ECLI:NL:RBUTR:2010:BN7997

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-443552-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 september 2010 uitspraak gedaan over de verplichting van de veroordeelde tot betaling van een geldbedrag van € 243.229,-- aan de staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde samen met haar partner een hennepplantage heeft geëxploiteerd, waarbij zeven oogsten zijn gerealiseerd. De officier van justitie heeft de netto-opbrengst per oogst berekend op € 69.494,--, wat leidt tot een totaalbedrag van € 486.458,--. Aangezien het wederrechtelijk verkregen voordeel ook aan de partner van de veroordeelde is toegevallen, is het voordeel gelijkelijk verdeeld, resulterend in een bedrag van € 243.229,-- voor de veroordeelde.

Tijdens de zitting op 6 september 2010 is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door haar raadsman, mr. V.P.J. Tuma. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in haar vordering, verworpen. De verdediging had ook aangevoerd dat het binnentreden van het perceel onrechtmatig was, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsstukken voldoende waren om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen. De rechtbank heeft de berekening van de opbrengst en het aantal oogsten als voldoende onderbouwd beschouwd, ondanks de betwisting door de verdediging.

De rechtbank heeft geen rekening gehouden met de mogelijkheid van mislukte oogsten, omdat de verdediging dit niet concreet heeft onderbouwd. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de feiten en omstandigheden die zijn vastgesteld in het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting. De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de staat vastgesteld op € 243.229,--.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/443552-09
beslissing van de rechtbank d.d. 20 september 2010
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Raadsman: mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.
1. De procedure
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het wetboek van strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/443552-09, waaruit blijkt dat [verdachte] op 20 september 2010 door de meervoudige kamer in deze rechtbank is veroordeeld terzake van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en medeplegen van witwassen tot de in dat vonnis vermelde straf;
- het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 26 maart 2008;
- de conclusie van antwoord van de raadsman van 7 december 2010;
- de conclusie van repliek d.d. 22 januari 2010 van de officier van justitie;
- de conclusie van dupliek van de raadsman d.d. 15 april 2010.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2010. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door haar raadsman mr. V.P.J. Tuma.
2. Het standpunt van de officier van justitie
De vordering van de officier van justitie, na vermindering bij repliek, strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 243.229,--.
Dit bedrag is de helft van de door de officier van justitie berekende netto-opbrengst van de hennepplantage, die op 20 juni 2006 in de kelder van een schuur bij de woning van veroordeelde is aangetroffen;
De door de officier van justitie berekende netto-opbrengst van de hennepplantage bedraagt
€ 486.458,--.
Daarbij is als uitgangspunt genomen dat veroordeelde samen met haar partner zeven oogsten heeft gerealiseerd. Voor dat exacte aantal baseert de officier van justitie zich met name op het stroomverbruik op het betreffende adres, zoals dat door [bedrijf 1] is vastgesteld en geanalyseerd in relatie tot het berekende stroomverbruik per oogst . Daarnaast baseert de officier zich meer in algemene zin op de door [bedrijf 1] en door verbalisanten bij het aantreffen van de kwekerij vastgestelde feiten en omstandigheden, zoals veel (zakken tuinaarde met) oude restanten van hennepplanten, zeer vervuilde koolstoffilters, veel lege vaten voedingsmiddelen, veel kalkafzetting op bakken, folie, goten en slangen, veel algenafzetting op vloeren, watervaten, goten en pompen, de aanwezigheid van gebruikte assimilatielampen, schimmelvorming op de vloer onder de planten en veel stof op lampen en overige apparatuur, hetgeen duidt op meerdere oogsten.
Op basis van de aangetroffen hennepplanten is ervan uitgegaan dat een oogst bestond uit de opbrengst van 1115 planten. Er voorts van uitgaande dat deze planten elk 28 gram voortbrachten en met inachtneming van een verkoopprijs van € 2,37 per gram en van een bedrag van € 4.497,-- aan totale kosten per oogst (bestaande uit vaste en variabele kosten) heeft de officier van justitie de totale netto-opbrengst per oogst berekend op € 69.494,--.
Aangezien het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel ook aan de partner van veroordeelde is toegevallen, heeft de officier van justitie het voordeel uit de hennepplantage verdeeld in de verhouding 50% / 50% en derhalve voor veroordeelde en haar partner beiden berekend tot een bedrag van € 243.229,-- (7 maal € 69.494,-- gedeeld door 2).
3. Het standpunt van de verdediging
Als meest verstrekkend verweer heeft de verdediging aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar ontnemingsvordering, althans dat deze dient te worden afgewezen op de grond dat de processtukken niet onverwijld aan de raadsman ter beschikking zijn gesteld en dat (ook) daarnaast sprake is van een ernstige schending van de beginselen van een goede procesorde, waarbij doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van veroordeelde aan haar rechten op een eerlijke behandeling van haar zaak tekort is gedaan.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat het binnentreden van het perceel waarop de hennepkwekerij gevestigd was onrechtmatig was, waardoor de vruchten daarvan niet gebezigd mogen worden voor enig bewijs. Aangezien de verdediging uitdrukkelijk ontkent en betwist dat de veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het kweken van hennep dient hieruit te volgen dat geen sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt.
Meer subsidiair heeft de verdediging de hoogte van het berekende voordeel uit de hennepkwekerij bestreden op de grond dat het aantal oogsten te hoog is berekend.
Daartoe is onder meer aangevoerd dat in de berekening van de officier van justitie ten onrechte is uitgegaan van een regulier stroomverbruik van 11.000 KWH. Op basis van historische gegevens dient dit gesteld te worden op 29.640 KWH. Dit hoge reguliere stroomverbruik is met name gelegen in het feit dat de woning op het betreffende perceel onder meer een half vrijstaande en slecht geïsoleerde woning betrof, waarin veel gestookt moest worden om kamertemperaturen in de woning te bewerkstelligen.
Daarnaast is elektriciteit aangewend voor verwarming van het zwembad en het opdrogen en droog houden van de schuur, waarbij gebruik werd gemaakt van een 3-zekeringen straalkachel van in totaal 54 KW (3 maal 18 KW).
Ter betwisting van het aantal berekende oogsten heeft de verdediging voorts aangevoerd dat de partner van veroordeelde voorheen een zogenoemde growshop runde. Op de zolder van de schuur bevonden zich nog uit de voormalige voorraad stammende benodigdheden voor de inrichting van een hennepkwekerij, waaronder tweedehands artikelen. Het aantreffen van vervuilde koolstoffilters, veel kalk en algenafzetting op potten en folie en stof op apparatuur hoeft derhalve niet te betekenen dat er sprake is van meerdere oogsten. Hetzelfde geldt voor het aantreffen van oude bladresten en oude dode stekken in bakken, nu deze zaken ook kunnen duiden op een mislukte oogst.
4. De beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in haar ontnemingsvordering. De rechtbank acht dit verweer niet van zelfstandige betekenis in deze procedure en verwijst dienaangaande naar hetgeen daaromtrent in het vonnis in de strafzaak is overwogen. Overigens heeft het niet aanstonds ontvangen van het procesdossier in dit geval er niet toe geleid dat de verdediging onvoldoende tijd heeft gehad zich tegen de ontnemingvordering te verweren, waarbij onder meer van belang is dat de behandeling van de onderhavige zaak herhaalde malen is aangehouden en de verdediging twee maal de gelegenheid heeft gehad schriftelijk te reageren op de ontnemingsvordering.
Met betrekking tot het gevoerde verweer omtrent het onrechtmatige binnentreden van het perceel waarop de hennepkwekerij is aangetroffen verwijst de rechtbank eveneens naar hetgeen daaromtrent in het strafvonnis is overwogen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van het onder voormeld parketnummer aangelegde straf- en ontnemingsdossier en op grond van het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat veroordeelde uit de baten van de feiten waarvoor zij is veroordeeld bij vonnis van de rechtbank d.d. 20 september 2010 wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde slechts het aantal oogsten heeft betwist en niet de overige door de officier van justitie gehanteerde uitgangspunten, zoals het aantal planten, de opbrengst per plant, de verkoopprijs per gram en de (afschrijvings)kosten per oogst. Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op de inhoud van het rapport “Standaardberekening wederrechtelijk verkregen voordeel bij hennepkwekerijen”, opgesteld op 14 april 2005 door Bureau Ontneming Openbaar Ministerie (BOOM). De rechtbank acht die uitgangspunten voldoende onderbouwd en maakt die tot de hare.
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt zal de rechtbank in navolging van de officier van justitie dan ook uitgaan van een netto-opbrengst van € 69.494,-- per oogst.
Met betrekking tot het aantal oogsten overweegt de rechtbank als volgt.
Het door de officier gestelde aantal oogsten is gebaseerd op het hierna volgende:
• Het geregistreerde stroomverbruik over een periode van 15 september 2004 tot 20 juni 2006 bedroeg 120.740 KWH,
• het gemiddelde energieverbruik van een huishouden van vier personen over die periode bedraagt 7.532 KWH. In het voordeel van de veroordeelde is dit aanvankelijk door de officier van justitie echter op 11.000 KWH gesteld. Naar aanleiding van hetgeen door de veroordeelde bij antwoord is aangevoerd over het reguliere stroomverbruik heeft de officier van justitie haar berekening bij repliek bijgesteld in die zin dat rekening is gehouden met het door de veroordeelde gestelde reguliere stroomverbruik van 29.640 KWH,
• Van het geregistreerde stroomverbruik is aldus (120.740 KWH min 29.640 KWH =) 91.000 KWH gebruikt voor de hennepplantage,
• het stroomverbruik dat volgens de berekening in die periode buiten de meter om is afgenomen is vastgesteld op (2 maal 91.000 KWH =) 182.200 KWH. Daarbij is uitgegaan van de vaststelling van [bedrijf 1] dat slechts de stroom die over één van de drie hoofdzekeringen liep door de meter werd geregistreerd en dat de stroom die over de andere twee hoofdzekeringen liep buiten de meter om is gegaan,
• het berekende energieverbruik per oogst, mede aan de hand van de bij het aantreffen van de plantage aangetroffen apparatuur bedraagt 37.296 KWH per oogst, uitgaande van een kweekperiode van 70 dagen.
Het totale stroomverbruik (zowel over de meter als buiten de meter om), verminderd met het gemiddelde energieverbruik van een huishouden van vier personen, gedeeld door het berekende energieverbruik per oogst levert het aantal oogsten op. Kwam de officier van justitie in haar aanvankelijke berekening uit op 8,83 = 8 oogsten, na herberekening bij repliek bedraagt het aantal oogsten 7.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de herberekening bij repliek in voldoende mate tegemoetgekomen aan hetgeen bij antwoord door de veroordeelde over het hoge privé-stroomverbruik is aangevoerd, te meer nu in de berekening bij elk van de drie hoofdzekeringen van de meterkast 29.640 KWH in mindering is gebracht, zodat in feite drie maal met het hoge privé-stroomverbruik rekening is gehouden. Hetgeen door de veroordeelde is aangevoerd omtrent zwembad, tocht, straalkachel en rietendak behoeft hier dan ook geen nadere bespreking meer.
De rechtbank zal geen rekening houden met de mogelijkheid van mislukte oogsten. De verdediging heeft zich slechts in zeer algemene zin over mislukte oogsten uitgelaten en heeft niet concreet en onderbouwd gesteld dat de aangetroffen plantage ook daadwerkelijk misoogsten heeft opgeleverd, terwijl ook niets daarop wijst. De aanwezigheid van tweedehands materiaal uit de voormalige growshop op de zolder van de schuur levert evenmin grond op het aantal oogsten naar beneden bij te stellen. De hennepplantage bevond zich immers in de kelder van de schuur en niet op de zolder. In de kelder zijn ook de omstandigheden (kalkresten etc.) geconstateerd die hebben geleid tot de conclusie dat sprake is van geweest van meerdere oogsten.
Nu geen andere argumenten tegen het berekende aantal oogsten naar voren zijn gebracht en de bij repliek gewijzigde berekening de rechtbank reëel voorkomt zal de rechtbank uitgaan van zeven oogsten met een netto-opbrengst van € 69.494,-- per oogst, derhalve van in totaal € 486.458,--.
Nu is komen vast te staan dat het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepplantage ook aan de partner van veroordeelde is toegevallen en de veroordeelde noch haar partner inzicht hebben gegeven in de verdeling van de opbrengst zal de rechtbank deze pondspondsgewijze verdelen over de veroordeelde en haar partner en dus voor de veroordeelde vaststellen op € 243.229,--.
De veroordeelde heeft niet verzocht rekening te houden met haar huidige en redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht. De rechtbank ziet geen aanleiding daartoe ambtshalve over te gaan.
5. Toegepaste wetsartikelen
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
6. De beslissing
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 243.229,--;
- legt [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van € 243.229,-- ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.G.M. de Weerd, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.F. van Dam en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 september 2010.
Mr. Kruijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.