ECLI:NL:RBUTR:2010:BO1412

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/710646-08 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontvoeringszaak binnen de Roma-gemeenschap

In de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van ontvoering van een slachtoffer in de periode van 5 tot en met 7 februari 2008, heeft de rechtbank Utrecht op 22 oktober 2010 uitspraak gedaan. De verdachte zou samen met anderen het slachtoffer hebben gegijzeld om een geldbedrag van zijn familie te verkrijgen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 oktober 2010, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie achtte de gijzeling wettig en overtuigend bewezen, gebaseerd op getuigenverklaringen en telecomgegevens die de verdachte in de nabijheid van het vakantiepark brachten waar het slachtoffer werd vastgehouden.

De verdediging betwistte de betrokkenheid van de verdachte en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de telecomgegevens zorgvuldig gewogen. Hoewel er sterke vermoedens van betrokkenheid waren, kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk de gijzeling had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Tevens verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710646-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1976] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. M.A. Buntsma, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 oktober 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 5 tot en met 7 februari 2008, samen met anderen, [slachtoffer] heeft gegijzeld teneinde van zijn familie een geldbedrag te krijgen. Subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] in dezelfde periode.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair ten laste gelegde gijzeling heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] dat bij zijn ontvoering een blonde vrouw betrokken was die in een zwarte Volkswagen Golf rijdt. Het is van verdachte bekend dat zij blond haar kan hebben en dat zij in het bezit was van een VW Golf, die weliswaar niet zwart was maar donkerblauw. Nadat verdachte uit het vakantiehuisje was ontsnapt op 7 februari 2008, heeft een politieagent op die dag op het bewuste vakantiepark een vrouw gezien die bij het zien van de verbalisant snel rechtsomkeerd maakte en is weggereden met de auto van verdachte. Verdachte wordt vrijwel zeker door de getuige [getuige 1] van een foto herkend als de vrouw die op 7 februari 2008 een loper van het bewuste vakantiehuisje kwam halen.
Uit onderzoek van de telefoon van verdachte met nummer [nummer] is gebleken dat deze telefoon zich op de dag van de ontvoering en twee dagen daarna in de omgeving van het vakantiepark in [woonplaats] heeft bevonden waar het slachtoffer toen werd vastgehouden. Ook de bewegingen van de auto van verdachte komen daarmee overeen. Verdachte heeft leugenachtig verklaard over haar aanwezigheid op het vakantiepark. Verdachte verklaart immers dat zij nooit op dit park is geweest, maar uit het vorenstaande blijkt het tegendeel.
Verdachte verklaart eveneens leugenachtig als zij zegt dat zij de medeverdachte [medeverdachte] niet kent. Uit de telecomgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte diverse malen contact heeft gehad met de telefoon, waarvan het telefoonnummer bij [medeverdachte] in gebruik is.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft uitdrukkelijk verklaard dat hij na zijn ontvoering op een parkeerplaats moest overstappen in een zwarte Golf die bestuurd werd door een blanke jonge vrouw met blond haar. Verdachte is niet blank, zij heeft een behoorlijke donkere huidskleur. Verdachte heeft ook geen blond haar, zoals blijkt uit de verklaring van de getuige [getuige 1] en [getuige 2]. In het dossier zitten weliswaar twee foto’s van verdachte, één waarop zij blond haar heeft en één waarop zij donker haar heeft, maar niet blijkt van wanneer deze foto’s dateren. In de bewuste vakantiewoning is sporenonderzoek gehouden. Daarbij zijn geen sporen van verdachte aangetroffen. Uit te sluiten is dan ook dat verdachte in die woning is geweest.
Ook in de auto van verdachte, een blauwe VW Golf, is onderzoek verricht. Uit dit onderzoek is evenmin gebleken dat deze auto bij de ontvoering betrokken is geweest.
Ten aanzien van de historische telefoongegevens van de telefoon van verdachte merkt de raadsman op dat enkel de telefoon van verdachte in de omgeving van [woonplaats], de plaats waar het bewuste vakantiepark is gelegen, is geweest. Dit wil nog niet zeggen dat verdachte daar zelf ook is geweest.
Uit de telefoontaps van de telefoon van verdachte kan geconcludeerd worden dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] elkaar kennen. Verdachte heeft daarover desgevraagd geen verklaring afgelegd. Uit de inhoud van die telefoongesprekken blijkt niet van enige betrokkenheid bij de ontvoering en gijzeling van [slachtoffer].
Dat de auto van verdachte rondom het tijdstip van de ontvoering in de omgeving van het bewuste vakantiepark in [woonplaats] is gesignaleerd en dat toen de telefoon van verdachte en die van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] ook in die buurt waren, wijst nog niet op enige betrokkenheid bij het tenlastegelegde delict.
Gelet op het vorenstaande is de rol van verdachte zo summier geweest dat haar geen rol en geen betrokkenheid kan worden toegedicht bij de ontvoering, anders dan dat zij mogelijk in de buurt is geweest waar het slachtoffer is vastgehouden en mogelijk om een loper heeft gevraagd op een moment dat het slachtoffer reeds vrij was.
Verdachte dient in deze te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat het slachtoffer in de avond van 5 februari 2008 in Nieuwegein is ontvoerd en nadien op het vakantiepark [naam] in [woonplaats] in het vakantiehuisje nr 38 is vastgehouden en dat hij op 7 februari 2008 vroeg in de ochtend heeft weten te ontsnappen.
Eveneens staat vast dat het slachtoffer gedurende de rit naar het zuiden van het land, op een parkeerplaats heeft moeten overstappen in een zwarte VW Golf, een zelfde soort auto als waarover verdachte toentertijd beschikte. Deze Golf zou zijn bestuurd door een jonge blanke vrouw met blond haar.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die de zwarte VW Golf heeft bestuurd waarin het slachtoffer is vervoerd.
Wat betreft de haarkleur van verdachte kan uit de verklaring van de getuige [getuige 1] worden opgemaakt dat zij op 6 en 7 februari 2008 donker gekleurd haar had. Getuige [getuige 2] heeft een vrouwspersoon in een donkere VW Golf stappen, waarvan later bleek dat deze op naam van verdachte stond. Hij beschrijft haar als een zigeunertype. Deze omschrijvingen van verdachte komen niet overeen met het signalement dat het slachtoffer van de bestuurster van de VW Golf heeft gegeven.
In de VW Golf van verdachte, die qua kleur niet geheel overeenkomt met de kleur die het slachtoffer van de betreffende auto heeft opgegeven, donker blauw versus zwart, zijn geen sporen gevonden die wijzen op het vervoer van het slachtoffer in de auto.
Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat niet kan worden aangenomen dat het de auto van verdachte is geweest waarmee [[slachtoffer]] is vervoerd en evenmin dat verdachte die auto heeft bestuurd. Ook anderszins is niet gebleken dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de gijzeling dan wel vrijheidsberoving van [slachtoffer].
Daartegenover staat dat uit het dossier wel enige betrokkenheid van verdachte bij het strafbare feit spreekt.
Anders dan verdachte zelf verklaart blijkt uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] dat zij zowel op 6 als 7 februari 2008 op het bewuste vakantiepark is geweest. [getuige 1] zegt er vrij zeker van te zijn dat het verdachte is geweest die op 7 februari 2008, samen met een andere vrouw, een loper voor huisje nr. 38 heeft gevraagd bij de receptie van het bewuste vakantiepark. Zij heeft eveneens verklaard dat deze vrouw op 6 februari 2008, samen met een andere vrouw, heeft geïnformeerd of de huurperiode van het huisje verlengd kon worden. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 7 februari 2008 bij de receptie stond en er door [getuige 1] op werd geattendeerd dat de vrouw die de eerdergenoemde loper kwam halen er op dat moment juist aankwam, hem zag en zich omdraaide.
Voorts is gebleken uit het onderzoek naar de telefoon van verdachte en de telefoons van de twee medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte] dat alle drie de telefoons op de avond van de ontvoering in elkaars nabijheid zijn geweest in de omgeving van het bewuste vakantiepark in [woonplaats]. Verdachte heeft daar geen plausibele verklaring voor gegeven.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat er weliswaar sterke vermoedens zijn van betrokkenheid bij de ontvoering en gijzeling van het slachtoffer [slachtoffer], maar dat niet duidelijk is geworden waar die betrokkenheid van verdachte uit heeft bestaan. Evenmin is duidelijk geworden of verdachte enige wetenschap heeft gehad van de wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling van [slachtoffer].
Voorzover er sprake zou zijn van mogelijke medeplichtigheid van verdachte, hoeft daar hier niet nader op worden ingegaan omdat dit niet aan verdachte ten laste is gelegd.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en zal haar dan ook vrijspreken.
5 De [slachtoffer] partij
De [slachtoffer] partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 7.437,67 voor het tenlastegelegde feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de [slachtoffer] partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de [slachtoffer] partij niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr. M.A.A.T. Engbers, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 oktober 2010.
Mrs M.C. Oostendorp en M.A.A.T. Engbers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.