ECLI:NL:RBUTR:2010:BO4285

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-511509-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. Veldhuijzen
  • J.R. Krol
  • E.C.A. Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van gedragsbeïnvloedende maatregel in jeugddetentie wegens niet-naleving van afspraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 21 juni 2010 uitspraak gedaan over de omzetting van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) in jeugddetentie voor een jeugdige veroordeelde. De rechtbank constateert dat de betrokkene zich tijdens de GBM niet aan de afspraken met De Waag heeft gehouden, heeft gerecidiveerd en aanzienlijk heeft geblowd. De GBM is een ingrijpende maatregel die veel van de betrokken jeugdige vraagt, waarbij een essentieel onderdeel de vervangende jeugddetentie is, die dient als stok achter de deur om de jeugdige te motiveren het opgelegde programma te volgen. De rechtbank oordeelt dat het pedagogisch van belang is dat de betrokkene de consequenties van zijn gedrag ondergaat, vooral omdat hij herhaaldelijk nieuwe kansen heeft gekregen maar niet meewerkte aan de uitvoering van de GBM.

De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de GBM afgewezen en gelast de omzetting naar jeugddetentie voor de duur van 8 maanden. De rechtbank heeft hierbij gelet op de artikelen 77wc en 77p van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing is genomen na een zitting waarin de officier van justitie, de moeder van de veroordeelde, de raadsman en medewerkers van de jeugdreclassering zijn gehoord. De rechtbank heeft overwogen dat de betrokkene, ondanks eerdere waarschuwingen en aanpassingen van de voorwaarden, niet in staat is gebleken om zich aan de afspraken te houden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de GBM omgezet moet worden in jeugddetentie, om zo de ernst van de situatie te onderstrepen en andere jongeren te laten zien dat niet-naleving van voorwaarden gevolgen heeft.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/511509-09
Datum uitspraak: 21 juni 2010
Beslissing ex artikel 77wc lid 4 jo 77p Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering verlenging gedragsbeïnvloedende maatregel d.d. 27 april 2010 van de officier van justitie ex artikelen 77w, 77wd, 77wa en 77u van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen de veroordeelde:
[Veroordeelde],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in penitentiaire inrichtingen Flevoland, locatie Almere- Binnen,
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank van 2 juni 2009, waarbij aan de veroordeelde onder meer een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna te noemen GBM) voor de duur van 1 jaar is opgelegd bestaande uit:
- ITB+ voor de duur van 6 maanden
- meewerken/meedoen bij Titan
- residentiële behandeling bij De Barentz
- begeleiding van Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering
- meewerken aan urine- en/ of alcoholcontroles indien deze noodzakelijk worden
geacht door Bureau Jeugdzorg.
- de beslissing van de rechtbank van 16 februari 2010 waarbij de invulling van de GBM als volgt is gewijzigd:
De volgende onderdelen komen te vervallen:
- het meewerken aan de ITB+ en Titan en een residentiële behandeling bij De Barentz.
De overige onderdelen blijven gehandhaafd:
- begeleiding door Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering;
- meewerken aan urine- en alcoholcontroles indien deze noodzakelijk worden geacht door het Bureau Jeugdzorg (hierna te noemen BJZ);
De volgende onderdelen worden toegevoegd:
- behandeling bij De Waag;
- begeleiding door Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer.
Een rapport van BJZ d.d. 15 maart 2010, opgesteld door A. Öksüz, jeugdreclasseringswerker bij BJZ, waarin wordt gemeld dat veroordeelde de helft van de groepstrainingen bij De Waag heeft gemist en de gesprekken bij Nieuwe Perspectieven bij Terugkeer (NPT) wel goed nakomt.
Een rapport van 13 april 2010 opgesteld door A. Öksüz, jeugdreclasseringswerker bij BJZ, waarin wordt geadviseerd de GBM voort te zetten.
Een advies van de Raad voor de kinderbescherming van 27 mei 2010 van C. van Doorn, gedragsdeskundige, met het advies de GBM voort te zetten;
Een advies van BJZ van 4 juni 2010, opgemaakt door A. Öksüz, jeugdreclasseringswerker bij het BJZ, waarin wordt geadviseerd om de GBM om te zetten in jeugddetentie nu veroordeelde ondanks alle zorgaanbod niet adequaat begeleid kan worden en recidiveert.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 7 juni 2010, waarbij zijn gehoord:
de officier van justitie;
de moeder van veroordeelde;
de raadsman mr. J.J. van de Beek;
de heer N. Öksüz en de heer Spaan, Jeugdreclasseringmedewerkers van BJZ;
mevrouw I. de Visser, Raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming.
OVERWEGINGEN:
Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering verlenging GBM wordt afgewezen en de GBM wordt omgezet in jeugddetentie voor de duur van 8 maanden. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aan [Veroordeelde] opgelegde GBM niet goed liep, omdat hij onvoldoende medewerking verleende en zich slecht aan afspraken hield, ook nadat de voorwaarden gewijzigd waren en [Veroordeelde] binnen drie weken nadat de rechtbank veroordeelde een laatste kans had geboden een woninginbraak heeft gepleegd.
De raadsman van veroordeelde heeft verzocht om de vordering verlenging GBM toe te wijzen, omdat er sprake is van een opwaartse beweging en [Veroordeelde] niet gebaat is bij jeugddetentie, maar bij behandeling. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat een psychiatrisch onderzoek geïndiceerd is, gelet op de bevindingen van de psycholoog in De Barentsz.
De rechtbank overweegt als volgt:
Ter terechtzitting van 2 juni 2009 is door de meervoudige jeugdkamer van deze rechtbank aan [Veroordeelde] onder meer een GBM opgelegd met als sanctie op het niet nakomen daarvan 1 jaar vervangende jeugddetentie.
Al op 9 oktober 2009 komt er een terugmeldingsverslag, omdat [Veroordeelde] in De Barentz een jongen zou hebben mishandeld en diens pinpas met code gestolen hebben. Op 24 november 2009 wordt dientengevolge door de meervoudige kamer van deze rechtbank een vordering omzetting GBM behandeld. De rechtbank acht de vordering prematuur en geeft het BJZ opdracht om in samenspraak met de Raad voor de Kinderbescherming en De Barentz-kliniek te komen met een advies tot wijziging van de invulling van de GBM, onder de voorwaarde dat [Veroordeelde] onmiddellijk start met een door De Waag geïndiceerde behandeling.
Op 16 februari 2010 is door de meervoudige jeugdkamer van deze rechtbank een bezwaarschrift van veroordeelde tegen omzetting van de GBM behandeld. Uit het verslag van het BJZ bleek dat [Veroordeelde] de voorwaarden verbonden aan de GBM wederom had overtreden.
De rechtbank heeft toen overwogen dat het voor het welslagen van de behandeling essentieel is dat veroordeelde op tijd bij zijn afspraken verschijnt. [Veroordeelde] is ter zitting nadrukkelijk daarop gewezen. De rechtbank oordeelde verder dat een dergelijke overtreding van de voorwaarden van de GBM in beginsel diende te leiden tot een omzetting van de GBM in jeugddetentie. Omdat dit echter tot gevolg zou hebben dat de begeleiding door NPT en de behandeling bij De Waag beëindigd zouden worden, terwijl die trajecten cruciaal werden geacht om de onderliggende problematiek waarmee veroordeelde te kampen heeft aan te pakken, heeft de rechtbank de GBM niet omgezet, maar de voorwaarden gewijzigd. [Veroordeelde] heeft nadrukkelijk nog een allerlaatste kans gekregen.
Tussen 16 februari 2010 en de zitting van 7 juni 2010 wordt er in de rapporten van het BJZ melding gemaakt dat veroordeelde zijn afspraken bij De Waag nog steeds niet goed nakomt. Op 4 juni 2010 - na ontvangst van het bericht dat [Veroordeelde] verdacht wordt van het plegen van een woninginbraak - wordt door BJZ geadviseerd de GBM om te zetten.
Ter zitting van 7 juni 2010 heeft A. Öksüz zijn rapport van 4 juni nader toegelicht. Na een crisisgesprek in februari 2010 met veroordeelde en begeleiders van BJZ en De Waag leek er een lichte verbetering te zijn in het nakomen van de afspraken, wat de reden is geweest dat er geadviseerd werd de GBM te verlengen. Toen echter bleek dat [Veroordeelde] in de periode waarin het beter leek te gaan ervan werd verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd, heeft BJZ zijn advies gewijzigd naar een omzetting GBM.
Mevrouw I. de Visser van de Raad voor de Kinderbescherming acht psychiatrisch onderzoek noodzakelijk. Ook de heer Spaan van BJZ heeft dit aangestipt.
Ter zitting van 7 juni 2010 heeft veroordeelde erkend dat hij in maart 2010 samen met anderen een woninginbraak gepleegd heeft en dat hij in die tijd veel geblowd heeft en dit niet heeft gemeld bij NPT en De Waag.
De rechtbank ziet noch in het verhandelde ter terechtzitting, noch in het dossier aanleiding om een psychiatrisch onderzoek van [Veroordeelde] te gelasten, zoals ter terechtzitting door de Raad van de Kinderbescherming en het BJZ is geopperd.
Vast staat, dat [Veroordeelde] zich tijdens de GBM niet aan de afspraken met De Waag heeft gehouden en dat hij heeft gerecidiveerd en aanzienlijk heeft geblowd.
De GBM is een ingrijpende maatregel die veel van de betrokken jeugdige vraagt. Een essentieel onderdeel van de GBM is de stok achter de deur in de vorm van de vervangende jeugddetentie. Deze dient er voor te zorgen dat de betrokken jeugdige gemotiveerd blijft om het bij de GBM opgelegde programma te volgen. De rechtbank acht het uit pedagogisch oogpunt van belang dat [Veroordeelde] nu hij -ook nadat hij van de rechtbank keer op keer nieuwe kansen gekregen heeft- niet meewerkt aan de uitvoering van de GBM, de consequenties hiervan moet ondergaan. Dit betekent dat de vervangende detentie dient te worden ondergaan. Ook voor andere jongeren in de maatschappij moet duidelijk zijn, dat het niet nakomen van de voorwaarden bij een GBM nadelige consequenties voor de betrokkene heeft.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de vordering verlenging GBM afwijzen en de GBM omzetten in jeugddetentie. Gelet op het feit dat de GBM al bijna een jaar loopt, ziet de rechtbank aanleiding om de GBM om te zetten in jeugddetentie voor de duur van 8 maanden. Nu veroordeelde inmiddels meerderjarig is, zal deze straf op grond van artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht worden ten uitvoer gelegd als vervangende hechtenis.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77wc en 77p van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank:
Wijst af de vordering verlenging GBM
Gelast de omzetting van de GBM in jeugddetentie voor de duur van 8 maanden.
Aldus gedaan door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J.R. Krol en E.C.A. Bakker, rechters bijgestaan door mr. L.M. Janssens-Kleijn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 21 juni 2010.