ECLI:NL:RBUTR:2010:BN9470

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600724-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van snorfiets met geweld door meerdere personen

Op 5 oktober 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een snorfiets, voorafgegaan door geweld tegen de aangeefster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 juli 2010 samen met een medeverdachte de snorfiets van de aangeefster heeft gestolen. De aangeefster verklaarde dat zij op die dag met de verdachte en de medeverdachte was en dat de verdachte haar de sleutel van haar snorfiets afnam, haar aan de haren trok en pepperspray in haar gezicht spoot. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als 'heer en meester' over de snorfiets heeft willen beschikken en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank achtte het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 60 uur. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 358,16 had gevorderd, maar de rechtbank kende slechts € 250,00 toe. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, wat leidde tot de toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600724-10; 13/016405-10 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1991] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [woonadres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2010. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander [aangever 1] van haar snorfiets heeft beroofd dan wel haar heeft mishandeld.
Voluit luidt de – gewijzigde – tenlastelegging dat
primair
zij op of omstreeks 18 juli 2010 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een snorfiets ([nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en /
of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
[aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij,
verdachte, en/of haar medeverdachte,
- aan de haren van voornoemde [aangever 1] heeft getrokken en/of (vervolgens)
- een branderige vloeistof (haarlak en/of pepperspray), althans een vloeistof
in het gezicht van voornoemde [aangever 1] heeft gespoten en/of (vervolgens)
- voornoemde [aangever 1] van haar snorfiets heeft afgetrokken, waardoor die [aangever 1] is
komen te vallen;
subsidiair
dat zij op of omstreeks 18 juli 2010 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend [aangever 1] aan de haren heeft getrokken en/of een branderige vloeistof (haarlak en/of pepperspray), althans een vloeistof in het gezicht heeft gespoten, waardoor die [aangever 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde kan komen en heeft daarvoor vrijspraak bepleit. De verdediging heeft betoogd dat bij verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft ontbroken. Veeleer is er sprake geweest van een ruzie, waarbij verdachte met pepperspray heeft gespoten, dan van een bewuste en nauwe samenwerking gericht op de diefstal van de snorfiets.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. De handelingen die verdachte heeft verricht en die de rechtbank redengevend oordeelt voor deze conclusie zijn de volgende.
Door [aangever 1] is verklaard dat zij op 18 juli 2010 samen was met verdachte en [medeverdachte 1]. [aangever 1] ziet dat verdachte de sleutel van haar snorfiets afpakt. [aangever 1] voelt dat er aan haar haar getrokken wordt. Ze ziet en voelt dat verdachte haar met een branderige vloeistof in het gezicht spuit. Vervolgens wordt ze van haar snorfiets getrokken en ziet ze dat verdachte en [medeverdachte 1] met de snorfiets er vandoor gaan.
Door [betrokkene 1] is verklaard dat zij op 18 juli 2010 met [aangever 1] had afgesproken en dat zij op die dag zag dat [aangever 1] ruzie maakte met verdachte en [medeverdachte 1]. Zij ziet dat verdachte de sleutel van de scooter van [aangever 1] afpakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij pepperspray in het gezicht van [aangever 1] heeft gespoten en dat zij samen met [medeverdachte 1] met de scooter van [aangever 1] is weggegaan.
De rechtbank overweegt dat uit het hiervoor overwogene blijkt dat verdachte als ‘heer en meester’ over de snorfiets van aangeefster heeft willen beschikken, vanaf het moment dat zij de sleutels daarvan uit het contactslot heeft weggenomen. Verdachte heeft vervolgens een actieve bijdrage aan de beroving geleverd door pepperspray in het gezicht van aangeefster te spuiten. Hoewel de intentie van verdachte in eerste instantie wellicht gericht is geweest op een ruzie, zoals door de verdediging is bepleit, heeft zij zich met deze gedragingen gecommitteerd aan de gedragingen van haar mededader en is er derhalve sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering van de beroving.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 juli 2010 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een snorfiets ([nummer]), geheel toebehorend aan [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen
[aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat zij, verdachte, en/of haar medeverdachte,
- aan de haren van voornoemde [aangever 1] heeft getrokken en vervolgens
- een branderige vloeistof (pepperspray) in het gezicht van voornoemde [aangever 1] heeft gespoten en vervolgens
- voornoemde [aangever 1] van haar snorfiets heeft afgetrokken, waardoor die [aangever 1] is
komen te vallen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 157 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde. Voor een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde kan in de opvatting van de verdediging naast een voorwaardelijke gevangenisstraf een werkstraf worden opgelegd.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich samen met haar mededader schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een snorfiets, waarbij geweld is gebruikt op de wijze zoals in de bewezenverklaring is omschreven. Het slachtoffer van dit feit heeft hiervan pijn ondervonden. Door een dergelijk feit worden ook gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de maatschappij in het algemeen. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat zij het slachtoffer, nadat zij haar pepperspray in het gezicht had gespoten, hulpeloos op de grond heeft laten liggen. Ter zitting heeft zij evenwel uiting gegeven aan haar spijt en schaamte over het gebeurde.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
3 maanden passend is, maar dat deze geheel voorwaardelijk zal worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder reclasseringstoezicht zal stellen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht het bewezen verklaarde feit evenwel te ernstig om te kunnen volstaan met een voorwaardelijke straf. Aan verdachte zal daarom tevens een werkstraf worden opgelegd van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis, indien de werkstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 358,16.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 250,00 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 16 uren werkstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 30 maart 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert:
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter te Amsterdam d.d. 30 maart 2010 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 13/016405-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten werkstraf voor de duur van 16 uren subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 250,00;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 250,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Kruijff-Bronsing, voorzitter, mr. P.W.G. de Beer en
mr. M.C. Oostendorp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 oktober 2010.
Mr. De Beer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.