakt, waarna het voertuig van [gedaagde] is gecaramboleerd en rechtdoor is weggeschoven.
2.4. Op de achterzijde van het schadeformulier van [eiser] heeft [eiser] vermeld dat hijzelf 10 tot 20 kilometer per uur reed en dat hij de snelheid van [gedaagde] schat op 75 kilometer per uur. [gedaagde] heeft op de achterzijde van zijn schadeformulier vermeld dat hijzelf 50 kilometer per uur reed en dat hij de snelheid van [eiser] schat op 30 kilometer per uur.
2.5. Door een schade-expert is de schade aan het voertuig van [eiser] begroot op
€ 2.410,-- (inclusief BTW).
3. De vordering en het verweer
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen € 3.140,55, bestaande uit € 2.410,-- aan hoofdsom, € 195,05 aan rente berekend tot 26 november 2009 en € 535,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 6 november 2009 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] dat de aanrijding geheel te wijten is aan het handelen van [gedaagde], nu [gedaagde] de kruising met een naar omstandigheden veel te hoge snelheid is komen oprijden. Immers, zeker op 100 meter vanaf de kruising was hoge bermbegroeiing aanwezig waardoor het zicht beperkt was. Bovendien was door middel van een waarschuwingsbord aangegeven dat het een gevaarlijke kruising betrof. Ter onderbouwing van zijn stellingen brengt [eiser] een getuigenverklaring van [A], die zich bij [eiser] in de auto bevond, en foto’s van de verkeerssituatie ter plaatse in het geding. Op hetgeen [eiser] verder naar voren heeft gebracht wordt hierna voor zover nodig teruggekomen.
3.3. [gedaagde] voert verweer en betwist aansprakelijk te zijn voor de schade aan het voertuig van [eiser]. Immers, [gedaagde] kwam op een gelijkwaardige kruising van rechts en voorts is niet komen vast te staan dat [gedaagde] met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane 50 kilometer per uur heeft gereden. Van de stelling van [eiser] dat [gedaagde] 75 kilometer per uur reed ontbreekt bewijs nu er geen onderzoek is gedaan door de Technische Ongevallen Dienst van de politie. Voorts stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de bermbegroeiing op 15 tot 20 meter van de kruising ophoudt, hetgeen ook volgt uit de door getuige [A] gemaakte situatieschets. [eiser] had derhalve bij het naderen van de kruising vrij zicht op [gedaagde], alvorens [gedaagde] achter de begroeiing kon verdwijnen. [gedaagde] betwist voorts dat de begroeiing over de gehele lengte waarover deze in de berm staat zo hoog en dicht was dat voertuigen die hierachter reden vanuit de positie van [eiser] geheel onzichtbaar waren. Op dit verweer wordt hierna voor zover nodig teruggekomen.
4. De beoordeling
4.1. In geschil tussen partijen is de vraag of en in welke mate [gedaagde] enerzijds en [eiser] anderzijds schuld dragen aan de aanrijding en of [gedaagde] aansprakelijk is voor de ontstane schade aan het voertuig van [eiser].
4.2. Gezien de toedracht van de aanrijding staat vast dat het [eiser] is geweest, die op de kruising tussen de Beukenlaan en de Van Teylingenweg te Kamerik in strijd met artikel 15 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens geen voorrang heeft verleend aan het hem van rechts naderende voertuig van [gedaagde]. Hieruit volgt dat het in beginsel [eiser] is die op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW voor de gevolgen van de aanrijding aansprakelijk is.
4.3. Aan de onder 4.2. genoemde schuld en aansprakelijkheid kan evenwel worden afgedaan indien komt vast te staan dat, zoals [eiser] heeft gesteld en [gedaagde] heeft weersproken, [gedaagde] medeschuld heeft aan de aanrijding. De kantonrechter overweegt hieromtrent het volgende.
4.4. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat hij schat dat [gedaagde] aan kwam rijden met een snelheid van 75 kilometer per uur, maar gezien de betwisting hiervan door [gedaagde] en gezien het feit dat er geen objectieve meting van deze snelheid is gedaan, is deze snelheid niet komen vast te staan. De kantonrechter zal er derhalve van uitgaan dat [gedaagde] op het moment dat hij de kruising naderde 50 kilometer per uur reed, conform zijn eigen opgave. [gedaagde] stelt zich weliswaar terecht op het standpunt dat dit geen overschrijding van de maximale snelheid betekent, maar hiermee is nog niet gegeven dat [gedaagde] onder de omstandigheden van het geval bij het naderen van de kruising ook de maximaal toegestane snelheid mocht blijven rijden. Bestuurders van voertuigen dienen er immers in het algemeen rekening mee te houden dat medeweggebruikers fouten maken, dus ook dat weggebruikers in strijd met de regels geen voorrang verlenen. Dit is een niet zo bijzondere fout dat [gedaagde] daarmee geen rekening zou moeten houden, zodat hij zijn verkeersgedrag had moeten afstemmen op een dergelijke fout. Hierbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de situatie ter plaatse onoverzichtelijk was. Partijen twisten weliswaar over de vraag hoever de bermbegroeiing zich uitstrekte, maar gezien de door [eiser] als productie 5 overgelegde foto’s (waarvan er één ook als productie 7 bij conclusie van antwoord is overgelegd) is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat het zicht voor beide partijen beperkt was. Dit wordt overigens ook door de gemachtigde van [gedaagde] erkend in de brief van 2 februari 2009 die [eiser] als productie 9 heeft overgelegd. Voorts neemt de kantonrechter hierbij in aanmerking dat de kruising door middel van een verkeersbord werd aangeduid als een gevaarlijke kruising en dat [gedaagde] kwam aanrijden vanuit een aanzienlijk smallere weg dan [eiser]. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat [gedaagde], door de onoverzichtelijke kruising met 50 kilometer per uur te naderen en op te rijden, gevaarzettend heeft gehandeld.
4.5. Dit betekent evenwel niet dat [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter een dusdanig verwijt kan worden gemaakt dat hij aansprakelijk moet worden gehouden voor de gehele door [eiser] geleden schade. Immers, vast staat dat [eiser] zijn voertuig, alvorens de kruising op te rijden, niet geheel tot stilstand heeft gebracht. Juist op een kruising waar het zicht belemmerd wordt door bermbegroeiing had [eiser] zich ervan moeten
vergewissen dat hem geen verkeer van rechts naderde waaraan hij voorrang diende te verlenen. Door zijn voertuig niet tot stilstand te brengen heeft [eiser] hiertoe onvoldoende maatregelen genomen, hetgeen hem is aan te rekenen.
4.6. De aan ieder der partijen toe te rekenen omstandigheden die aan het ontstaan van het ongeval hebben bijgedragen afwegende, komt de kantonrechter tot de slotsom dat de causale bijdrage over en weer moet worden gesteld op 65% aan de zijde van [eiser] en op 35% aan de zijde van [gedaagde]. Nu vast staat dat de schade aan het voertuig van [eiser] € 2.410,-- bedraagt, zal aan hoofdsom een bedrag van € 843,50 (0,35 x € 2.410,--) worden toegewezen.
4.7. De vordering tot vergoeding van wettelijke rente is op zichzelf niet weersproken en is toewijsbaar over het bedrag van € 843,50 vanaf de datum van opeisbaarheid, zijnde 9 juni 2008, tot de dag van voldoening.
4.8. [eiser] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten dient te worden gesteld en onderbouwd op grond waarvan deze verschuldigd zijn en voorts dat genoemde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Daarbij hanteert de kantonrechter conform het rapport Voorwerk II het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [eiser] heeft ter onderbouwing van de gestelde buitengerechtelijke incassokosten de tussen zijn gemachtigde en de gemachtigde van [gedaagde] gevoerde correspondentie overgelegd. Daarmee is niet, althans onvoldoende, gesteld en onderbouwd dat daadwerkelijk verdergaande buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt voor verrichtingen als hiervoor omschreven. De kosten waarvan [eiser] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten, reden waarom de kantonrechter dit onderdeel van de vordering ten bedrage van € 535,50 zal afwijzen.
4.9. [gedaagde] zal in de kosten aan de zijde van [eiser] worden veroordeeld. Nu evenwel een gedeelte van de vordering wordt afgewezen, dient het vast recht voor zover dit een bedrag van € 158,-- te boven gaat voor rekening van [eiser] te blijven. Voorts zal geen BTW over de informatiekosten worden toegewezen. De kosten aan de zijde van [eiser] worden derhalve begroot op:
- explootkosten € 92,98
- vast recht € 158,00
- salaris gemachtigde € 200,00 (2 punten x tarief € 100,00)
Totaal € 450,98
5. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 843,50 met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 9 juni 2008 tot de voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 450,98;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2010.