ECLI:NL:RBUTR:2010:BN3358

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
290795 / KG ZA 10-657
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot buitenwerkingstelling van urilift en verbetering afvalinzameling door Gemeente Amersfoort

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 6 augustus 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen drie eiseressen, die een lunchcafé en bed & breakfast exploiteren in het stadscentrum van Amersfoort, en de Gemeente Amersfoort. De eiseressen vorderden onder andere de buitenwerkingstelling van een urilift die per 15 juli 2010 weer in gebruik was genomen op de huidige locatie, alsook maatregelen om de afvalinzameling in de nabijgelegen straten te verbeteren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiseressen niet toewijsbaar zijn. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseressen onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de gemeente haar zorgplicht niet is nagekomen en dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen door de gemeente. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gemeente voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij de besluitvorming over de urilift en de afvalinzameling. De vorderingen zijn afgewezen, en de eiseressen zijn veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die zijn begroot op EUR 1.079,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak voor de betrokken partijen, vooral gezien de impact van de urilift op de exploitatie van het café van de eiseressen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 290795 / KG ZA 10-657
Vonnis in kort geding van 6 augustus 2010
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eiser sub 1] V.O.F,
gevestigd te [woonplaats],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiseres sub 3],
wonende te [woonplaats],
eiseressen,
advocaat mr. F.J.M. Wolbers te Amersfoort
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMERSFOORT,
zetelend te Amersfoort,
gedaagde,
advocaat mr. P.M. van Oordt te Amersfoort.
Partijen zullen hierna [eisers] en Gemeente Amersfoort genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 juli 2010 met 7 bijgevoegde producties en 7 aanvullend toegezonden producties,
- de met de brief van 22 juli 2010 van Gemeente Amersfoort overgelegde producties (13),
- de mondelinge behandeling op 23 juli 2010,
- de pleitnota van [eisers],
- de pleitnota van Gemeente Amersfoort.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eisers] exploiteert sinds 30 april 2008 een lunchcafé met terras annex bed & breakfast/klein hotel in het stadscentrum van Amersfoort, op het adres [adres].
2.2. De [adres] is - naast het [adres] en [adres] - een van de drie belangrijkste uitgaanspleinen in het uitgaanscentrum van Amersfoort. Op de [adres] en daaromheen liggen vele cafés. De sluitingstijd van de cafés is uiterlijk 5.00 uur.
2.3. Door de kleinschaligheid van het stadscentrum verplaatsen bezoekers van Amersfoort zich veelal te voet tussen de drie belangrijkste pleinen. De [adres] en [adres] liggen vlak bij elkaar. Langs het pand van [eisers], dat zich op de hoek van de [adres] en de [adres] bevindt, ligt een looproute voor bezoekers die zich tussen de [adres] en [adres] bewegen.
2.4. [eisers] heeft na aankoop van het pand aan de [adres] op 14 augustus 2007 een vrijstelling op het bestemmingsplan van de bestemming winkelpand verkregen. Daaraan voorafgaand, medio juni 2007, had [eisers] verschillende vergunningen aangevraagd, waaronder een bouwvergunning, een horeca-exploitatievergunning en een terrasvergunning. [eisers] is – met toestemming van Gemeente Amersfoort – voordat de betreffende vergunningen zijn verstrekt, begonnen met de verbouwing van het pand aan de [adres].
2.5. Reeds voordat [eisers] zich vestigde op het adres [adres] veroorzaakte de bovengrondse afvalinzameling in de [adres], die in opdracht van Gemeente Amersfoort door NV ROVA wordt verzorgd, problemen voor omwonenden. Een van de problemen betreft het gebruik van de afvalinzamelinglocatie in de [adres] door derden die daarvoor geen vergunning hebben, waardoor de containers overvol raken en afval ernaast wordt achtergelaten.
2.6. Gemeente Amersfoort is al enkele jaren bezig met het project ondergrondse afvalopslag in de binnenstad. Het project wordt stap voor stap uitgerold.
2.7. Op 16 november 2007 heeft Gemeente Amersfoort aan zichzelf een bouwvergunning verleend voor plaatsing van een urilift, ofwel een in de grond verzinkbaar openbaar urinoir, op enkele meters afstand tegenover de ingang van het pand aan de [adres]. Dit om het wildplassen tegen te gaan.
2.8. [eisers] heeft terzake het verlenen van deze bouwvergunning geen gebruik gemaakt van de bestuursrechtelijke bezwaar- en beroepsgang.
2.9. Gemeente Amersfoort heeft de urilift op 10 april 2008 geplaatst. Met betrekking tot het gebruik van de urilift heeft Gemeente Amersfoort met een andere horecaondernemer op de [adres], thans café [X], een bedieningsovereenkomst gesloten.
2.10. De door [eisers] aangevraagde vergunningen, waaronder de terrasvergunning, zijn in september 2008 verleend. Het terras van [eisers] bevindt zich op en rondom de locatie van de urilift.
2.11. Aan de op 17 september 2008 aan [eisers] verleende terrasvergunning was onder meer het voorschrift verbonden dat het terras op vrijdag en zaterdag om 22.00 uur opgeruimd diende zijn in verband met het in gebruik nemen van de urilift. Naar aanleiding van bezwaarschriften van [eisers] is dit tijdstip gewijzigd in 23.00 uur en vanaf medio 2009 in 01.00 uur.
2.12. De gebruikstijden van de urilift en de tijden van het terras zijn op elkaar afgestemd. Om 1.00 uur kan de urilift in gebruik worden genomen. De sluitingstijd is 6.30 uur. Bij evenementen kan de urilift maximaal ingezet worden.
2.13. De gemeenteraad van Gemeente Amersfoort heeft op 27 april 2010 een motie aangenomen. Het volgende is aan het College van Burgemeester en Wethouders (hierna college) verzocht:
“- De voorwaarden voor de plaatsbepaling van de Uri-lift zodanig aan te scherpen dat bewoners en ondernemers hier geen of zo min mogelijk hinder van ondervinden
- De Uri-lift op de [adres] onmiddellijk buiten gebruik te stellen en op basis van de nieuwe voorwaarden binnen twee maanden een nieuwe locatie voor deze Uri-lift te bepalen of als dit niet mogelijk is eventueel nieuwe gebruiksregels te hanteren
- De locatie van de nieuwe Uri-lift op [adres] tevens te bepalen aan de hand van de nieuwe voorwaarden”
2.14. Op 29 juni 2010 heeft het college besloten de locatie van de urilift op de [adres] te handhaven en deze met ingang van 15 juli 2010 weer in gebruik te stellen en de gemeenteraad dienaangaande geïnformeerd.
2.15. De ondernemers/belanghebbenden hebben op 29 juni 2010 het volgende bericht ontvangen:
“Naar aanleiding van deze motie zijn de criteria voor een locatie aangescherpt en is een inventarisatie gemaakt van mogelijke alternatieve locaties op en nabij de [adres]. Deze zijn getoetst aan de volgende criteria:
- de urilift moet ‘in de loop’ liggen: de urilift moet beschikbaar zijn daar waar het wildplasprobleem zich voordoet (op het kaartje in de bijlage bij het collegebesluit is zichtbaar is welke routes voornamelijk door uitgaanspubliek worden gebruikt en waar de notoire wildplasplekken zich bevinden)
- de bodem moet vrij zijn van kabels, leidingen, boomwortels, etc., maar nabij riolering liggen (vanwege aansluiting)
- de urilift mag niet op een hulpdienstroute of doorgaande weg voor gemotoriseerd verkeer liggen
Voor gebruik van de urilift gelden de volgende gebruiksvoorwaarden:
1. bedieningstijden mogen niet conflicteren met markt- of terrastijden of vergunningen (terrasvergunningen)
2. Als de urilift in gebruik is moet er tenminste vijf meter afstand zijn tot het dichtbijgelegen (in gebruik zijnde) terras.
De inventarisatie van locaties leverde twee locaties op die aan de criteria voldeden, namelijk de huidige locatie op de [adres] en de locatie midden op de [adres] voor de ingang van de St. Joriskerk. Uiteraard is ook gekeken naar de kosten van een verplaatsing naar de andere locatie, enkele meters verderop op de [adres]. Die worden geraamd op 20.000,- tot 30.000,- euro. Voor een nieuwe locatie moet daarnaast opnieuw een bouwvergunning worden aangevraagd, een welstandtoets plaatsvinden en archeologisch onderzoek worden verricht.
Het college heeft zich op 29 juni gebogen over de aangescherpte criteria en de mogelijke alternatieve locaties en heeft besloten om de urilift op de huidige locatie op de [adres] te handhaven.”
2.16. Gemeente Amersfoort heeft [eisers] bij brief van 29 juni 2010 geïnformeerd over de laatste stand van zaken rondom de urilift en de (ondergrondse) afvalinzameling in de [adres].
2.17. Het college heeft naar aanleiding van de beslissing op 29 juni 2010 de gemeenteraad in de Raadsinformatiebrief van 7 juli 2010, alsmede met de Beantwoording Raadvragen gedateerd juli 2010, aanvullende informatie verstrekt omtrent de urilift op de [adres].
2.18. [eisers] heeft een voorlopige voorziening aanhangig gemaakt bij de rechtbank Utrecht, sector bestuursrecht. Het verzoek van [eisers] heeft betrekking op de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort (hierna college) om in te stemmen met de criteria voor uriliftlocaties, de uriliftlocatie op de [adres] te Amersfoort te handhaven en deze met ingang van 15 juli 2010 weer in gebruik te stellen. [eisers] heeft verzocht om bij voorlopige voorziening te bepalen dat deze beslissingen worden geschorst totdat het college op hun daartegen gemaakte bezwaren heeft beslist.
2.19. Zoals blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juli 2010 is het verzoek van [eisers] afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet de beslissing van het college van 29 juni 2010 om in te stemmen met de criteria voor de uriliftlocaties worden aangemerkt als een besluit tot vaststelling van een beleidsregel, waartegen geen bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. De beslissingen van het college om de locatie van de urilift te handhaven op de huidige locatie en deze weer in werking te stellen zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan te merken als publiekrechtelijke rechtshandelingen maar als een feitelijke handeling. De voorzieningenrechter acht zich aldus niet bevoegd om te oordelen over de onrechtmatigheid daarvan.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert samengevat - bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad:
met betrekking tot de urilift
1. Gemeente Amersfoort per direct, althans bij vonnis te bepalen zo kort mogelijke termijn, te verbieden de per 15 juli 2010 hernieuwd feitelijk in gebruik genomen urilift op de huidige locatie nog langer te gebruiken en te bevelen dat die buiten gebruik blijft, zulks op straffe van een dwangsom,
met betrekking tot het ordentelijk laten verlopen van de afvalinzameling in de [adres]
2a. Gemeente Amersfoort te bevelen om binnen een redelijke termijn al het nodige te doen om de afvalinzamelinglocatie in de [adres] voor de tussentijd en vooruitlopend op het ondergronds brengen van die inzameling te (laten) verplaatsen naar de [adres]; of als alternatief te zorgen dat de ondernemers op [adres], en de andere bij de gemeente bekende ondernemers en bewoners van de binnenstad, die de [adres] gebruiken als afvallocatie, tijdelijk allen een eigen container en een collectieve glascontainer krijgen voor het voorlopig kwijtraken van hun afval; of dat de afspraak wordt gemaakt dat hun afval tijdelijk twee keer per dag wordt opgehaald door een kleinere wagen van Eemfors; of eventueel nog een andere denkbare en werkbare ordemaatregel; zulks op straffe van een dwangsom,
en voor zover de voorzieningenrechter dat een te verstrekkende voorlopige voorziening mocht vinden:
2b. Gemeente Amersfoort te bevelen om zorg te dragen voor het - met een deugdelijk slot - afsluiten of laten afsluiten en afgesloten houden van de afvalcontainers in de [adres] elke dag van de week in de periode tussen 22.00 uur en 07.00 uur, met uitzondering van de dagen waarop er grote evenementen zijn, waardoor langer publiek in de stad is en dan de containers af te sluiten op een later tijdstip, of zorg te dragen voor het tijdelijk verplaatsen naar de [adres] en daar dagelijks na afloop van de evenementendag af te sluiten, zulks op straffe van een dwangsom,
2c. Gemeente Amersfoort dan daarnaast te bevelen om per direct de ROVA te instrueren en/of opdracht te geven om niet langer zeven dagen per week voor het pand van [eisers] met een grote vuilniswagen met draaiende motor de containers in de [adres] te legen, maar daarvoor een andere plek (bijvoorbeeld op [adres]) aan te wijzen waar zij die containers gaat legen of andere kleinere vervoersmiddelen en containers hiervoor aan te wijzen en te gebruiken en de route daarop zo nodig aan te passen, zodat [eisers] in haar bedrijfsvoering gevrijwaard blijft van de hierdoor dagelijks veroorzaakte overlast in de vorm van geluid, stank en achterblijvende afvalresten in de [adres] (zoals in de gaten voor haar pand), zulks op straffe van een dwangsom,
2d. Gemeente Amersfoort te bevelen om overvolle afvalcontainers of eventueel toch naast de containers neergezet afval bij de afvalinzamelinglocatie in de [adres] na melding door [eisers] te laten komen afhalen (door ROVA) en eventueel verspreid liggende afvalresten/gescheurde vuilniszakken in de [adres] en/of voor het pand van [eisers] op te ruimen of te laten opruimen, op straffe van een dwangsom,
2e. Gemeente Amersfoort te bevelen tot het binnen redelijke termijn (laten) treffen van eventueel andere gelijkwaardig te achten maatregelen, om te verzekeren dat de afvalinzameling in de [adres] weer ordentelijk zal verlopen en ordentelijk wordt gehouden, zodat er geen overlast meer optreedt voor [eisers] direct voor haar pand en in de [adres], zulks op straffe van een dwangsom,
Met betrekking tot de gaten in de [adres]
3. Gemeente Amersfoort te bevelen de gaten in de [adres] voor het pand van [eisers], waar nu regelmatig afvalresten in achterblijven op korte termijn weg te nemen, zulks op straffe van een dwangsom,
Met betrekking tot de kostenveroordeling
4. Gemeente Amersfoort te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. Gemeente Amersfoort voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de spoedeisendheid van de vorderingen in voldoende mate komen vast te staan nu [eisers] heeft gesteld dat zij in het verleden, voor de motie van de gemeenteraad van 27 april 2010, overlast heeft ondervonden van de urilift en deze per 15 juli 2010 weer in werking is gesteld. Met betrekking tot de afvalinzameling in de [adres] is eveneens voldoende gebleken dat [eisers] daarvan overlast ondervindt.
4.2. [eisers] heeft ter onderbouwing van haar vorderingen gesteld dat Gemeente Amersfoort onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de urilift op de [adres] opnieuw in werking te stellen en de afvalinzameling in de [adres] niet ordentelijk te laten verlopen, en daarbij de gaten die na het weghalen van paaltjes in de [adres] zijn ontstaan, niet te dichten. De verschillende onderdelen zullen hierna achtereenvolgens aan de orde komen.
De urilift op de [adres]
4.3. [eisers] heeft in de eerste plaats aangevoerd dat Gemeente Amersfoort met de beslissing van het college van 29 juni 2010 om de locatie van de urilift te handhaven en deze opnieuw in gebruik te stellen, diverse beginselen van behoorlijk bestuur heeft veronachtzaamd. Volgens [eisers] zijn in ieder geval het vertrouwens-, het zorgvuldigheids-, het evenredigheids-, het gelijkheids- en het motiveringsbeginsel geschonden, en is het feitelijk handelen van Gemeente Amersfoort daarmee als onrechtmatig aan te merken. [eisers] heeft voorts gesteld dat Gemeente Amersfoort in strijd met artikel 1 van de Grondwet heeft gehandeld.
4.4. Gemeente Amersfoort heeft nadrukkelijk bestreden dat sprake is van schending van beginselen van behoorlijk bestuur en/of artikel 1 van de Grondwet.
4.5. De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende.
4.6. Bij het oordeel over de vraag of Gemeente Amersfoort ten aanzien van [eisers] onrechtmatig heeft gehandeld, moet er in deze civiele kort gedingprocedure van worden uitgegaan dat het besluit van Gemeente Amersfoort om een vrijstelling en bouwvergunning voor de urilift te verlenen formele rechtskracht heeft verkregen. De vraag of deze besluitvorming van Gemeente Amersfoort doelmatig is valt buiten het bestek van dit geding. In onderhavige procedure gaat het derhalve niet om een heroverweging van deze vrijstelling en bouwvergunning en evenmin om een (weigering tot) intrekking daarvan. Ter beoordeling ligt voor of Gemeente Amersfoort bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen om de locatie van de urilift te handhaven op de huidige locatie en deze per 15 juli 2010 weer in werking te stellen, alsmede of deze beslissing naar de wijze van totstandkoming of naar haar inhoud in strijd komt met de door [eisers] genoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.7. [eisers] heeft zich in de eerste plaats er op beroepen dat bij het aanvragen van de verschillende vergunningen voor de exploitatie van het pand aan de [adres] in 2007 door Gemeente Amersfoort naar haar toe verwachtingen zijn gewekt dat zij dit pand op normale wijze zou kunnen exploiteren. Volgens [eisers] hebben de procedure voor de aanvraag van de vergunning in verband met de verbouwing en exploitatie van het pand aan de [adres] en de procedure voor de vrijstelling en bouwvergunning van de urilift elkaar gekruist en is in dit verband sprake geweest van een misverstand, hetgeen Gemeente Amersfoort heeft erkend. [eisers] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij met voormelde beslissing van het college in haar vertrouwen is geschaad nu met het opnieuw in werking stellen van de urilift haar voortbestaan direct in gevaar komt.
4.8. Dit beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Gebleken is weliswaar dat de procedures met betrekking tot de vergunningen voor (de exploitatie van) het pand van [eisers] in dezelfde periode hebben gelopen als de procedures in verband met de urilift, maar dat in dit verband sprake is geweest van een misverstand bij het verlenen van de vergunning voor de urilift kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden aangenomen. Gemeente Amersfoort heeft dit immers nadrukkelijk betwist en [eisers] heeft haar stelling daarna niet verder aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat nu de beslissing van 29 juni 2010 van het college om de uriliftlocatie te handhaven en de urilift opnieuw in gebruik te nemen voortbouwt op het besluit om voor de urilift een vrijstelling te verlenen en een bouwvergunning af te geven, niet kan worden aangenomen dat op 29 juni 2010 in verband met de exploitatie(mogelijkheden) van [eisers] redelijkerwijs geen (nadere) uitvoering kon worden gegeven aan dit besluit.
4.9. [eisers] heeft verder aangevoerd dat het college bij haar besluitvorming in navolging van de motie van de gemeenteraad van 27 april 2010 niet aan de zorgvuldigheidseisen heeft voldaan. Volgens [eisers] is geen sprake geweest van een zorgvuldige en evenwichtige belangenafweging nu er kennelijk op zijn minst één, maar wellicht meerdere locaties beschikbaar zijn om, indien de urilift daadwerkelijk een uitkomst zou zijn, het wildplassen tegen te gaan en uit het verrichte onderzoek naar de andere locaties voor de urilift niet is gebleken dat Gemeente Amersfoort ook onderzoek heeft verricht naar, en rekening heeft gehouden met, de inbreuk die met de urilift op de huidige locatie op het exploitatiebelang van [eisers] wordt gemaakt.
4.10. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent dat uit het besluit van 29 juni 2010 en de raadsinformatiebrief van 7 juli 2010 kan worden afgeleid dat naar aanleiding van de motie van de gemeenteraad verschillende alternatieve locaties voor de urilift zijn onderzocht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is uit dit onderzoek in voldoende mate gebleken dat aan de verschillende alternatieve locaties aanzienlijke nadelen kleven, waaronder onder meer een aanzienlijk financieel nadeel bij het meest voor de hand liggende alternatief voor de achteringang van de Joriskerk. Daarnaast is voldoende gebleken dat het college de alternatieve locaties heeft afgezet tegen de huidige locatie en dat zij er daarbij - in aansluiting op de vastgestelde criteria - veel waarde aan hecht dat de urilift beschikbaar is daar waar het wildplasprobleem zich voordoet, op de looproute van het uitgaanspubliek. Gelet hierop wordt geoordeeld dat voorshands aannemelijk is geworden dat Gemeente Amersfoort bij het totstandkoming van haar beslissing een voldoende zorgvuldige afweging heeft gemaakt.
4.11. Anders dan [eisers] heeft gesteld kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin worden aangenomen dat Gemeente Amersfoort in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Volgens [eisers] wordt zij ten opzichte van de andere ondernemers op de [adres] feitelijk ongelijk behandeld, omdat zij als enige tijdens evenementen geen gebruik kan maken van haar terras. Nu Gemeente Amersfoort onweersproken heeft gesteld dat iedere terrasvergunning voor ondernemers in de binnenstad gelijk is in de zin dat daarin telkens de bepaling staat dat de vergunning niet geldt tijdens warenmarkten en evenementen, als het voeren van een terras op die momenten het evenement hindert, belemmert of onmogelijk maakt, wordt geoordeeld dat de stelling van [eisers] in het kader van dit geding niet voldoende aannemelijk is geworden. Dat Gemeente Amersfoort handelt in strijd met artikel 1 van de Grondwet kan aldus evenmin worden aangenomen.
4.12. De voorzieningenrechter ziet evenmin aanleiding om te oordelen dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel. [eisers] heeft gesteld dat door vast te houden aan de oorspronkelijke keuze voor de locatie van de urilift haar belangen onevenredig worden geschaad. De lasten van het wildplassen worden volgens haar alleen op haar afgewenteld. In aanmerking genomen dat voldoende aannemelijk is dat wildplassen aanzienlijke stankoverlast en vervuiling veroorzaakt en dat niet alleen Gemeente Amersfoort maar ook het uitgaanspubliek, de ondernemers, de kerk en de bewoners van de [adres] een evident belang hebben bij een middel om dit tegen te gaan, wordt evenwel geoordeeld dat het niet onredelijk kan worden geacht dat Gemeente Amersfoort het algemene belang om wildplassen op de [adres] tegen te gaan, stelt boven het belang van [eisers] dat de urilift niet voor haar pand wordt geplaatst. De voorzieningenrechter betrekt bij haar oordeel voorts dat gebleken is dat Gemeente Amersfoort zich heeft ingespannen om de bezwaren voor [eisers] zoveel mogelijk weg te nemen door met de gebruikstijden van de urilift rekening te houden met terrasvoering van [eisers], alsmede door extra schoonmaakrondes in de omgeving van de urilift uit te voeren.
4.13. Tenslotte wordt overwogen dat het college op grond van de motivering zoals vermeld in haar brieven aan de ondernemers/belanghebbenden en [eisers] redelijkerwijs tot haar beslissing heeft kunnen komen.
4.14. Het vorenstaande voert tot de conclusie dat in het kader van dit geding niet kan worden aangenomen dat Gemeente Amersfoort met de op 29 juni 2010 door het college genomen beslissing onrechtmatig heeft gehandeld wegens het schenden van een beginsel van behoorlijk bestuur.
4.15. [eisers] heeft in de tweede plaats aangevoerd dat Gemeente Amersfoort in strijd met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid heeft gehandeld doordat zij, als eigenaar en gebruiker van de grond waarop de urilift is geplaatst, met het opnieuw in gebruik nemen van de urilift, onevenredig veel hinder in de vorm van geur- en geluidsoverlast toebrengt aan [eisers] als eigenaar van het naastgelegen perceel.
4.16. Gemeente Amersfoort heeft bestreden dat sprake is van onrechtmatige hinder. Zij heeft er ten aanzien van de gestelde stankoverlast als gevolg van de urilift op gewezen dat de urilift een zelfreinigend systeem bevat en dat daarnaast tussen 15 juli en 6 september 2010 in de omgeving rond de urilift, iedere ochtend nadat deze in gebruik is geweest, extra schoonmaakrondes worden uitgevoerd. Met betrekking tot de gestelde geluidsoverlast heeft Gemeente Amersfoort betwist dat de urilift een hang- /rookplek vormt waardoor sprake is van meer geluidoverlast dan de overlast die inherent is aan een locatie midden in het uitgaanscentrum. Volgens Gemeente Amersfoort had het op de weg van [eisers] gelegen om voorafgaand aan het opzetten van hun onderneming een onderzoek te doen naar de omstandigheden in en rondom het pand waarin de onderneming geëxploiteerd zou gaan worden.
4.17. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eisers] in het licht van deze betwisting onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat een verband bestaat tussen de aanwezigheid van de urilift en de gestelde overlast. Zij heeft ter onderbouwing van haar vordering verschillende foto’s overgelegd, maar op grond daarvan kan hooguit worden geconcludeerd dat na het gebruik van de urilift afvalresten achterblijven, en niet dat Gemeente Amersfoort deze niet - zoals door haar is toegezegd - schoonmaakt. Door [eisers] zijn bovendien verklaringen van gasten overgelegd waaruit volgt dat zij geluidshinder ondervinden van het uitgaanspubliek, maar in welke mate de urilift daaraan een bijdrage levert kan daaruit niet objectief worden afgeleid.
4.18. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan aldus niet worden aangenomen dat de urilift voor overlast zorgt, die zodanige vormen aanneemt dat deze in strijd is met de zorgvuldigheid die buren ten aanzien van elkaar in acht moeten nemen. Dat als gevolg van de urilift sprake is van hinder die als onrechtmatig valt te kwalificeren, kan in het kader van dit geding dan ook niet worden aangenomen.
4.19. Het vorenstaande voert tot de conclusie dat het jegens Gemeente Amersfoort onder 1. gevorderde niet toewijsbaar is.
De aanpassing van de afvalinzameling in de [adres]
4.20. [eisers] heeft zich op het standpunt gesteld dat Gemeente Amersfoort in strijd met de wettelijke (zorg)plicht voortvloeiende uit de Wet milieubeheer, en de nadere uitwerking daarvan in de Afvalstoffenverordening en het uitvoeringsbesluit, heeft gehandeld, althans dat zij heeft gehandeld in strijd met de in het maatschappelijk verkeer betamende zorgvuldigheid, door de afvalinzameling in de [adres] niet ordentelijk te laten verlopen. Volgens [eisers] vormt de afvalinzameling in de [adres] een bron van stank en hygiëneproblemen en geluidsoverlast.
4.21. Ter nadere onderbouwing heeft [eisers] aangevoerd dat regelmatig afval naast de containers in de [adres] wordt geplaatst, en dat dit wordt veroorzaakt doordat ook derden die geen vergunning hebben daarvan gebruik maken, onder meer voor het clandestien storten van glas. Volgens [eisers] worden de containers niet regelmatig genoeg geleegd en heeft Gemeente Amersfoort niet voldoende aangestuurd op het voorkomen van problemen door het uitoefenen van toezicht. [eisers] heeft voorts gesteld dat het legen van de containers onzorgvuldig, met veel lawaai, voor de deur van de [adres] geschiedt, op tijdstippen die conflicteren met haar exploitatiebelang. Het ligt op de weg van Gemeente Amersfoort om maatregelen te treffen om de situatie beheersbaar te maken, maar zij heeft dit tot op heden nagelaten, aldus [eisers] Dit wordt niet anders nu de Gemeente Amersfoort voornemens is om de afvalinzameling ondergronds te maken.
4.22. Gemeente Amersfoort heeft erkend dat in het verleden sprake is geweest van grote bergen afval rond de afvalcontainers in de [adres], met name als gevolg van het feit dat er ook afval gedumpt wordt door bewoners en ondernemers zonder vergunning. Volgens haar is de situatie inmiddels echter beheersbaar, nu het afval in de [adres] op zes dagen in de week verwijderd wordt, marktkooplui hun afval zelf moeten meenemen en buitengewone opsporingsambtenaren toezicht houden. Gemeente Amersfoort heeft voorts aangevoerd dat de afhaalophaal niet geluidloos kan plaatsvinden en dat het bepalen van de tijdstippen van de afvalinzameling een zorgvuldige belangenafweging van alle betrokken vereist. Gemeente Amersfoort heeft aldus weersproken dat sprake is van schending van een (wettelijke) (zorg)plicht. Gemeente Amersfoort heeft er tenslotte op gewezen dat naar verwachting vanaf april 2011 de afvalopslag ondergronds zal plaatsvinden
4.23. De voorzieningenrechter overweegt het volgende. [eisers] heeft de onrechtmatigheid in de eerste plaats gebaseerd op de Wet milieubeheer en de nadere uitwerking daarvan in de Afvalstoffenverordening en het uitvoeringsbesluit daarvan. Uitgangspunt is dat als bij een schadeveroorzakende gedraging een wettelijke norm wordt geschonden, dit dan in beginsel een onrechtmatige daad oplevert jegens degenen voor wier bescherming die normen zijn gesteld. Steeds zal daarbij aan de hand van doel en strekking van de desbetreffende normen bepaald dienen te worden tot welke personen en schade de bescherming zich uitstrekt.
4.24. De Wet milieubeheer dient ter bescherming van het milieu. Gelet op de verankering van de afvalverwijderingsstructuur in deze wet, moet er vanuit gegaan worden dat de nadere uitwerkingen in de Afvalstoffenverordening en het uitvoeringsbesluit daarvan, eveneens zijn vastgesteld in het belang van het milieu. Het betreft derhalve een algemeen belang. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan aldus niet worden aangenomen dat de toepasselijke normen tevens strekken ter bescherming van het individuele exploitatiebelang van [eisers] Dit brengt met zich dat - indien en voor zover Gemeente Amersfoort bij de afvalinzameling in de [adres] al een specifieke norm van de Wet milieubeheer en/of een nadere uitwerking daarvan heeft overtreden - dit in de gegeven omstandigheden niet tot de conclusie kan leiden dat zij daarmee alsdan onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eisers]
4.25. Geoordeeld wordt dat evenmin kan worden aangenomen dat Gemeente Amersfoort jegens [eisers] in strijd met de in het maatschappelijke verkeer betamende zorgvuldigheid heeft gehandeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet op de gemotiveerde betwisting van Gemeente Amersfoort voorshands niet aannemelijk geworden dat Gemeente Amersfoort bij het uitoefenen van de uit haar algemene verantwoordelijkheid voortvloeiende verplichting om afval te verwijderen de belangen van [eisers] grovelijk heeft veronachtzaamd.
4.26. Uit het vorenstaande vloeit voort dat in het kader van dit geding niet aannemelijk is geworden dat met betrekking tot de afvalinzameling in de [adres] sprake is van onrechtmatig handelen jegens [eisers] [eisers] heeft verder nog gesteld dat de afvalinzameling mogelijk niet in overeenstemming is met de bestemming van de grond, maar heeft dit na betwisting door Gemeente Amersfoort niet aannemelijk gemaakt, zodat dit evenmin tot dit oordeel kan leiden. Voor toewijzing van het onder 2a. tot en met 2e. gevorderde is aldus geen plaats.
4.27. De voorzieningenrechter merkt ten slotte nog op dat als er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat Gemeente Amersfoort wel onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld, [eisers] weliswaar heeft gesteld dat zij schade ondervindt als gevolg van de organisatie van de afvalinzameling omdat dit een inbreuk oplevert voor haar exploitatiemogelijkheden, maar dat zij niet heeft gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, wat de omvang van deze schade is. Daarnaast heeft [eisers] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet (voldoende) aannemelijk gemaakt dat de gestelde schade in zodanig verband staat met de wijze waarop de afvalinzameling in de [adres] plaatsvindt dat zij als gevolg daarvan aan Gemeente Amersfoort kan worden toegerekend.
De gaten in de [adres]
4.28. [eisers] heeft verder nog gesteld dat Gemeente Amersfoort onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld doordat na het weghalen van de paaltjes in de [adres] gaten voor het pand van [eisers] zijn achtergebleven, waar nu regelmatig afvalresten in achterblijven. Gemeente Amersfoort heeft dit echter weersproken. Nu dit feit verder door [eisers] niet aannemelijk is gemaakt, kan deze stelling niet tot toewijzing van het onder 3. gevorderde leiden.
Proceskosten
4.29. [eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Amersfoort worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.079,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Amersfoort tot op heden begroot op EUR 1.079,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Smit en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2010.?