ECLI:NL:RBUTR:2010:BO2783
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.R. Krol
- Z.J. Oosting
- P.W.G. de Beer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf
Op 9 september 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in 1989, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde dat hij zich diende te gedragen naar de aanwijzingen van Reclassering Nederland. De vordering tot tenuitvoerlegging was ingediend door de officier van justitie op 3 juni 2010, met het verzoek om de veroordeelde te verplichten een behandeling bij De Waag te volgen. De rechtbank heeft de inhoud van de stukken van Reclassering Nederland bestudeerd, waaronder een adviesrapport en een voortgangsverslag, en geconcludeerd dat er op dat moment geen noodzaak was voor de veroordeelde om een behandeling bij De Waag te ondergaan. De raadsman van de veroordeelde voerde aan dat de vordering afgewezen moest worden, omdat de noodzaak van de behandeling niet was aangetoond. Subsidiair vroeg hij om aanhouding van de zaak voor nader rapport van Reclassering Nederland. Na het horen van de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, oordeelde de rechtbank dat er geen aanleiding was om de zaak aan te houden. De rechtbank overwoog dat de bijzondere voorwaarde enkel van toepassing was indien Reclassering Nederland dit noodzakelijk achtte, en dat dit niet was aangetoond. De rechtbank heeft daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, met inachtneming van artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.