RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
zaaknummer: 657958 UC EXPL 09-17804 LH 464
vonnis d.d. 8 september 2010
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Werkgeversvereniging Fusion,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
verder ook te noemen Fusion,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.A.J. Peeters,
de stichting
Stichting Sociaal Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling in het Kappersbedrijf,
gevestigd te De Meern,
verder ook te noemen SSF,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. T.M. van Angeren.
Het verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het incidentele vonnis, op 7 oktober 2009 tussen partijen gewezen door de sector handels- en familierecht van deze rechtbank, waarbij de zaak die Fusion tegen SSF aanhangig had gemaakt, is verwezen naar de sector kanton van de rechtbank.
SSF heeft geantwoord op de vordering.
Fusion heeft voor repliek en SSF heeft voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
1.1. SSF is een stichting die zich onder meer ten doel stelt onderzoek-, opleidings- en ontwikkelingsprojecten, gelegen in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden, -verhoudingen en
-omstandigheden in het kappersbedrijf te financieren. SSF is opgericht door de partijen bij de CAO voor het Kappersbedrijf inzake Sociaal Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling (hierna te noemen de O&O-CAO), zijnde enerzijds de Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO) en anderzijds de betreffende vakbonden van FNV en CNV.
1.2. Fusion is een bij notariële acte van 26 juli 2005, uit onvrede met het optreden van ANKO opgerichte, werkgeversvereniging die zich ten doel stelt de sociale en sociaal-economische belangen van werkgevers in de kappersbranche (en aanverwante sectoren) te behartigen en aan deze werkgevers diensten te verlenen. Fusion heeft sindsdien CAO's afgesloten met de vakbond VPP.
1.3. De bepalingen van de, voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007,
door ANKO met de FNV- en CNV-bonden afgesloten O&O-CAO zijn bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister) van 25 april 2003 algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2007. Dit AVV-besluit is met ingang van 2 mei 2003 in werking getreden (Stcrt. 2003, nr. 82). Artikel 6 van de O&O-CAO 2003-2007 luidde: 'Door de werkgever is aan de Stichting (bedoeld is SSF, ktr.) af te dragen een door de Stichting te bepalen (-) percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers in de onderneming. Deze premie is vastgesteld op 1,3% (-).'
1.4. Daarna heeft de minister enige wijzigingen in de bepalingen van de O&O-CAO 2003-2007 algemeen verbindend verklaard, en wel op 23 september 2003 (Stcrt. 2003, nr. 186),
2 februari 2004 (Stcrt. 2004, nr. 25) en 21 februari 2005 (Stcrt. 2005, nr. 39). Deze wijzigingen betroffen echter niet artikel 6 van de O&O-CAO 2003-2007.
1.5. Met ingang van 1 januari 2006 heeft ANKO met de FNV- en CNV-bonden voor de duur van vijf jaren een nieuwe O&O-CAO afgesloten. Daarin is in artikel 6 bepaald: 'Door de werkgever is aan de Stichting af te dragen een door de Stichting te bepalen (-) percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers in de onderneming. Deze premie is vastgesteld op 0,6% (-).' Aan de minister is verzocht de bepalingen van de O&O-CAO
2006-2010 algemeen verbindend te verklaren. Fusion heeft de minister verzocht om dispensatie. In afwachting van de ministeriële besluitvorming heeft SSF besloten om vanaf
1 januari 2006 O&O-bijdragen van niet meer dan 0,6% van het premieplichtig loon te innen.
1.6. Bij besluit van 15 augustus 2006 (Stcrt. 2006, nr. 159) heeft de minister, onder gelijktijdige intrekking van het AVV-besluit van 21 februari 2005 (Stcrt. 2005, nr. 39), de bepalingen van de O&O-CAO 2006-2010 - daaronder het nieuwe artikel 6 - algemeen verbindend verklaard tot en met 31december 2010. Dit AVV-besluit is met ingang van
19 augustus 2006 in werking getreden. Bij afzonderlijke beschikking is het door Fusion ingediende dispensatieverzoek toegewezen, ten gevolge waarvan het AVV-besluit van
15 augustus 2006 niet van toepassing is op de werkgevers, die op het moment van de inwerkingtreding van de algemeen verbindendverklaring direct gebonden zijn aan de eigen rechtsgeldige (Fusion-)CAO voor het Kappersbedrijf.
1.7. Op 28 maart 2007 heeft de heer [A.], accountmanager van Interpolis Pensioenbeheer B.V., aan welke vennootschap SSF de inning van de O&O-bijdragen heeft opgedragen, in een aan de heer [B] van Fusion gerichte email, het volgende bericht: 'Op aangeven van de heer [C] van Anko vroeg u mij de feiten mbt de AVV procedure te schetsen. Onderstaand de gegevens. • premie van het SF is per 01-01-2006 verlaagd van 1,3% tot 0,6% • de bestaande CAO liep tot 31 december 2007 • de voorgenomen AVV 31-12-2010 is niet doorgegaan ivm bezwaar Fusion • de oorspronkelijke CAO (tot 31-12-2007) is derhalve nog van toepassing. • Fusion heeft dispensatie met ingang van 01-01-2006 (-).'
1.8. In maart 2009 heeft SSF aan de bij Fusion aangesloten werkgevers gefactureerd voor bijdragen aan het sociaal fonds over de periode van 1 januari tot 15 augustus 2006 ter hoogte van 0,6% van het betreffende premieplichtig loon (verder ook te noemen de naheffing).
1.9. Hiertegen heeft een groot aantal leden van Fusion bij SSF bezwaar gemaakt. Zij hebben betoogd over dit tijdvak geen O&O-bijdragen aan SSF verschuldigd te zijn, omdat het bestuur van SSF de O&O-CAO 2003-2007 per 1 januari 2006 heeft gewijzigd door de bijdrage te verlagen van 1,3% tot 0,6%, waardoor aan het eerdere AVV-besluit de basis is ontvallen, alsmede omdat door de mededeling van Interpolis Pensioenbeheer B.V. bij email van 28 maart 2007, dat Fusion dispensatie heeft met ingang van 1 januari 2006, bij hen het vertrouwen is gewekt dat aan SSF over 2006 geen bijdragen hoefden te worden betaald.
1.10. Bij brief van 9 april 2009 heeft Interpolis Pensioenbeheer B.V. namens SSF meegedeeld dat het bezwaar tegen de facturen ongegrond is verklaard, omdat '(-) het AVV besluit van (-) 21-2-2005 (-) tot 15 augustus 2006 van kracht was; - de(ze) AVV (-) door het besluit van het ministerie per 15 augustus 2006 ingetrokken is (-); - de dispensatie geldt voor de nieuwe AVV vanaf 15 augustus 2006 voor de werkgevers die lid zijn van Fusion; - een premie 1,3% kon worden geïnd op grond van de in 2006 geldende, algemeen verbindend verklaarde cao. Er wordt 0,6% geïnd om de Fusion-leden niet te benadelen ten opzichte van andere werkgevers in de kappersbranche.'
De vordering en de standpunten van partijen
2.1. Fusion vordert, na vermindering van de eis, dat wordt verklaard voor recht dat de door SSF aan de leden van Fusion opgelegde naheffing over het tijdvak van 1 januari tot 15 augustus 2006 zonder rechtsgrond is geschied en ongedaan gemaakt moet worden, met veroordeling van SSF in de proceskosten.
2.2. Fusion legt aan haar vordering ten grondslag dat de basis aan de algemeen verbindend-verklaring van artikel 6 van de O&O-CAO 2003-2007 is ontvallen doordat het bestuur van SSF heeft besloten per 1 januari 2006 het O&O-bijdragepercentage te wijzigen van 1,3 in 0,6. Het bepaalde in artikel 7 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (hierna: Wet AVV) brengt mee dat door de wijziging van de tekst van de CAO de eerdere algemeen verbindend-verklaring per 1 januari 2006 is geëindigd. Wijziging van een CAO vergt immers een nieuwe AVV-procedure voor de gewijzigde bepaling.
Fusion beroept zich voorts op het door de mededeling van de accountmanager van Interpolis Pensioenbeheer B.V. van 28 maart 2007 bij haar gewekte vertrouwen dat bij haar leden geen naheffing van O&O-bijdragen over de periode vanaf 1 januari 2006 zou plaatsvinden. Bovendien mocht SSF niet tot de litigieuze naheffing overgaan, omdat haar statuten in de hier van belang zijnde periode in artikel 12 lid 4 bepaalden dat (wijzigingen van) het reglement niet in werking treedt (treden) voordat de tekst ervan voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van de sector kanton van de rechtbank te Utrecht. Deze neerlegging heeft niet plaats gevonden, zodat er geen rechtsgeldig reglement was op grond waarvan SSF O&O-bijdragen mocht vaststellen. Tenslotte kan Fusion zich niet verenigen met het beleid van SSF, dat met de geïnde bijdragen voornamelijk haar eigen vermogen doet aanwassen.
3. SSF betwist de vordering. Fusion is in haar vordering niet-ontvankelijk, omdat het voeren van dit geding niet pas binnen haar statutaire doelomschrijving. De vordering is niet toewijsbaar, omdat (artikel 6 van) de O&O-CAO 2003-2007 niet is gewijzigd door het enkele feit dat het bestuur van SSF heeft besloten met ingang van 1 januari 2006 bij de werkgevers in de bedrijfstak slechts 0,6% in plaats van 1,3% van het premieplichtig loon te innen. Door te volstaan met het heffen van een lagere bijdrage dan die waartoe SSF op grond van artikel 6 van de O&O-CAO 2003-2006 gerechtigd was, is die CAO niet gewijzigd. Ook de totstandkoming van de nieuwe O&O-CAO 2006-2010 heeft er niet toe geleid dat aan de eerdere algemeen verbindendverklaring van de O&O-CAO 2003-2007 van rechtswege een einde kwam, zoals Fusion meent. Een besluit tot algemeen verbindendverklaring behelst namelijk materiële wetgeving. Het AVV-besluit van 25 februari 2005 is eerst bij het ministeriële besluit van 15 augustus 2006, waarin de O&O-CAO 2006-2010 algemeen verbindend werd verklaard, ingetrokken.
Een ongeclausuleerde toezegging door Interpolis Pensioenbeheer B.V. is in de email van haar accountmanager niet te lezen. Een verzoek om vrijstelling van premie over de periode vanaf 1 januari 2006 heeft Fusion bij SSF niet gedaan en een dergelijk besluit heeft het bestuur van SSF ook niet genomen. Fusion wist in maart 2007 dat de minister haar - voor het eerst - dispensatie had verleend van de op 15 augustus 2006 algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de O&O-CAO 2006-2010.
Het formele gebrek waaraan het reglement van SSF mogelijk lijdt, doet niet af aan haar bevoegdheid om de bijdragen te innen, die in artikel 6 van de O&O-CAO 2003-2007 zelf zijn vastgelegd.
De beoordeling van het geschil
4.1. Het door SSF opgeworpen ontvankelijkheidsverweer wordt gepasseerd. Fusion is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, die zich ingevolge artikel 2 van haar statuten ten doel stelt de belangen van haar leden, werkgevers in de kappersbranche, te behartigen, en wel met alle middelen die daarvoor bevorderlijk kunnen zijn. Daaronder is het voeren van een geding als het onderhavige mede te begrijpen.
4.2. Partijen twisten over de beantwoording van de vraag of de algemeen verbindend-verklaring van artikel 6 van de O&O-CAO 2003-2007 (nog) heeft gegolden in de periode van 1 januari 2006 totdat artikel 6 van de O&O-CAO 2006-2010 bij ministerieel besluit van 15 augustus 2006 - met dispensatie voor Fusion-leden - algemeen verbindend werd verklaard. De kantonrechter overweegt hieromtrent het volgende.
4.3. Voor haar standpunt dat aan de algemeen verbindendverklaring met ingang van 1 januari 2006 een einde is gekomen, voert Fusion allereerst aan dat het bestuur van SSF per 1 januari 2006 (de tekst van) artikel 6 van de O&O-CAO 2003-2007 heeft gewijzigd door het bijdragepercentage te veranderen van 1,3 in 0,6. Daardoor is, zo meent Fusion, de basis aan het AVV-besluit van (laatstelijk) 21 februari 2005 komen te ontvallen. De kantonrechter volgt Fusion daarin reeds hierom niet, omdat een bestuursbesluit als dit geen wijziging kan brengen in de bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst, die wordt aangegaan door een of meer (verenigingen van) werkgevers en een of meer vakbonden, en ook alleen door hen kan worden gewijzigd, niet ook door het bestuur van een door die sociale partners in het leven geroepen sociaal fonds. Overigens schaart de kantonrechter zich achter het in dit verband door SSF ontwikkelde standpunt dat haar bestuur niet heeft beoogd aan de (tekst van) artikel 6 van de O&O-CAO 2003-2007 af te doen, maar uitsluitend - in het belang van de werkgevers in de bedrijfstak - gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om te volstaan met het innen van een lagere O&O-bijdrage dan in de CAO bepaald. Dat stond het bestuur van SSF inderdaad vrij.
4.4. Voor zover Fusion heeft willen betogen dat de algemeen verbindend verklaring van artikel 6 van de O&O-CAO 2003-2007 is geëindigd doordat per 1 januari 2006 een nieuwe CAO, te weten de O&O-CAO 2006-2010, is afgesloten, miskent zij dat het besluit om bepalingen van een CAO algemeen verbindend te verklaren een daad van materiële wetgeving is. Het betreft een ministeriële verordening die in beginsel slechts door de minister kan worden ingetrokken. Weliswaar gaat het om een bijzondere vorm van wetgeving, nu de minister niet zelf de inhoud van de door hem algemeen verbindend verklaarde CAO-bepalingen vast stelt, maar dit brengt niet mee dat een AVV-besluit in die zin op de daarin aangewezen CAO-bepalingen steunt dat het zonder het voortbestaan van die bepalingen geen gelding zou hebben. De algemeen verbindend verklaring heeft ten doel om de niet door de CAO gebonden werkgevers (en hun werknemers) aan hetzelfde rechtsregime te binden als degenen die wèl door de CAO zijn gebonden. Door een AVV-besluit wordt de gebondenheid aan de CAO aldus niet slechts uitgebreid, het besluit bindt bovendien de al aan de CAO gebonden werkgevers (en werknemers), opdat de rechtstoestand van alle bedrijfsgenoten na de verbindendverklaring dezelfde is. CAO-partijen kunnen dan ook tijdens de periode van algemeen verbindendverklaring niet afdoen aan de werking van het AVV-besluit. Zij kunnen de minister slechts verzoeken zijn besluit in te trekken (zoals in dit geval, bij het AVV-verzoek aangaande de O&O-CAO 2006-2010, kennelijk ook is gebeurd).
4.5. Hieruit volgt dat aan het AVV-besluit van 21 februari 2005 geen einde is gekomen doordat de betrokken CAO-partijen met ingang van 1 januari 2006 een nieuwe, van de eerdere afwijkende, CAO hebben gesloten. Eerst door de intrekking van dat AVV-besluit bij het besluit van 15 augustus 2006 is de werking van de eerdere algemeen verbindend- verklaring van artikel 6 van de O&O-CAO 2003-2007 geëindigd. Artikel 7 Wet AVV, waarop Fusion zich heeft beroepen, wijst niet in een andere richting. Daarin is bepaald dat de artikelen 2 tot en met 6 van deze wet overeenkomstige toepassing vinden, indien de verbindendverklaring betreft wijzigingen in de bepalingen van een CAO, die ingevolge artikel 2 Wet AVV algemeen verbindend zijn verklaard. Weliswaar vloeit hieruit voort dat bij wijziging van een algemeen verbindend verklaarde CAO-bepaling opnieuw de wettelijke AVV-procedure moet worden gevolgd om ook die wijziging weer algemeen verbindend te doen zijn, maar artikel 7 Wet AVV beïnvloedt niet de werking van het eerdere AVV-besluit, zolang de duur daarvan niet is verstreken of dat besluit niet voortijdig is ingetrokken.
4.6. Partijen worden voorts verdeeld gehouden over de vraag of SSF, door een mededeling van haar administrateur, aan Fusion heeft toegezegd - of bij haar het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt - dat haar leden over 2006 geen O&O-bijdragen verschuldigd zijn. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend, allereerst omdat een mededeling als die van de accountmanager van Interpolis Pensioenbeheer B.V. van 28 maart 2007 niet zonder meer aan SSF kan worden toegerekend. Een sociaal fonds pleegt een verzekeraar in te schakelen voor de inning van bijdragen. Fusion mocht er niet - zonder meer - op vertrouwen dat Interpolis Pensioenbeheer B.V. tevens bevoegd was de hoogte van de te innen bijdragen vast te stellen of van de inning ervan af te zien. Mede gelet op de aard van de mededeling van de accountmanager en de omvangrijke gevolgen ervan (Fusion organiseert kapperbedrijven, waarin ongeveer 2500 kappers werkzaam zijn) heeft Fusion niet zomaar mogen afgaan op diens email. Het had op haar weg gelegen om de juistheid ervan bij het bestuur van SSF zelf te verifiëren. Hierbij neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat Fusion als geen ander bedenkingen moet hebben gehad bij de mededeling dat 'Fusion (-) dispensatie met ingang van 01-01-2006' had. Het gebruik van het woord 'dispensatie', alsook de aanhef van de email (waarin sprake is van het 'schetsen' van 'de feiten mbt tot de AVV procedure'), wijst erop dat de accountmanager doelde op de vrijstelling van de algemeen verbindendverklaring van (artikel 6 van) de O&O-CAO 2006-2010. Fusion moet geacht worden inmiddels bekend te zijn geweest met het AVV-besluit van 15 augustus 2006 en zij moet ervan op de hoogte zijn geweest dat dit besluit geen terugwerkende kracht had. Van een gerechtvaardigd vertrouwen is daarom bij Fusion geen sprake geweest.
4.7. Voor zover Fusion bij repliek mocht hebben willen volhouden dat het reglement van SSF, bij gebreke van de in artikel 12 lid 4 van haar statuten voorgeschreven neerlegging ter griffie, geen grondslag heeft kunnen vormen voor de heffing van de O&O-bijdragen aan Fusion-leden, kan haar dit niet baten. De door Fusion bestreden naheffing van O&O-bijdragen over de periode van 1 januari tot 15 augustus 2006 is immers niet (mede) op het reglement, doch rechtstreeks op artikel 6 van de O&O-CAO 2003-2007 gebaseerd. Dat het reglement in die tijd niet op de in de statuten van SSF omschreven wijze is bekend gemaakt, doet daarom aan de bevoegdheid tot naheffing niet af.
4.8. Hetgeen Fusion heeft aangevoerd omtrent het door SSF gevoerde beleid en de omvang van haar eigen vermogen, doet aan de verschuldigdheid van de in maart 2009 aan haar leden in rekening gebrachte O&O-bijdragen niet af. Het behoort in beginsel tot de verantwoordelijkheid en de beleidsvrijheid van het bestuur van SSF om het financiële voortbestaan van het fonds te waarborgen. Hoe zij heeft gemeend dit te moeten doen, staat niet ter beoordeling aan de rechter. Feiten of omstandigheden die zouden kunnen meebrengen dat dit anders is, zijn gesteld noch gebleken.
4.9. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering niet toewijsbaar is. Fusion wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten, daaronder begrepen het door de griffie van de sector handels- en familierecht van deze rechtbank bij SSF geheven vast recht.
veroordeelt Fusion tot betaling van de proceskosten aan de zijde van SSF, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.462,--, waarin begrepen € 1.200,-- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 september 2010.