ECLI:NL:RBUTR:2010:BO4940

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600020-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tenuitvoerlegging en verlenging proeftijd met wijziging bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 17 september 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veroordeelde die onderworpen was aan bijzondere voorwaarden tijdens zijn proeftijd. De veroordeelde, geboren in 1984 en thans verblijvende in Centrum Maliebaan Utrecht, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere dat hij zich moest houden aan de voorschriften van de reclassering en zich moest laten opnemen voor een intramurale behandeling. Echter, de veroordeelde heeft geweigerd om zich te laten opnemen in de Piet Roorda Kliniek, wat leidde tot de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.

Tijdens de zitting op 3 september 2010 is gebleken dat de veroordeelde problemen heeft met het vertrouwen in behandelaars, wat zijn bereidheid om zich te laten behandelen beïnvloedt. De rechtbank heeft overwogen dat het handhaven van de voorwaarde voor opname in de Piet Roorda Kliniek niet in het belang van de veroordeelde zou zijn, gezien zijn verleden en de huidige situatie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen afgewezen, maar heeft wel de proeftijd met één jaar verlengd en de bijzondere voorwaarden gewijzigd. De rechtbank heeft daarbij gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht en heeft besloten dat de veroordeelde zich moet houden aan de voorschriften van de reclassering, met de mogelijkheid om behandeld te worden in andere instellingen zoals De Waag of de Eykman Kliniek.

De rechtbank heeft hiermee beoogd om ervoor te zorgen dat de veroordeelde binnen een justitieel kader een behandeling kan ondergaan, waarbij voldoende tijd beschikbaar is voor zijn herstel. De beslissing is genomen met inachtneming van de maatschappelijke belangen en de noodzaak voor de veroordeelde om een kans op rehabilitatie te krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600020-10
Datum uitspraak: 17 september 2010
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 12 augustus 2010, strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij het onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 29 april 2010, in de zaak tegen de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [woonplaats], [woonadres],
thans verblijvende te Centrum Maliebaan Utrecht.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- een afschrift van voormeld vonnis, waarbij de veroordeelde onder meer is veroordeeld
tot -kort gezegd- een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Centrum Maliebaan, ook als dat inhoudt dat veroordeelde zich zal moeten houden aan een meldingsgebod en dat veroordeelde zich zal laten opnemen voor een intramurale behandeling in Triple-Ex of een soortgelijke instelling, zolang de reclasseringsinstelling dat nodig acht;
- een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering;
- een brief van Centrum Maliebaan, d.d. 10 augustus 2010, waaruit blijkt dat de veroordeelde zich niet heeft willen laten opnemen in de Piet Roorda Kliniek, welke locatie als meest geschikt voor veroordeelde werd geacht en zodoende heeft veroordeelde de voormelde bijzondere voorwaarde, dat hij zich zal laten opnemen voor een intramurale behandeling, niet nageleefd.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 3 september 2010, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman mr. F.A. Weijzen, alsmede mevrouw A. Nobel van Reclassering Nederland.
OVERWEGINGEN:
Op grond van het onderzoek ter zitting, alsmede gelet op de inhoud van voormelde brief van
Centrum Maliebaan, d.d. 10 augustus 2010, overweegt de rechtbank dat vast staat dat veroordeelde de bijzondere voorwaarde van een opname voor een intramurale behandeling bij de Piet Roorda kliniek niet is nagekomen. Gelet hierop kan in beginsel worden overgegaan tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf.
Ter zitting is echter gebleken dat de aard van de problematiek van veroordeelde deels daarin is gelegen dat het voor veroordeelde door zijn belaste verleden moeilijk is om mensen te vertrouwen. Desgevraagd heeft veroordeelde ter zitting verklaard dat hij nu binnen Centrum Maliebaan een behandelaar gevonden heeft die hij vertrouwt. Veroordeelde heeft te kennen gegeven dat een behandeling in zijn geval alleen kans van slagen heeft als hij vertrouwen heeft in een behandelaar. Ter zitting heeft verdachte tevens aangegeven dat hij, mede gezien zijn ervaringen in het verleden met (semi-)gesloten instellingen, zich onder geen beding zal laten opnemen in de Pieter Roorda kliniek. Hij is wel bereid zich via Centrum Maliebaan, De Waag en/of de Eykman-kliniek te laten behandelen. De reclassering heeft ter terechtzitting aangegeven dat een dergelijk alternatief behandeltraject, hoewel dit niet de eerste voorkeur heeft van de reclassering, op zich wel uitvoerbaar moet worden geacht.
De rechtbank stelt voorop dat het niet aan een veroordeelde aan wie als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact is opgelegd om te bepalen welke aanwijzingen van de zijde van de reclassering hij wel dan wel niet zal opvolgen. De rechtbank is echter tevens van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van bijzondere in de persoon van veroordeelde, en deels vanuit zijn verleden niet geheel oninvoelbare redenen, waarom hij weigert aan het thans voorgestelde behandeltraject deel te nemen. De rechtbank overweegt daarbij tevens dat het handhaven van de voorwaarde van behandeling binnen de Piet Roorda kliniek, dan wel het thans tenuitvoerleggen van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, er toe zou leiden dat veroordeelde over 3 maanden weer geheel onbehandeld in de samenleving zou terugkeren. De rechtbank acht dit, met de reclassering en de veroordeelde, maatschappelijk gezien ongewenst.
Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank dan ook termen aanwezig om de vordering van de officier van justitie, te weten tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, te weten 1 maand, om te zetten in een werkstraf van 60 uur en daarbij de proeftijd te verlengen met 1 jaar, af te wijzen met uitzondering van het gevorderde ten aanzien van de verlenging van de proeftijd.
De rechtbank zal teneinde zo veel mogelijk zeker te stellen dat verdachte binnen een justitieel kader een behandeling zal ondergaan en dat daarvoor voldoende tijd beschikbaar is, echter wel de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden wijzigen en daarbij tevens de proeftijd verlengen.
De rechtbank heeft gelet op het artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank:
De rechtbank wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie d.d. 12 augustus 2010 af.
De rechtbank wijzigt de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden als volgt:
1. de veroordeelde moet zich tijdens de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte zich zal moeten laten opnemen voor een behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, zolang de reclasseringsinstelling dat nodig acht;
2. de veroordeelde moet zijn behandeling bij de Eykman kliniek voortzetten, zolang deze instelling dat nodig acht.
Zij verlengt voorts de proeftijd met één jaar.
Aldus gedaan door mrs. A. Kuijer, A.G. van Doorn en M.C. Oostendorp bijgestaan door
mr. N.J.C. Monincx als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van de kinderrechter in deze rechtbank van 3 september 2010.