ECLI:NL:RBUTR:2010:BO0356
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.P. Killian
- A. Wassing
- Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn
- Rechtspraak.nl
Verdachte veroordeeld voor het opzetten van hennepkwekerijen en diefstal van elektriciteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 8 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het opbouwen en in stand houden van twee hennepkwekerijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2009 tot en met 10 december 2009 te Maarssen opzettelijk 376 hennepplanten heeft geteeld, bereid en bewerkt. Tevens heeft hij elektriciteit gestolen door de verzegeling van de hoofdaansluitkast te verbreken. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte eerder betrokken was bij hennepkwekerijen en dat hij de kennis hiervoor had opgedaan bij eerdere betrokkenheid bij dergelijke kwekerijen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de opbouw van de hennepkwekerijen en dat hij elektriciteit had gestolen.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen, waaronder een fraude-specialist, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, ondanks de verdediging die stelde dat de hennepkwekerij pas recentelijk was opgebouwd.
De rechtbank heeft de ernst van de feiten in aanmerking genomen, evenals de recidive van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 4 maanden op, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat een werkstraf niet meer passend was gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.