ECLI:NL:RBUTR:2010:BO0349
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S.C. Hagedoorn
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechter bij geschillen over algemene voorwaarden in een onderaannemingsovereenkomst
In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [eiseres] B.V. en CVB BOUW B.V., over de toepasselijkheid van hun algemene voorwaarden in het kader van een onderaannemingsovereenkomst. De partijen hebben in hun overeenkomst afgesproken dat geschillen voorgelegd worden aan de bevoegde rechter, maar er is onduidelijkheid ontstaan over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van beide partijen. Gedaagde, CVB, beroept zich op de vernietiging van de algemene voorwaarden van eiseres, omdat deze niet ter hand zijn gesteld. CVB stelt dat op basis van haar eigen voorwaarden de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven bevoegd is.
De rechtbank overweegt dat partijen in hun initiële overeenkomst zijn overeengekomen dat geschillen aan de bevoegde rechter zullen worden voorgelegd, zonder dat er een keuze voor arbitrage is gemaakt. De rechtbank wijst erop dat de algemene voorwaarden van beide partijen tegenstrijdige bepalingen bevatten over de geschilbeslechting. De voorwaarden van CVB verwijzen naar arbitrage, terwijl die van eiseres de gewone rechter aanwijzen. De rechtbank concludeert dat de intentie van partijen was om de gewone rechter als bevoegde instantie aan te wijzen, ook al zou artikel 16 van de voorwaarden van eiseres vernietigd worden.
De rechtbank verklaart zich bevoegd om van het geschil kennis te nemen en wijst CVB in de kosten van het incident. De proceskosten worden vastgesteld op EUR 452,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis. De zaak wordt vervolgens verwezen naar de rol voor een conclusie van antwoord aan de zijde van CVB.