Sector handels- en familierecht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 15 september 2010
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 264839 / HA ZA 09-755 van
1. [eiser],
en
2. [eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J.A.F. Corten,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOEGERSBEDRIJF VAN [X] B.V.,
gevestigd te Lopik en kantoorhoudende te IJsselstein,
gedaagde,
advocaat mr. G. van De Nesse,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 269597 / HA ZA 09-1486 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOEGERSBEDRIJF VAN [X] B.V.,
gevestigd te IJsselstein,
eiseres,
advocaat mr. G. van De Nesse,
de vennootschap onder firma
[A] & [B] V.O.F.,
gevestigd te IJsselstein,
gedaagde,
advocaat mr. R. Reumkens.
Partijen zullen hierna [eisers]., [X] en [A] genoemd worden.
1. De procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 augustus 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 5 februari 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de vrijwaringszaak
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 augustus 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 5 februari 2010.
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten in de hoofdzaak
3.1. [eisers]. en [X] hebben op 12 juni 2007 een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten. [X] diende op grond van deze overeenkomst werkzaamheden uit te voeren aan de kop- en de voorgevel van de woning van [eisers]. aan het adres [adres] te [woonplaats] (hierna de woning). In de door partijen ondertekende opdrachtbevestiging van diezelfde datum is het werk omschreven als:
“Werk: Woning topgevel en 1 zijgevel
(…) uithakken, slijpen, procleanen, snijwerk, impregneren”.
3.2. De werkzaamheden aan de gevels betroffen onder andere het verwijderen van de oude (bestaande) zogenaamde snijvoegen, het aanbrengen van nieuwe snijvoegen en het reinigen en impregneren van de twee gevels.
3.3. Partijen hebben voorafgaand aan het sluiten van de aanneemovereenkomst de gevels en het voegwerk bekeken van een referentiepand aan de [adres] in [woonplaats]. [X] heeft dit referentiepand aan [eisers]. genoemd omdat dit representatief is voor zijn wijze van werken. Aan de hand van het voegwerk (kleur en wijze van voegen) van dit referentiepand is de opdracht door [eisers]. aan [X] verstrekt. De gevelstenen van dit referentiepand vertoonden geen beschadigingen.
3.4. Het verwijderen van de oude (bestaande) voegen heeft [X] op basis van een overeenkomst van (onder)aanneming door [A] doen uitvoeren.
3.5. Op 20 juni 2007 is [A] begonnen met de werkzaamheden. [eisers]. heeft die middag aan [X] verzocht om de werkzaamheden onmiddellijk te staken omdat hij schade aan de gevel(s) en de bakstenen had geconstateerd als gevolg van het uitslijpen. [A] is op dat moment met de werkzaamheden gestopt.
3.6. Bij brief van 22 juni 2007 heeft [eisers]. [X] aansprakelijk gesteld voor de door hem geconstateerde schade waarbij [X] gelegenheid is gegeven om alsnog, volgens een tussen partijen overeen te komen plan van aanpak, na te komen.
3.7. Naar aanleiding van de brief van 22 juni 2007 heeft tussen de advocaat van [eisers]. en de destijds gemachtigde van [X] divers overleg plaatsgevonden of verder zou kunnen worden nagekomen, over de manier waarop dat zou moeten gebeuren en verder of de schade aan de gevels zou worden hersteld.
3.8. Op 16 mei 2008 heeft ingenieursbureau IECRT in opdracht van [eisers]. een rapport (hierna IECRT rapport) opgemaakt met een beschrijving van de schade aan de gevels en een beschrijving van mogelijke oplossingen tot herstel van die schade. Ten aanzien van de schade beschrijft het rapport dat de sinterlaag van de bakstenen is beschadigd door de gebruikte reinigingsmethode waardoor het aanzien van de baksteen is veranderd. In het rapport is dit omschreven als een visueel storend “sinaasappelhuidje” dat bovendien leidt tot snellere aanhechting van vuil aan de baksteen. Verder heeft IECRT in het rapport onder meer geconcludeerd dat de voegen zodanig verkeerd zijn uitgeslepen dat de flanken van de bakstenen daardoor zijn beschadigd en dat de diepte van de voegen niet gelijk en niet toereikend is voor een nieuwe voeg. IECRT heeft in haar rapport voorts onder meer aangegeven dat in dit geval, gelet op aard van de schade, geen herstel van de baksteen mogelijk is met hulp van reparatiemortels, omdat geen garantie kan worden gegeven dat er geen vorst- en vochtschade ontstaat aan die reparaties. IECRT acht het aanbrengen van een snijvoeg of knipvoeg niet meer mogelijk. IECRT geeft als hersteladvies het platvol voegen dan wel verven of stuken van de gevels.
3.9. Tot op het moment van de comparitie bevonden de betreffende gevels zich nog altijd in uitgeslepen staat. Enig herstel of voegwerk aan de gevels heeft tot dat moment nog niet plaatsgevonden.
4. De feiten in de vrijwaringszaak
4.1. [A] en [X] zijn overeengekomen dat [A] als onderaannemer van [X] het bestaande voegwerk uit de gevel van het werk [adres] te [woonplaats] (de woning van [eisers].) verwijdert door te slijpen en te hakken en dat [A] deze gevel reinigt.
4.2. [X] en [A] hebben in het verleden op andere objecten samengewerkt, waarbij [A] in opdracht van [X] het slijp- en hakwerk van de voegen in een gevel heeft verricht. [X] heeft het uitvoeren van de werkzaamheden aan de woning van [eisers]. aan [A] overgelaten zonder daarbij specifieke nadere instructies te geven. Het is bekend dat bij het uitslijpen en hakken van een oude voeg onvermijdelijk schade ontstaat. De beslissing om één keer, dan wel twee keer, te slijpen kan eerst na beoordeling op het werk worden genomen omdat dit afhankelijk is van de hardheid van de voeg. De bij het slijpen of hakken beschadigde stenen worden doorgaans, gezien de ervaring bij eerdere opdrachten tussen partijen, door [X] gerepareerd met een mortel op steenkleur of door vervanging van de meer beschadigde stenen door stenen die doorgaans van sloperijen betrokken worden.
4.3. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden is op enig moment door [eisers]. geprotesteerd tegen de wijze van uitvoeren van de werkzaamheden door [A] en heeft [eisers]. aanvankelijk het verder werken verboden. Nadien heeft [A] in opdracht van [X] de werkzaamheden van het uitslijpen en uithakken van de voegen hervat en afgemaakt. Vervolgens heeft [A] de betreffende gevels gereinigd met Olivine onder lage druk.
in de hoofdzaak
5.1. [eisers]. heeft samengevat – gevorderd veroordeling van [X] tot betaling van € 19.767,09 vermeerderd met rente en kosten.
5.2. [X] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
5.3. [X] heeft samengevat – gevorderd dat [A] wordt veroordeeld om aan [X] te betalen al hetgeen waartoe [X] jegens [eisers]. in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van [A] tot betaling van buitengerechtelijke kosten en de kosten van de hoofdzaak en de vrijwaring.
5.4. [A] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de hoofdzaak
6.1. [eisers]. heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [X] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Daardoor heeft [eisers]. schade geleden en zal hij schade lijden ter grootte van € 19.767,09 welke schade hij vergoed wil hebben door [X].
6.2. [eisers]. heeft dit als volgt uitgewerkt.
Met de aanneemovereenkomst was beoogd een authentieke gevel te verkrijgen met oude bakstenen en een snijvoeg. [X] is zijn verplichtingen uit die overeenkomst niet correct nagekomen omdat de bakstenen van de gevels door het uitslijpen zijn beschadigd. De beschadiging van de bakstenen is voorts van zodanige aard dat geen snijvoeg meer kan worden aangebracht. Daarnaast heeft de reiniging van de gevels door [X] tot gevolg gehad dat de sinterlaag van de bakstenen is beschadigd. Deugdelijke nakoming is gelet op het rapport van IECRT niet meer mogelijk. [X] heeft een proefstuk gemaakt dat een vlekkerig resultaat gaf. Bovendien wilde [X] geen garantie voor de toekomst geven. Er is sprake van blijvende schade die men qua kleur en afwerking altijd zal blijven zien. [X] dient de schade die [eisers]. daardoor leidt te vergoeden. Het is noodzakelijk om de beschadigingen te verhullen door stucwerk aan te brengen nadat de voegen eerst op correcte wijze platvol zijn afgewerkt. De andere door IECRT genoemde oplossing, uitsluitend platvol voegen, vindt [eisers]. niet mooi en doet af aan de status van het pand. Stucwerk vervuilt sneller dan de baksteengevel, dus moeten de kosten van het onderhoud ervan als schade worden aangemerkt. Om de kosten van dit onderhoud te beperken dient een dakoverstek te worden aangebracht, hetgeen per saldo goedkoper is.
6.3. [X] heeft daartegenover het volgende aangevoerd.
Hij is formeel jegens [eisers]. aansprakelijk voor schade die door [eisers]. is geleden als gevolg van de uitvoering van de aanneemovereenkomst door [A]. Het uitslijpen van de voegen is niet goed gedaan. Het expertiserapport van IECRT toont aan dat er fouten zijn gemaakt bij de uitvoering van de opdracht, maar het toont niet aan dat er niet alsnog kan worden nagekomen. [X] wil in de gelegenheid worden gesteld om het werk alsnog goed uit te voeren. De in het rapport van IECRT genoemde hechting van vuil aan de bakstenen is te voorkomen door te hydrofoberen. Over de diepte van de voegen wordt een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. In de oorspronkelijke gevel zaten al stenen van verschillende kleuren, dus was er al sprake van blijvende schade “qua kleur”. Vorst- en vochtschade is door impregneren van de gevel tegen te gaan. Het is maar de vraag of de door IECRT genoemde mogelijkheid tot herstel middels stuken of verven de enige mogelijkheid is, daar zou een onafhankelijke deskundige zich over moeten uitlaten. [X] heeft nimmer het rapport van IECRT als juist erkend, heeft aangegeven dat er andere oplossingen mogelijk waren en heeft in dat verband zelfs een proefstuk gemaakt. [eisers]. heeft verdere nakoming door [X] onmogelijk gemaakt omdat [X] na het stilleggen van de werkzaamheden nog slechts in staat is gesteld om een proefstuk te maken. [X] stelt voor een onafhankelijk deskundige te benoemen die kan vaststellen dat [X] de veroorzaakte schade tot tevredenheid van [eisers]. zal kunnen herstellen. Dit zal de door [X] veroorzaakte schade aanzienlijk beperken
6.4. De rechtbank stelt voorop dat [X] op grond van de aanneemovereenkomst met [eisers]. de gevels van de woning van [eisers]. zou reinigen en voorts zou renoveren door het verwijderen van de voegen en het daarna aanbrengen van een snijvoeg, alles op een wijze die overeenkwam met het aan [eisers]. getoonde referentiepand. Tussen partijen is niet in geschil dat [X] werkzaamheden aan de gevel van [eisers]. ondeugdelijk heeft verricht. De bevindingen in het IECRT rapport zijn in zoverre ook niet bestreden door [X]: de door [X] uitgevoerde gevelreiniging heeft de sinterlaag van de bakstenen aangetast zodat het aanzicht van de steen is veranderd in een “sinaasappelhuidje” en het slijpen van de voeg heeft geleid tot mechanische beschadigingen aan de bakstenen. De vaststelling in het IECRT rapport, dat de voegen op diverse plekken onvoldoende diep zijn, is slechts in algemene termen (“er wordt een verkeerde voorstelling van zaken gegeven”) door [X] bestreden. Tegenover de stellingen van [eisers]. heeft [X] aldus zijn verweer onvoldoende feitelijk onderbouwd, hoewel het geven van die onderbouwing wel op zijn weg had gelegen. De rechtbank gaat dan ook van deze vaststelling in het IECRT rapport uit. Aldus is ook op dit onderdeel sprake van een tekortkoming in de nakoming van de aanneemovereenkomst door [X].
In het IECRT rapport wordt tot slot melding gemaakt van kennelijk bestaande scheurvorming in de gevel en de wijze waarop dat moet worden aangepakt, maar dat [X] op dat onderdeel is tekort geschoten volgt niet uit de stellingen van [eisers].. De rechtbank laat dit aspect dan ook buiten beoordeling.
6.5. Het meest vergaande verweer van [X] is dat herstel van de gevels nog mogelijk is en dat hij daartoe door [eisers]. in de gelegenheid moet worden gesteld. [X] heeft evenwel naar het oordeel van de rechtbank in het licht van het IECRT rapport niet of niet voldoende met feiten onderbouwd aangegeven op welke manier hij nog correct kan nakomen. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt immers niet goed in te zien dat de door het verdwijnen van de ‘sinterlaag’ op de bakstenen ontstane sinaasappelhuid kan worden hersteld. De rechtbank heeft dit hiervoor reeds als tekortkoming in de nakoming aangemerkt. Evenmin heeft [X] concreet bestreden de vaststelling in het IECRT rapport dat de als gevolg van het slijpen ontstane mechanische schade aan de bakstenen weliswaar met de nodige inspanning kan worden hersteld (middels reparatiemortel) maar dat die reparatie in dit geval gepaard gaat met een minimale dekking zodat er geen garantie is te geven dat er geen vorst- en vochtschade aan die reparaties ontstaat. In dit verband is niet zonder betekenis dat, zoals [eisers]. ter zitting onweersproken door [X] heeft opgemerkt, [X] na het uitvoeren van het proefstuk niet bereid was om [eisers]. garantie voor de toekomst te geven. Het algemene verweer van [X] dat vorst- en vochtschade is te voorkomen door het impregneren van de gevel oordeelt de rechtbank onvoldoende gelet op de niet bestreden vaststelling van de deskundige dat reparaties in dit geval veelal gepaard gaan met minimale dekking en dat nog altijd vocht via kleine openingen en scheurtjes naar binnen kan dringen. Tot slot heeft [X] niet bestreden de vaststelling in het IECRT rapport, dat de overeengekomen snijvoeg niet meer kan worden aangebracht. Aldus staat vast dat ook op dit onderdeel geen nakoming van de overeenkomst meer mogelijk is.
6.6. De rechtbank verwerpt het verweer van [X] dat zij nooit is gerappelleerd om na te komen en dat het moment van dagvaarden erg lang na de gestelde tekortkoming ligt. [eisers]. heeft vrijwel direct na het opschorten van de werkzaamheden op 20 juni 2007 [X] bij brief van 22 juni 2007 gewezen op de geconstateerde schade waarbij hij [X] zowel voor de schade aansprakelijk heeft gesteld als in de gelegenheid heeft gesteld om met een voorstel te komen. Voor zover [X] heeft willen betogen dat de vordering van [eisers]. tot schadevergoeding is verjaard, verwerpt de rechtbank dat betoog. Op basis van artikel 3:310 BW is de verjaringstermijn van schadevergoedingsvorderingen 5 jaar vanaf het moment van bekendheid met de schade, in dit geval 20 juni 2007. Dagvaarding heeft plaatsgevonden op 16 maart 2009, dus binnen de verjaringstermijn.
6.7. [X] verkeert aldus in verzuim.
Schadevergoeding
6.8. Het verweer van [X] komt er overigens op neer dat de wijze waarop [eisers]. thans de schade wil oplossen leidt tot onnodig hoge kosten zodat vergoeding daarvan niet gevorderd kan worden.
6.8.1. [X] heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de hechting van vuil en micro-organismen op de bakstenen als gevolg van de vorming van het “sinaasappelhuidje” kan worden voorkomen door de gevel te hydrofoberen. De rechtbank oordeelt dat, wat daarvan ook zij, daarmee nog niet het aangetaste aanzicht van de gevel (“sinaasappelhuidje”in plaats van sinterlaag op de bakstenen) is weggenomen. In het IECRT rapport is dit aanzicht als visueel storend aangemerkt, hetgeen niet door [X] is bestreden. Het is bovendien een verandering van het aanzicht van de baksteen die niet met [eisers]. is overeengekomen en die [eisers]. niet hoeft te accepteren. [X] heeft nog wel aangevoerd dat er meer mogelijkheden zijn, dan in het IECRT rapport genoemd, om “tot een visueel acceptabele oplossing te komen” maar welke die mogelijkheden zijn noemt [X] niet. Dit had wel op zijn weg gelegen. [X] heeft aldus de stellingen van [eisers]. niet of onvoldoende gemotiveerd bestreden. Er bestaat dan geen reden voor deskundig onderzoek, zoals door [X] bepleit, nu geen feiten zijn gesteld die tot een deskundige beoordeling nopen.
6.8.2. [X] heeft voorts aangevoerd dat herstel van de bakstenen mogelijk is zonder het in het rapport genoemde risico op vorst- of vochtschade van de reparaties en wel door te impregneren. Dit standpunt heeft de rechtbank hiervoor in overweging ?6.5 reeds als onvoldoende onderbouwd verworpen. Gelet op dit risico kan in het midden blijven of herstel overigens zonder opvallend kleurverschil en zonder vlekvorming kan plaatsvinden, zoals [X] heeft aangevoerd en door het IECRT rapport niet is uitgesloten.
6.9. De rechtbank concludeert dat [eisers]. onder verwijzing naar het IECRT rapport voldoende onderbouwd heeft dat geen andere mogelijkheden resteren dan hetzij alleen platvol afvoegen, hetzij het platvol afvoegen en stuken van de gevels. [X] heeft daartegenover zijn verweer dat andere en goedkopere mogelijkheden voor een aanvaardbare oplossing beschikbaar zijn onvoldoende feitelijk onderbouwd. De rechtbank heeft aldus geen grond om nader deskundig onderzoek uit te doen voeren. Het in het IECRT rapport genoemde platvol afvoegen neemt het aangetaste aanzicht van de bakstenen (het “sinaasappelhuidje”) niet weg en leidt in de visie van [eisers]. tot afbreuk van de status van het pand. De rechtbank begrijpt dat [eisers]. met dit laatste bedoelen dat het platvol voegen niet leidt tot de uitstraling gelijkwaardig aan het hen voorgehouden referentiepand, hetgeen niet of onvoldoende door [X] is bestreden. Aldus resteert slechts als oplossing het door [eisers]. gewenste stuken van de gevels.
6.10. [eisers]. heeft het door hem gestelde schadebedrag als volgt opgebouwd:
- werkzaamheden aan de gevel
(herstel, stuken, verven van de gevels en dakoverstek) € 12.811
- begeleiding door derden en bouwvergunning dakoverstek € 1.300
- afkoop 4 x reiniging gestuukte muur ad € 625 € 2.500
Totaal excl. btw € 16.611
Totaal incl. btw € 19.767,09
Ten aanzien van de kosten gemoeid met het realiseren van een dakoverstek en toekomstige reinigingskosten heeft [eisers]. aangevoerd dat een gestuukte muur minder onderhoudsvriendelijk is dan een gemetselde muur en zonder dakoverstek één keer in de twee jaar moet worden gereinigd. Het aanbrengen van de dakoverstek brengt de noodzaak tot reiniging terug naar één keer in de vijf jaar. Het aanbrengen van een dakoverstek is in de visie van [eisers]. aanzienlijk goedkoper dan wanneer een waardevermindering als gevolg van het extra onderhoud ingecalculeerd moet worden. [eisers]. heeft de reinigingskosten begroot op € 625,00 per keer en heeft 4 keer reinigen in rekening gebracht.
6.11. [X] heeft zich tegen de hoogte van de schade, in het geval stuken noodzakelijk is, als zodanig niet verweerd. De rechtbank overweegt als volgt.
6.11.1. De rechtbank heeft hiervoor (overweging ?6.4) geoordeeld dat de kosten van herstel van scheuren in de gevel niet behoort tot de door [X] te vergoeden schade. De door [eisers]. overgelegde offerte van [naam] restauratie (van in totaal € 10.425,59 incl. BTW) gaat evenwel van dat herstel uit. De voor dit herstel begrote kosten van € 1.720,- excl. BTW (door de rechtbank berekend op € 2.046,80 incl. BTW) zijn derhalve niet toewijsbaar.
6.11.2. Daarnaast is in de offerte van [naam] restauratie het vervangen van beschadigde gevelstenen, het dieper uithakken van voegen en het platvol afvoegen opgenomen tot een bedrag van € 1.088,-- excl. BTW (door de rechtbank berekend op € 1.294,72 incl. BTW). In het licht van de stellingen van [eisers]. is zonder toelichting, die ontbreekt, de noodzaak voor het vervangen van beschadigde gevelstenen niet duidelijk. [eisers]. kiest immers voor het stuken van de gevel bij wijze van schadeherstel en niet voor het repareren van de gevelstenen. Dat het vervangen van stenen ook noodzakelijk is indien de gevel wordt gestuukt volgt niet uit de stellingen van [eisers]. en met name niet uit het overgelegde IECT rapport. Dit ligt anders voor schade wegens het dieper uithakken van de voegen en het platvol afvoegen nu niet is bestreden dat ook bij stuukwerk platvol afvoegen noodzakelijk is en de noodzaak tot het dieper uithakken van de voegen in dat geval moet worden aangenomen (overweging ?6.4). Nu het debat tussen partijen niet over de schadeposten is gegaan, zal de rechtbank [eisers]. in de gelegenheid stellen de noodzaak tot het maken van kosten wegens vervanging van gevelstenen toe te lichten onder opgave van het bedrag van de met de vervanging gemoeide kosten.
6.12. Uit het voorgaande volgt dat van de gevorderde schadevergoeding van € 19.767,09 een bedrag van € 2.046,80 incl. BTW niet wordt toegewezen. Indien de noodzaak van de in overweging ?6.11.2 genoemde kosten komt vast te staan, zal derhalve worden toegewezen € 19.767,09 - € 2.046,90 ofwel € 17.720,19 incl. BTW. Indien die noodzaak niet komt vast te staan, dient op dat bedrag nog in mindering te komen het bedrag dat wordt bespaard door de in de offerte van [naam] restauratie genoemde gevelstenen niet te vervangen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van [eisers]. met daarin uitsluitend een toelichting op de noodzaak tot het vervangen van de genoemde stenen en opgave van de daarmee gemoeide kosten. [X] zal daarop bij antwoordakte kunnen reageren. De rechtbank geeft partijen echter in overweging om - gelet op het relatief geringe verschil in bedragen - de kwestie in der minne op te lossen.
Incassokosten
6.13. [eisers]. heeft verder incassokosten ad € 904,00 gevorderd, welke vordering is gebaseerd op art. 6:96 lid 2 sub c BW. [eisers]. heeft aangevoerd diverse kosten te hebben gemaakt, waaronder het laten vervaardigen van een deskundigenrapport en dat diverse overleggen zijn gevoerd om buiten rechte tot een vergelijk te komen met [X].
6.14. [X] heeft hiertegen verweer gevoerd. Hij heeft zijn verweer onderbouwd met de stelling dat de kosten niet voldoende zijn onderbouwd, dat er geen adequaat overleg met [eisers]. heeft plaatsgehad om tot een oplossing te komen en dat [eisers]. niet de gelegenheid hebben gegeven aan [X] om na te komen.
6.15. De rechtbank oordeelt dat [X] niet heeft bestreden dat [eisers]. werkzaamheden heeft verricht om buiten rechte tot een vergelijk te komen met [X]. Niet is bestreden dat het hierbij is gegaan om andere werkzaamheden dan die waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. Het enkele feit dat [X] die werkzaamheden als inadequaat aanmerkt, kan aan de toewijsbaarheid van die vordering niet in de weg staan. Niet is bestreden immers dat partijen onder regie van hun beide rechtsbijstandverzekeraars een onderhandelingstraject zijn ingegaan waarbij diverse deskundigen betrokken waren en over en weer schikkingsvoorstellen zijn gedaan (dagvaarding randnummer 4). [eisers]. heeft om deskundig advies gevraagd, hetgeen heeft geleid tot het IECRT rapport. Waar enerzijds aannemelijk is gemaakt dat er in redelijkheid incassokosten zijn gemaakt die voor vergoeding als vermogensschade in aanmerking komen, doch anderzijds specificatie daarvan achterwege is gebleven zal de rechtbank die kosten begroten tot het beloop van twee punten van het toepasselijk liquidatietarief, zulks conform aanbeveling II van het Rapport Voor-Werk II.
Wettelijke rente
6.16. De door [eisers]. gevorderde wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, derhalve 16 maart 2009, over de toe te wijzen hoofdsom wordt gelet op het voorgaande toegewezen.
6.17. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden
In de vrijwaringszaak
6.18. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat [X] voorafgaand aan zijn opdracht tot het uitvoeren van de werkzaamheden aan de woning van [eisers]. meerdere keren opdracht tot het verrichten van soortgelijke werkzaamheden aan [A] had gegeven. De gebruikelijke werkwijze was dat [A] het uitslijpen en uithakken van de voegen voor zijn rekening nam, waarna [X] de daardoor aan de gevelstenen veroorzaakte schade repareert op de wijze als omschreven in rechtsoverweging ?4.2 van dit vonnis. Ook uit de door [X] en [A] ter comparitie afgelegde verklaringen volgt dat zij er van uitgingen dat het slijpen en uithakken tot schade aan de bakstenen leidt, die vervolgens op de gebruikelijke wijze door [X] wordt gerepareerd.
6.19. [X] legt aan zijn vordering in vrijwaring het volgende ten grondslag.
Hij heeft er op mogen vertrouwen dat [A] zijn werkzaamheden goed en bekwaam zou uitvoeren zonder zijn nadere instructies en dit is getuige het IECRT rapport, dat [eisers]. ter onderbouwing van diens vordering in de hoofdzaak heeft laten opstellen, kennelijk niet het geval geweest. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden heeft de heer [eiser] in een gesprek ter plaatse met [X] in aanwezigheid van [A] geprotesteerd tegen de uitvoering van de werkzaamheden en verder werken aan de gevel verboden. Na het nodige heen en weer gepraat heeft [eiser] toestemming gegeven om verder te werken, waarna [A] het werk heeft hervat. [X] heeft op dat moment geen aanwijzingen aan [A] gegeven. Na het voltooien van de werkzaamheden en na het door [X] maken van een “proefstuk” heeft [X] aan [A] verweten: “niet twee keer inslijpen, maar één keer, daarna uithakken en als het met één keer niet gaat dan moet je stoppen”. [X] weet niet hoe [A] er toe is gekomen om op de betreffende schade toebrengende manier te werk te gaan. [A] moet hebben geweten dat de door hem gevolgde werkwijze de gewraakte gevolgen zou hebben en [A] is dan ook alleen verantwoordelijk en aansprakelijk voor de schade.
6.20. [A] voert het volgende verweer.
Er is bij de uitvoering van zijn werkzaamheden geen sprake van een gebrek. In verband met de hardheid van de voeg van de gevel van de woning van [eisers]. kon niet worden volstaan met het slijpen in het hart van de voeg en moest op enkele plaatsen twee keer worden geslepen, zowel boven als onder. Dat er met twee keer slijpen schade aan de baksteen kan ontstaan is bekend en inherent aan het werk. De voeg wordt daardoor bovendien breder en er is een grotere kans op een golvende werking. [A] hoefde [X] niet voor die schade te waarschuwen. [X] zou voor de reparatie van die schade zorg dragen. Gezien de werkwijze bij eerdere opdrachten mocht [A] ervan uitgaan dat [X] zou zorgdragen voor het herstel van de schade aan de stenen door op kleur gemaakte mortel of het vervangen van beschadigde stenen door andere stenen, doorgaans afkomstig van sloperijen. Het had op de weg van [X] gelegen om zijn opdrachtgever over de kans op schade te informeren en nu hij dat kennelijk heeft nagelaten dient de schade voor zijn rekening te blijven. Nadat het werk aanvankelijk was stil gelegd kreeg [A] de opdracht om het werk voort te zetten. [X] heeft op dat moment niet aangegeven dat er een onjuiste werkwijze werd toegepast en [A] is doorgegaan met slijpen. [A] bestrijdt dat [X] hem gezegd heeft dat hij maar één keer moest slijpen. Omdat het werk niet is opgeleverd heeft [A] het werk niet nagelopen om te controleren of dieper slijpen en hakken nog mogelijk was. Als [X] dieper uitslijpen nodig had gevonden, had [A] dat uiteraard kunnen doen. [X] heeft daar echter niet over bericht. [X] kan het werk alsnog prima uitvoeren, ook een snij- of knipvoeg kan nog gerealiseerd worden. Dit alles blijkt uit het proefstuk.
In de gevel van [eisers]. zaten al scheuren en kleurverschillen voordat [A] met het werk begon. Voor die schade is [A] niet aansprakelijk.
[A] heeft de gevel progeen gereinigd en dan moet er altijd gehydrofobeerd worden. Bij deze opdracht zou een dampdoorlatend en scheuroverbrengend product worden aangebracht waarmee eventuele gaatjes in de stenen worden gevuld zodat ook de sinaasappelhuid wordt gesloten. Stukadoren van de gevel als oplossing betreft een geheel ander werk en geen schade die door [A] is veroorzaakt. Het werk kan nog steeds worden uitgevoerd, ook volgens het IECRT rapport, maar dan met een platvoeg. De schade aan de stenen kan worden opgelost door mortelen en grotere beschadigingen door vervanging van de stenen.
Uit een brief van de opdrachtgever van [X] blijkt dat [X] hem een woning aan de [adres] te [woonplaats] als referentieobject heeft aangewezen. Daardoor heeft [X] een verkeerd beeld bij de opdrachtgever geschetst omdat de voeg van de woning van [eisers]. veel breder was en een soortgelijk werk dus niet was te realiseren.
6.21. De rechtbank oordeelt als volgt.
6.22. In de kern legt [X] aan zijn vordering ten grondslag dat het onbegrijpelijk is dat [A] bij het slijpen en hakken schade aan de gevelstenen van de woning van [eisers]. heeft veroorzaakt zoals beschreven in het IECRT rapport. Dit rapport, dat in vrijwaring niet is overgelegd, is blijkens de uitgebreide bespreking daarvan door [A] aan [A] bekend. De kern van het verweer van [A] is dat hij al meerdere keren in onderaanneming voor [X] het slijpen en uithakken van oude voegen heeft verzorgd en dat het daarbij gebruikelijk was dat de in het rapport vastgestelde schade aan de bakstenen optreedt en dat die schade daarna steevast door [X] werd hersteld met gekleurde mortel of vervangende stenen. Dit verweer sluit geheel aan op de toelichting van [X] ter comparitie dat reparatie van de muur nog steeds mogelijk en ook gebruikelijk is bij dit soort muren en voegen. Het had dan ook op de weg van [X] gelegen om concreet te onderbouwen waarom de schade aan de gevel van de woning van [eisers]. in dit geval zo onbegrijpelijk is als hij heeft gesteld. [X] heeft dit nagelaten zodat zijn stelling, dat [A] bij het slijpen en hakken een voor hem onbegrijpelijke schade heeft veroorzaakt, als onvoldoende onderbouwd wordt verworpen. [X] heeft nog aangevoerd dat hij aan [A] heeft gezegd dat er niet twee keer mag worden ingeslepen zoals [A] heeft gedaan, maar die mededeling is volgens de toelichting van [X] eerst na afloop van de werkzaamheden gedaan. Voordien is een dergelijke instructie niet gegeven, zoals volgt uit de toelichting van [X] dat hij vooraf noch ten tijde van het hervatten van de werkzaamheden na de tijdelijke staking ervan instructies heeft gegeven aan [A]. Voor zover [X] heeft bedoeld te stellen dat twee keer slijpen nooit mag worden toegepast, had het op zijn weg gelegen te reageren op het verweer van [A] dat al eerder de werkwijze is gevolgd dat op het werk wordt beoordeeld of er één dan wel twee keer geslepen moet worden. [X] heeft dit nagelaten, zodat de rechtbank zijn (veronderstelde) stelling als onvoldoende onderbouwd verwerpt. Daarbij komt dat [X] geen reden heeft gezien om [A] op zijn werkwijze aan te spreken op het moment dat [X] op het werk kwam in verband met de staking van de werkzaamheden. Dit ondersteunt het standpunt van [A] dat die werkwijze voor [X] en hem gebruikelijk en in ieder geval niet verkeerd was.
6.23. De vordering van [X] zal dan ook in zoverre worden afgewezen.
6.24. Hoewel [X] aan zijn vordering niet met zoveel woorden ten grondslag legt dat [A] ook bij het reinigen van de gevel is tekort geschoten, volgt dit wel uit de verwijzing door [X] naar het kennelijk aan [A] bekende IECRT rapport. Ook [A] heeft dit zo begrepen, gelet op zijn bespreking van de wijze van reinigen van de gevel en het sluiten van de sinaasappelhuid door hydrofoberen (randnummers 18 en 24 van de conclusie van antwoord).
6.25. Bij de beoordeling van het verweer van [A] is van belang dat [A] onweersproken door [X] heeft aangevoerd dat de reiniging van de gevel onder lage druk met olivine (een heel fijn zand) is uitgevoerd. Feiten, waaruit moet volgen dat die wijze van reiniging in de contractuele verhouding van [A] met [X] als een verkeerde reiniging moet worden aangemerkt, zijn gesteld noch gebleken.
6.26. Op basis van het bovenstaande zal de vordering van [X] om haar te vrijwaren voor al datgeen waartoe [X] jegens [eisers]. in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, worden afgewezen.
6.27. [X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De wettelijke rente over de proceskosten zullen als gevorderd en niet weersproken worden toegewezen.
6.28. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- vast recht € 435,00
- salaris advocaat € 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1339,00
in de hoofdzaak
7.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 september 2010 voor het nemen van een akte door [eisers]. over hetgeen is vermeld onder ?6.12, waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,
7.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
in de zaak in vrijwaring
7.3. wijst de vorderingen af,
7.4. veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 1.339,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2010.?