ECLI:NL:RBUTR:2010:BO0356

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/440535-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor het opzetten van hennepkwekerijen en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 8 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het opbouwen en in stand houden van twee hennepkwekerijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2009 tot en met 10 december 2009 te Maarssen opzettelijk 376 hennepplanten heeft geteeld, bereid en bewerkt. Tevens heeft hij elektriciteit gestolen door de verzegeling van de hoofdaansluitkast te verbreken. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte eerder betrokken was bij hennepkwekerijen en dat hij de kennis hiervoor had opgedaan bij eerdere betrokkenheid bij dergelijke kwekerijen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de opbouw van de hennepkwekerijen en dat hij elektriciteit had gestolen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen, waaronder een fraude-specialist, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, ondanks de verdediging die stelde dat de hennepkwekerij pas recentelijk was opgebouwd.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in aanmerking genomen, evenals de recidive van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 4 maanden op, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat een werkstraf niet meer passend was gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/440535-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 september 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1976] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [woonadres]
raadsman mr. S.D. Kurz, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 augustus 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: alleen danwel samen met anderen een in werking zijnde hennepkwekerij met ongeveer 376 hennepplanten heeft gehad en
feit 2: alleen danwel samen met anderen daarbij elektriciteit heeft gestolen.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie hecht geen waarde aan de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij de hennepkwekerij 9 à 10 weken voorafgaande aan de doorzoeking op 10 december 2009 in het pand heeft opgebouwd. Hierbij heeft hij acht geslagen op de omstandigheid dat in april 2009 bij de CIE reeds een melding kwam dat zich in het pand een in werking zijnde hennepkwekerij bevond. Ook de verklaring van verdachte dat hij de ruimtes met een verschil van een periode van 2,5 weken heeft ingericht is volgens de officier van justitie onaannemelijk, omdat tussen de planten van de ruimtes, ruim 50 dagen, verschil in ouderdom bestond.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde wat betreft de tenlastegelegde periode niet tot een bewezenverklaring kan komen. Er dient volgens de raadsman uitgegaan te worden van de verklaring van verdachte dat hij 9 à 10 weken voorafgaande aan de doorzoeking op 10 december 2009 in het pand is gaan wonen en dat de hennepkwekerij in die periode is opgebouwd. De verklaring van de fraude-expert van [bedrijf 1], de heer [betrokkene 1], dat de kwekerij voor een aanzienlijk langere periode in gebruik is geweest, dient terzijde te worden geschoven. Deze verklaring is tegenstrijdig. Hij heeft enerzijds verklaard dat de koolstoffilters dermate vervuild waren dat er minimaal 3 hennepoogsten zijn geweest, maar anderzijds dat de koolstoffilters door gebruik ter plaatse matig vervuild waren. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de door [bedrijf 1] vastgestelde hoeveelheid gestolen elektriciteit niet overeenkomt met de periode waarin de hennepkwekerij volgens [betrokkene 1] in gebruik zou zijn geweest.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 10 december 2009 werd in een pand dat is gelegen op de hoek van de [adres] nummer 2 en de [adres] nummer 9j te Maarssen in een tweetal ruimtes, verder aangeduid als ruimte 1 en ruimte 2, in werking zijnde hennepkwekerijen aangetroffen. In ruimte 1 stonden 184 hennepplanten. Deze planten waren ongeveer 63 dagen oud. In ruimte 2 werden 192 hennepplanten aangetroffen, die ongeveer 7 dagen oud waren. In elke kweekruimte werden in totaal 2 monsters genomen van de aanwezige planten. De drugsidentificatietest ‘Cannabis’ gaf een positieve identificatie op de aanwezigheid van hennep.
[betrokkene 1], fraude-specialist van [bedrijf 1], heeft in het pand de hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting en de elektrische installatie in de meterkast gecontroleerd. Bij deze controle heeft hij geconstateerd dat de verzegeling van de deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. De hoofdzekeringen die bij het aansluiten van het pand op het elektriciteitsnet waren aangebracht, waren verzwaard van 3 x 35 Ampère naar 3 x 50 Ampère. Hierdoor kon een grotere hoeveelheid elektrisch vermogen worden afgenomen. Aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen waren 4 elektriciteitsdraden bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitsdraden zaten aangesloten vóór de elektriciteitsmeter, zodat de elektriciteit, die via deze draden werd afgenomen, niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Tevens heeft [betrokkene 1] geconstateerd dat er een laag stof op de kappen van de in hennepkwekerijen aanwezige assimilatielampen zat en dat het filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters door gebruik ter plaatse vervuild was. Het zeil, dat op de vloer lag was voorzien van een dikke kalkaanslag en de afvoergoten waren voorzien van kalkaanslag. Op de vloer in de hennepkwekerijen lagen afvalbladeren en resten van hennepplanten. Ook zag [betrokkene 1] een hoeveelheid vuilniszakken staan, gevuld met restkluiten met afgeknipte steel en wortel van hennepplanten. [betrokkene 1] heeft aangifte gedaan. Hij is in dienst van [bedrijf 1] en in opdracht van [bedrijf 2] belast met de opsporing van strafbare feiten, gericht tegen [bedrijf 2] en tevens bevoegd tot het doen van aangifte. Het eigendom van de weggenomen energie behoort geheel toe aan [bedrijf 2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is geweest, die de aangetroffen hennepkwekerijen heeft opgebouwd en daarbij heeft hij elektriciteit gestolen. De kennis hiervoor had hij opgebouwd bij hennepkwekerijen waar hij voor deze betrokken bij was geweest. Op 7 september 2009, 2 oktober 2009 en 3 oktober 2009 heeft verdachte bij een groothandel materiaal voor de hennepkwekerijen aangeschaft.
Bewijsoverwegingen
Uit het dossier zijn geen bewijsmiddelen voorhanden dat anderen dan verdachte betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerijen en de diefstal van elektriciteit. Gelet hierop zal de rechtbank vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 september 2009 tot en met 10 december 2009 te Maarssen opzettelijk 376 hennepplanten heeft geteeld, bereid en bewerkt en in diezelfde periode door middel van verbreking van de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast elektriciteit heeft gestolen.
Over de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende. [betrokkene 1] heeft over de mate van vervuiling van de koolstoffilters het volgende verklaard: “Het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters waren door het gebruik in de hennepkwekerijen dermate vervuild op een wijze dat de filters minimaal drie (3) hennepoogsten in werking zijn geweest. De koolstoffilters waren door het gebruik ter plaatse matig vervuild”. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hetgeen [betrokkene 1] over de mate van vervuiling van koolstoffilters heeft verklaard tegenstrijdig is. Zijn stelling dat het filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters dermate vervuild was dat de filters minimaal 3 hennepoogsten in werking zijn geweest, wordt door hem niet nader onderbouwd. De rechtbank zal de door [betrokkene 1] gestelde mate van vervuiling om die reden bij haar beoordeling buiten beschouwing laten en zal enkel uitgaan van zijn constatering dat het filtermateriaal van de koolstoffilters vervuild was. Uit de door [betrokkene 1] geconstateerde overige feiten en omstandigheden, te weten het stof op de assimilatielampen, de aangetroffen kalkaanslag, het hennepafval en de restkluiten met afgeknipte steel en wortels van hennepplanten, leidt de rechtbank af dat verdachte in ieder geval één keer eerder heeft geoogst. De stelling van de verdediging, dat verdachte 9 à 10 weken voorafgaande aan de doorzoeking in het pand is gaan wonen en dat hiervoor Polen in het pand hebben gewoond, acht de rechtbank bij gebreke van enige nadere onderbouwing niet aannemelijk.
Uitgaande van de periode voor een volledige hennepoogst van 70 dagen, de ouderdom van de plantjes in ruimte 2 van ongeveer 7 dagen oud, en de omstandigheid dat verdachte op 7 september 2009 materiaal heeft aangeschaft, acht de rechtbank de periode van 1 september 2009 tot en met 10 december 2009 bewezen.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij in de periode van 1 september 2009 tot en met 10 december 2009 te Maarssen opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt in een pand gelegen aan de [adres] nummer 2 en de [adres] nummer 9j aldaar een hoeveelheid van in totaal 376 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
hij in de periode van 1 september 2009 tot en met 10 december 2009 te Maarssen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan een ander dan aan
verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van verbreking van de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op het feit dat verdachte vaker is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd verdachte een werkstraf op te leggen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal betekenen dat verdachte zijn werk verliest. Gelet op de financiële situatie is oplegging van een geldboete niet passend, aldus de raadsman.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opbouwen en in stand houden van een tweetal hennepkwekerijen. Een ernstig feit nu dit soort kwekerijen een onderdeel zijn van de keten die het gebruik van softdrugs faciliteert. Een keten die uit is gegroeid tot een aanzienlijke organisatie en die veelal gepaard gaat met het plegen van andere strafbare feiten. De teelt en verhandeling van softdrugs veroorzaken onrust in de samenleving. Verdachte heeft daarbij een illegale stroomvoorzieningen aangelegd door af te tappen voor de meter. Een dergelijke elektrische installatie levert (brand)gevaar op voor de betreffende woning en de omgeving. Verdachte heeft zich kennelijk om al de gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Uit het strafblad van verdachte van 6 juli 2010 volgt dat verdachte tweemaal eerder is veroordeeld wegens het handelen in strijd met een in de Opiumwet gegeven verbod. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een werkstraf, zoals door de raadsman is betoogd, een gepasseerd station is.
Alles afwegende, is een gevangenisstraf van 4 maanden passend en geboden. Een gedeelte van deze straf, te weten 2 maanden, wordt voorwaardelijk opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, kan worden volstaan.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, voorzitter, mr. A. Wassing en mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.H.M. van Ek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 september 2010.