ECLI:NL:RBUTR:2010:BN4353
Rechtbank Utrecht
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijke opzegging van arbeidsovereenkomst en schadevergoeding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 4 augustus 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [eiser] was sinds 1995 in dienst bij [gedaagde], maar heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd in januari 2008. Na een korte periode bij een dochteronderneming, werd zijn arbeidsovereenkomst weer omgezet naar [gedaagde]. In 2009 heeft [gedaagde] een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV, welke is verleend. [eiser] heeft echter de kantonrechter verzocht te oordelen dat het ontslag kennelijk onredelijk was en vorderde een schadevergoeding van € 9.904,02.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de ontslagprocedure niet correct heeft uitgevoerd. De opzegging was kennelijk onredelijk, omdat de werkgever niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de bedrijfseconomische noodzaak van het ontslag. De kantonrechter oordeelde dat de gevolgen van het ontslag voor [eiser] te ernstig waren in vergelijking met het belang van [gedaagde]. Bovendien was het afspiegelingsbeginsel niet correct toegepast, wat leidde tot de conclusie dat de opzegging niet gerechtvaardigd was.
De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 9.904,02 aan [eiser], inclusief wettelijke rente vanaf 27 juli 2009. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verplichting van werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures en de noodzaak om de belangen van werknemers te respecteren.