ECLI:NL:RBUTR:2010:BN8150

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-712184-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor diefstal met geweld en andere strafbare feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 30 augustus 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, afpersing, poging tot doodslag, zware mishandeling en het bezit van drugs en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 november 2009 samen met anderen een gewelddadige overval heeft gepleegd op aangever [aangever 1] in Soest. Tijdens deze overval werd aangever onder bedreiging van geweld gedwongen om geld en andere goederen af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en medeverdachten in overweging genomen, evenals het bewijs dat de verdachte betrokken was bij de overval, waaronder afgeluisterde telefoongesprekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Daarnaast zijn er verschillende voorwerpen, waaronder munitie en drugs, onttrokken aan het verkeer en is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/712184-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 augustus 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1982] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Amsterdam, Huis van Bewaring Het Schouw, te Amsterdam
raadsman mr. O.E. de Jong, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 28 mei 2010 en – na heropening van het onderzoek ter terechtzitting bij vonnis d.d. 11 juni 2010 – op 16 augustus 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(feit 1) samen met anderen aangever [aangever 1] heeft beroofd dan wel afgeperst door middel van geweld en/of bedreiging met geweld;
(feit 2) samen met anderen 120 gram hennep in bezit heeft gehad;
(feit 3) samen met anderen heeft gepoogd aangever [aangever 2] van het leven te beroven op het moment dat verdachte samen met anderen een café heeft overvallen;
(feit 4) heeft gepoogd aangever [aangever 3] zwaar te mishandelen dan wel te mishandelen;
(feit 5) samen met anderen 143,55 gram heroïne in bezit heeft gehad;
(feit 6) een hoeveelheid patronen in bezit heeft gehad.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van een ‘kale’ diefstal, nu de geweldshandelingen niet aan verdachte zijn toe te rekenen en er derhalve geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Ten aanzien van het onder 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde stelt de verdediging zich op het standpunt dat vrijspraak dient te volgen, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde is de verdediging van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu de verklaring van de getuige [medeverdachte 1] onbetrouwbaar is en ook uit de OVC-gesprekken geen betrokkenheid van verdachte is te herleiden. Ook voor het overige hebben onderzoekshandelingen alleen maar ontlastend bewijs opgeleverd.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt omtrent het onder 1 en 2 tenlastegelegde het volgende.
Aangever [aangever 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 15 november 2009 omstreeks 13.50 uur bij zijn loods aan de [adres] te Soest in zijn auto was gestapt om weg te rijden, maar dat toen een zwartkleurige personenauto achteruit de inrit kwam inrijden en aldus de inrit geheel geblokkeerd werd door die auto. Op datzelfde moment begonnen twee jongens aan beide zijden van de auto te slaan en te stompen op de ruiten en hoorde aangever de jongens meerdere keren roepen: ‘geld geld’ en ‘maak open’.
Volgens aangever werd vervolgens met een rood voorwerp het raam van het voorportier aan de bestuurderszijde ingeslagen. Direct na het inslaan van de ruit werd zijn mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) uit zijn handen gegrist. Volgens zijn verklaring, werd aangever bij de revers van zijn jasje gepakt en voelde hij dat daarbij een vuist tegen zijn kaak werd gedrukt, waardoor zijn hoofd werd weggeduwd. Tegelijkertijd dat zijn hoofd afgewend werd, voelde aangever dat met twee handen zijn bovenkleding werd doorzocht en vanuit zijn linkerbroekzak een stapeltje met 100 bankbiljetten van 50 euro werd weggenomen. Toen de daders het geld hadden, zag aangever nog een hand en een arm naar binnen komen, die de autosleutel uit het contact van de auto haalde.
Nadat de daders vertrokken waren, constateerde aangever [aangever 1] dat de beide voorbanden van zijn auto lek waren. Ook stonden de beide achterportieren van zijn auto open en was een plastic tas met administratie verdwenen.
De getuige [aangever 4] was op 15 november 2009 bij aangever [aangever 1] en heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat de brandgang was versperd door een personenauto merk Golf, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken]. Eén persoon was op de ruit en de deur van de auto van aangever [aangever 1] aan het slaan en stond te roepen en te schreeuwen naar [aangever 1]. Deze persoon heeft volgens getuige [aangever 4] de ruit van het bestuurdersportier kapotgeslagen met een ruitentikker. De getuige [aangever 4] werd, volgens zijn verklaring, door de tweede persoon op afstand gehouden. Bij de rechter-commissaris d.d. 20 mei 2010 heeft de getuige [aangever 4] verklaard dat de tweede persoon op 30 centimeter afstand voor hem ging staan om hem van het gebeuren bij de auto van aangever [aangever 1] weg te houden. Tevens zijn de contactsleutels uit de auto van getuige [aangever 4] gehaald.
De getuige [getuige 1], die op de [adres] te Soest woont, hoorde op 15 november 2009 omstreeks 14.00 uur een hoop geschreeuw en zag, volgens zijn verklaring bij de politie , dat bij het linkervoorportier van een Volkswagen Caddy een man stond. Verder zag hij dat deze persoon een grote lichtbruine doos in zijn handen had. Voor de Volkswagen Caddy stond een donkere Golf voorzien van het kenteken [kenteken], die de Volkswagen Caddy de weg versperde.
Nadat de politie kort daarna de Volkswagen Golf had klemgereden, is verdachte ontkomen. Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna te noemen: [medeverdachte 2]) is weggerend en aangehouden. Op zijn vlucht liet [medeverdachte 2] een wit met blauwe plastic tas vallen. Deze tas is nadien door aangever herkend als de weggenomen tas met administratie.
Tijdens de fouillering werd in de broekzak van [medeverdachte 2] € 500,00 aangetroffen en in de bossages nabij de lokatie van de aanhouding van [medeverdachte 2] werd een stapeltje van 44 bankbiljetten van 50 euro, samengebonden met een elastiekje, aangetroffen. [medeverdachte 2] heeft bekend dat hij dit geld heeft weggegooid.
Medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna te noemen [medeverdachte 3]), de bestuurder van de Volkswagen Golf, is eveneens direct aangehouden. Tijdens de fouillering werd in de linkerbroekzak van [medeverdachte 3] € 2.501,21 aangetroffen, waarvan 30 bankbiljetten van 50 euro. Alle bankbiljetten van 50 euro die zijn aangetroffen bij zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] zijn op dezelfde manier in de stapel opgenomen, namelijk met de bovenzijde naar boven en elk tiende biljet was een halve slag gedraaid.
Bij de politie heeft [medeverdachte 2] d.d. 4 maart 2010 bekend dat hij op 15 november 2009 samen met – onder meer – medeverdachten [verdachte] en [medeverdachte 3] in de Volkswagen Golf is gaan zitten, met zicht op de loods van aangever [aangever 1]. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft met een mes de voorbanden van de auto van aangever [aangever 1] kapot gestoken. [medeverdachte 2] heeft voorts verklaard dat Mohammed [medeverdachte 3] de Volkswagen Golf voor de auto van aangever [aangever 1] parkeerde, zodat deze niet meer weg kon rijden. Daarop is [medeverdachte 2] uitgestapt en aan de bestuurderszijde naast aangever gaan staan en vroeg hem om zijn geld.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 28 mei 2010 verklaard dat hij op 15 november 2009 bij het incident aanwezig is geweest. Verdachte is naar de getuigen [aangever 4] gelopen, stond daar en zorgde dat getuige [aangever 4] niet kon weglopen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij al zag dat de getuige [aangever 4] bang was en verdachte alleen voor zijn neus hoefde te staan. Verdachte heeft gehoord dat [medeverdachte 2] aan aangever [aangever 1] om geld vroeg en dat [medeverdachte 2] boos en opgefokt raakte. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij wellicht ook wat zou kunnen krijgen als [medeverdachte 2] geld kreeg. Verdachte is degene geweest, volgens zijn verklaring, die [medeverdachte 2] belde om naar aangever [aangever 1] toe te gaan.
Volgens [medeverdachte 2] bij de politie hebben de medeverdachten de dozen met weed en de plastic tas uit de auto gehaald en meegenomen. Onderweg heeft [medeverdachte 3] de contactsleutels die uit de auto van getuige [aangever 4] waren gehaald, uit het raam van de auto gegooid.
In de Volkswagen Golf heeft de politie op de vloer voor de rechter voorstoel een plastic zak met hennep aangetroffen , met een gewicht van 120,32 gram. [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat deze plastic zak met weed in de auto lag .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen geweld heeft toegepast, teneinde de in de tenlastelegging genoemde goederen wederrechtelijk te verkrijgen. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte als medepleger verantwoordelijk worden gehouden voor het ten laste gelegde. De rechtbank wijst daarbij op het proces-verbaal telecommunicatie , waarbij het telefoonnummer van verdachte werd afgeluisterd op 15 november 2009. Omstreeks 13.47 uur hoorde de verbalisant dat de telefoon gebruikt werd in een rijdende auto waarin meerdere mannen zaten. Op de achtergrond is te horen dat er werd gezegd: daar is hij, rechts, we moeten hem klemmen, nee wacht, ik weet waar we hem kunnen klemmen, iets verder op, wacht gewoon rustig joh, als hij hier nog een keer naar rechts gaat, dan sta je er. Ook is te horen dat er gesproken wordt over het leksteken van de banden van de auto. Naar het oordeel van de rechtbank was vanaf het begin de handelwijze van verdachte en zijn medeverdachten erop gericht om in bezit te komen van het geld en de goederen tegen de wil van aangever [aangever 1] en was het oogmerk van verdachte en zijn medeverdachten daarop gericht.
Verdachte heeft daartoe initiatief genomen en heeft getuige [aangever 4] tegengehouden. Ook heeft verdachte zich op geen enkele wijze gedistantieerd van het door [medeverdachte 2] gepleegde geweld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld of het geld daadwerkelijk is afgepakt of aangever het geld onder dwang heeft aangegeven.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Op 10 oktober 2009 omstreeks 5.10 uur heeft de politie een melding binnengekregen dat er een schietpartij had plaatsgevonden bij café [naam] te Amersfoort .
Uit het onderzoek van de technische recherche is gebleken dat vanuit de barruimte is geschoten door de schuifdeur naar de keuken. In de keukendeur bevond zich een gat op een hoogte van 150 centimeter, gemeten vanaf de vloer. In de keuken is een kogel aangetroffen en in de barruimte is een lege huls van het kaliber 7.65 aangetroffen.
Aangever [aangever 2] heeft bij de politie verklaard dat op 10 oktober omstreeks 4.45 uur een man de barruimte in kwam lopen en een man, die nog aan de pokertafel zat, begon te slaan in zijn gezicht met zijn vuisten. Daarbij riep hij in het Nederlands: “Geld, geld, alles op tafel.” Direct daarop zag [aangever 2] dat er een tweede man dezelfde ruimte in kwam lopen. Deze man bleef met een vuurwapen in zijn handen staan bij het begin van de pokertafel en richtte op 1,5 meter afstand de loop van het vuurwapen op het hoofd van [aangever 2]. [aangever 2] draaide zich, volgens zijn verklaring, om en rende snel naar de keuken. Op het moment dat hij de schuifdeur van de keuken achter zich dicht wilde trekken, hoorde hij een harde klap welke hij herkende als een schot vanuit een vuurwapen. [aangever 2] heeft verklaard dat hij direct voelde dat hij werd geraakt aan de linkerzijde van zijn gezicht ter hoogte van zijn wang.
Uit de medische verklaring blijkt dat op de linkerwang van [aangever 2] sprake is van twee scheurwonden, welke onderhuids in elkaar overlopen. De technische recherche heeft van de arts vernomen dat de verwonding bij de mond een inschotopening betrof en de verwonding bij het oor een uitschotopening betrof.
De eigenaar van het café, [getuige 2], heeft bij de politie verklaard dat hij een man met een capuchon op zag staan en vervolgens een knal hoorde. Getuige [getuige 2] is direct op de grond gaan liggen en voelde dat de man aan zijn broekzakken voelde. Bij de getuige [getuige 2] zijn € 650,00 en een bos sleutels weggenomen .
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat één van de mannen met een pistool in zijn handen richting de pokertafel kwam gerend. Twee andere mannen hoorde hij schreeuwen: “Geld, geld, geld”. De getuige zag dat [getuige 4] over de tafel heen op zijn hoofd werd geslagen. De man met het pistool richtte dit pistool op [getuige 3] en schreeuwde: “Telefoon”. Daarop pakte [getuige 3], volgens zijn verklaring, zijn mobiele telefoon en gooide deze op de pokertafel. Vervolgens werd er eenmaal geschoten.
Getuige [getuige 4] heeft bij de politie verklaard dat hij plotseling twee mannen bij de pokertafel zag staan, waarvan één van de mannen in bezit was van een vuurwapen. Hij hoorde dat beide mannen riepen: “Dit is een overval, geld, geld, portemonnee, telefoon.” Hij hoorde dat er met het vuurwapen een schot werd gelost. De getuige kreeg, volgens zijn verklaring, een harde klap op zijn voorhoofd van de man zonder wapen. De mobiele telefoon van de getuige [getuige 4] is weggenomen.
Uit onderzoek is vervolgens gebleken dat in de nacht van 9 op 10 oktober 2009 in het café tevens aanwezig zijn geweest [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Onder meer de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] hebben dit bij de politie verklaard . [getuige 5] heeft verklaard dat een half uur voor de overval, omstreeks 4.30 uur, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn weggegaan. Omstreeks 6.00 uur belde [betrokkene 1] de getuige [getuige 5] op dat hij wilde weten wat er gebeurd was en dat hij samen met [betrokkene 2] in de buurt was. Volgens [getuige 5] heeft hij hen buiten gesproken en verteld wat er gebeurd was.
Uit de historische printgegevens van de mobiele telefoon van [betrokkene 1] met het nummer [telefoonnummer] is gebleken dat [betrokkene 1] in de nacht van 9 op 10 oktober 2009 zeven telefonische contacten heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit telefoonnummer is in gebruik bij verdachte, zoals uit het BPS-politiesysteem is gebleken . Ook heeft verdachte zelf bij de politie verklaard dat hij dit nummer gebruikt zou kunnen hebben en kan zich herinneren met [betrokkene 1] gesproken te hebben.
De getuige [medeverdachte 1], gehoord als verdachte, heeft bij de politie verklaard dat verdachte in de nacht dat de overval gepleegd werd aan hem had gevraagd of hij snel geld wilde verdienen. Verdachte zou, volgens getuige [medeverdachte 1], hebben gezegd: “we gaan een cafeetje pakken” en dat hij een tip van binnenuit had van twee mannen. Vervolgens is verdachte weggegaan en kwam de getuige [medeverdachte 1] verdachte weer tegen in Utrecht. Samen met verdachte is getuige [medeverdachte 1], volgens zijn verklaring bij de politie, naar buiten gegaan en zij troffen daar twee mannen. Verdachte zou volgens getuige [medeverdachte 1] tegen de mannen hebben gezegd: “Wat jullie hebben gezegd dat daar binnen was, is niet uitgekomen. Het was veel minder.” Verdachte gaf daarop één van de mannen geld. De politie heeft daarop twee foto’s getoond van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], welke getuige [medeverdachte 1] herkende als de mannen waarmee zij de ontmoeting hebben gehad in Utrecht.
Ter terechtzitting van 11 juni 2010 is de getuige [medeverdachte 1] ondervraagd en heeft hij verklaard bij zijn verklaring, zoals afgelegd bij de politie, te blijven.
Tijdens een doorzoeking in de woning waar verdachte verbleef, [adres] te Soest, heeft de politie onder meer 17 stuks 7.65 mm-patronen van het merk MKE aangetroffen . Deze patronen zijn door de technische recherche vergeleken met de patroonhuls, die op de plaats delict is aangetroffen. Die huls betrof een huls van een pistoolpatroon, kaliber 7.65mm van het merk MKE. Het bodemstempel van deze huls kwam overeen met de aangetroffen munitie in woning.
Volgens de getuige [medeverdachte 1] heeft hij bij verdachte thuis een keer een zwart pistool gezien en zag hij dat daar bovenop stond 7/65.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één van de daders van de overval is geweest.
Daarbij is geschoten op aangever [aangever 2], toen hij weg wilde vluchten. [aangever 2] is in zijn wang geraakt. Verdachte en zijn thans onbekende mededader(s) hebben door met een pistool het café in te gaan en te schieten op een wegvluchtende bezoeker bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat daardoor deze persoon dusdanig geraakt zou worden door de kogel dat hij daardoor zou komen te overlijden.
Het verweer van de verdediging dat de verklaring van getuige [medeverdachte 1] onbetrouwbaar geacht moet worden, volgt de rechtbank niet. De verklaring van getuige [medeverdachte 1] sluit naadloos aan bij de overige bewijsmiddelen en wordt daardoor ondersteund.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Aangever [aangever 3] heeft aangifte gedaan bij de politie dat hij op 21 augustus 2009 te Soest door de bestuurder van een auto met een stuk ijzer in zijn gezicht is geslagen en, toen hij op de grond viel, door de man tegen zijn linkerarm is geschopt.
Uit de medische verklaring blijkt dat aangever een forse zwelling aan de linkerkant van zijn gezicht had en op zijn linkerarm een hematoom in de triceps.
Voorts heeft de politie telefonisch gehoord de getuige [getuige 8] , die bij verdachte in de auto zat. De getuige heeft verklaard dat verdachte en aangever elkaar in de haren vlogen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 mei 2010 verklaard dat aangever voor zijn auto sprong en hij enkel uitstapte om aangever overeind te helpen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte niet wordt ondersteund door de verklaringen van aangever [aangever 3] en de getuige [getuige 8].
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan door met een stuk ijzer aangever in zijn gezicht te slaan en waardoor aangever zwaar lichamelijk letsel had kunnen bekomen.
Ten aanzien van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank het volgende.
Tijdens een doorzoeking in de woning waar verdachte verbleef, [adres] te Soest, heeft de politie op 16 november 2009 in de ijzeren hondenbench in de woonkamer de volgende goederen aangetroffen:
- 43 stuks 9mm patronen merk Luger (scherp);
- 44 stuks 9mm patronen merk Twister (knal);
- 95 stuks 9mm patronen merk TWS (knal);
- 17 stuks 7.65mm patronen merk MKE (scherp);
- 1 plastic zakje met bruin poeder .
Ook in een slaapkamer heeft de politie in de kledingkast een plastic zakje met bruin poeder aangetroffen.
De aangetroffen substanties zijn onderzocht . In het eerste plastic zakje bevond zich 112,95 gram van een hoeveelheid bruin poeder, welke positief is getest op heroïne. Een monster daarvan is naar het Nederlands Forensisch Instituut gezonden en dit bleek heroïne te bevatten.
In het tweede plastic zakje bevond zich 30,6 gram van een hoeveelheid bruin poeder. Een monster daarvan is naar het Nederlands Forensisch Instituut gezonden en dit bleek heroïne te bevatten.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 mei 2010 ontkend dat de heroïne en de munitie van hem waren, maar dat hij niet verbaasd was dat er heroïne in de woning werd aangetroffen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat de hondenbench in de woonkamer stond en de hond deze bench van hem en zijn vriendin had gekregen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zowel de heroïne als de munitie voorhanden gehad en acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ook al zouden er meerdere personen in de woning verblijven, verdachte had aldaar zijn verblijfplaats in de woning van zijn grootouders en de hond en de hondenbench waren van hem .
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 15 november 2009 te Soest tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van 5000,- euro en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) en/of een plastic tas (inhoudende administratie) en/of een autocontactsleutel en/of een hoeveelheid weed/hennep, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of
[bedrijf 1],
en
- een autocontactsleutel, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4] en/of [bedrijf 1],
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging van geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 5000,- euro en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, kleur zwart) en/of een plastic tas (inhoudende administratie) en/of een autocontactsleutel en/of een hoeveelheid weed/hennep, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [bedrijf 1],
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- meermalen heeft/hebben geroepen: "Geld, geld" en "Maak open" en
- daarbij meermalen op/tegen de ruiten van het portier aan de bestuurszijde van de auto van die [aangever 1] heeft/hebben geslagen/gestompt en
- twee voorbanden heeft/hebben lekgestoken en
- een ruit van de auto van die [aangever 1] heeft ingeslagen met een ruitentikker en
- de revers van de jas van die [aangever 1] met kracht heeft vastgepakt en
- met kracht tegen de kaak en/of het hoofd van die [aangever 1] heeft geduwd/gedrukt en
- de jas en de kleding van die [aangever 1] heeft doorzocht;
2.
hij op 15 november 2009 te Soest tezamen en in vereniging met een
anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 120 gram hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
Primair
hij op 10 oktober 2009 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [aangever 2] van korte afstand in/door zijn wang heeft geschoten met een vuurwapen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en vergezeld van enig strafbaar feit, te weten een diefstal met geweld, in vereniging gepleegd, van twee mobiele telefoons toebehorende aan [getuige 3] en [getuige 4] en een geldbedrag van 650,- euro en een sleutelbos, toebehorende aan [getuige 2], en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
4.
hij op 21 augustus 2009 te Soest ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet
- die [aangever 3] met een ijzeren voorwerp tegen de linkerzijde van het
gezicht heeft geslagen (tengevolge waarvan die [aangever 3] op de grond is gevallen) en
- met geschoeide voet tegen de linkerarm van die [aangever 3] heeft geschopt, terwijl die [aangever 3] op de grond lag, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
5.
hij op 16 november 2009 te Soest opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 143,55 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij op 16 november 2009 te Soest voorhanden heeft gehad 43 scherpe patronen 9mm, merk Luger en 44 knalpatronen 9mm, merk Twister en 17 scherpe patronen 7.65mm, merk MKE en 95 scherpe patronen 9mm, merk TWS, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en/of
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 3 primair:
medeplegen van poging tot doodslag, gevolg en vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Ten aanzien van feit 4 primair:
poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van feit 6:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van het voorarrest.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft als enig bewijsbare feit de diefstal van feit 1 bepleit en voor het overige vrijspraak. Gelet op dat standpunt is een langere gevangenisstraf dan de thans ondergane voorlopige hechtenis niet op zijn plaats. Subsidiair acht de verdediging een strafeis van 9 jaren in vergelijking tot de strafeis bij de medeverdachten en wat in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd, buitensporig hoog.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met anderen een café overvallen, waarbij een bezoeker in zijn wang is geschoten op het moment dat deze probeerde te vluchten.
Voorts heeft verdachte samen met anderen op straat een persoon overvallen teneinde zijn geld en andere goederen te verkrijgen.
Verdachte en zijn mededaders zijn er niet voor teruggeschrokken geweld te gebruiken.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt een poging tot zware mishandeling, eveneens op straat en jegens een fietser die naar de mening van verdachte onvoldoende uitkeek.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven. Het spreekt voor zich dat overvallen als deze voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier aan geld te komen.
De rechtbank rekent verdachte ten zeerste aan dat het hem onverschillig laat wat hij zijn medemens aandoet en van enige gevoelens of gewetensdrang is de rechtbank in totaal niet gebleken.
Daar komt bij dat verdachte al meerdere keren ter zake van geweldsdelicten en Opiumwetdelicten is veroordeeld. Eind mei 2009 is verdachte in vrijheid gesteld en tot de dag van zijn aanhouding, 16 november 2009, heeft verdachte opnieuw ernstige strafbare feiten begaan. Verdachte begeeft zich doelbewust in een wereld van drugs en geweld. Ook thans heeft verdachte heroïne, weed en munitie in bezit gehad.
Met de reclassering, welke heeft gerapporteerd d.d. 10 februari 2010, is de rechtbank van oordeel dat het recidiverisico hoog is.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. De door de officier van justitie gevorderde straf acht de rechtbank gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, te hoog.
7. Het beslag
7.1. De onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen voorwerpen, te weten de in de beslissing genoemde munitie, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat deze voorwerpen bij het onderzoek naar het tenlastegelegde is aangetroffen, terwijl deze voorwerpen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
7.2. De verbeurdverklaring
De in beslag genomen voorwerpen, een bagagebox, heupholster, schoonmaak-/smeermiddel voor wapens en een mobiele telefoon (Nokia blauw) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en het tenlastegelegde
begaan of voorbereid is met behulp van de voorwerpen.
7.3. De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van een jas, kleur zwart, aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
8. De benadeelde partijen
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 5.000,00 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Deze schade dient te worden verminderd met de bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in beslag genomen geldbedragen, te weten € 1.500,00 respectievelijk € 2.200,00, en waarvan de rechtbank heeft beslist dat deze geldbedragen aan aangever [aangever 1] dienen te worden teruggegeven.
Derhalve acht de rechtbank de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 1.300,00 ter zake van materiële schade en verdachte voor die schade hoofdelijk aansprakelijk.
Voor het overige acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
De benadeelde partij [aangever 2] vordert een schadevergoeding van € 5.399,70 voor feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 578,32 voor feit 4.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 328,32 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 78,32 ter zake van materiële schade en € 250,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 287, 288, 302, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10 en 11 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of
meer verenigde personen,
en/of
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van
de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3 primair: medeplegen van poging tot doodslag, gevolg en vergezeld van een
strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of
andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van
het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Feit 4 primair: poging tot zware mishandeling;
Feit 5: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
Feit 6: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- 43 stuks 9mm patronen merk Luger (scherp);
- 44 stuks 9mm patronen merk Twister (knal);
- 95 stuks 9mm patronen merk TWS (knal);
- 17 stuks 7.65mm patronen merk MKE (scherp);
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een bagagebox, heupholster, schoonmaak-/smeermiddel voor wapens en een mobiele telefoon (Nokia blauw);
gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
- een jas, kleur zwart;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 1.300,00, ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 1.300,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 23 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] van € 5.399,70, waarvan € 500,00 ter zake van materiële schade, € 4.150,00 ter zake van immateriële schade en € 749,70 ter zake van kosten van rechtsbijstand;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2], € 4.650,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 56 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] van € 328,32, waarvan € 78,32 ter zake van materiële schade en € 250,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3], € 328,32 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. M.A.A.T. Engbers en I. Bruna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Monincx, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 augustus 2010.