ECLI:NL:RBUTR:2010:BO6410

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-995374-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.R. Krol
  • M.P. Gerrits-Janssens
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrift en milieuverontreiniging in asbestzaak

In een kantoorgebouw, ook wel bekend als de 'toren', vonden in 2007 diverse sloop- en renovatiewerkzaamheden plaats waarbij asbest is vrijgekomen. Deze werkzaamheden zijn niet conform de geldende wetgeving uitgevoerd en diverse bedrijven waren betrokken. De verdachte, als directeur van [bedrijf 1], werd beschuldigd van feitelijk leidinggeven aan de onjuiste uitvoering van luchtmetingen door [bedrijf 1]. Echter, de luchtmetingen zijn niet door [bedrijf 1] verricht, maar door [bedrijf 2]. Hierdoor kan de verdachte niet worden verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de onzorgvuldige uitvoering van deze metingen.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van valsheid in geschrift, omdat [A] onzorgvuldigheden had gemaakt in de vrijgaveformulieren. De rechtbank oordeelde dat [A] geen oogmerk had om deze formulieren als echt en onvervalst te gebruiken. Dit gebrek aan oogmerk leidde tot de vrijspraak van de verdachte voor valsheid in geschrift. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte als feitelijk leidinggevende van [bedrijf 1] verantwoordelijk was voor de milieuverontreiniging en dat er geen nauwe samenwerking was met [A] die hem als medepleger kon beschouwen.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij op enige wijze betrokken was bij de strafbare feiten die hem werden verweten. Dit vonnis werd uitgesproken op 6 december 2010 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-995374-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 december 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. J.C.P. van Kollenburg, advocaat te Etten-Leur.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 8 november 2010, 15 november 2010, 17 november 2010 en 22 november 2010, waarbij de officieren van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
Feit 1: het aan de schuld van [bedrijf 1] en/of [A] te wijten is dat in het pand aan de [adres] te [woonplaats] in vereniging asbest(vezels) in de bodem en/of lucht werd(en) gebracht waarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor anderen te duchten was, waaraan verdachte feitelijk leiding heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
Feit 2: verdachte in vereniging geschriften valselijk heeft opgemaakt of vervalst met het oogmerk om deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken door anderen.
3 De voorvragen
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
Een beschrijving van het complex [adres] te [woonplaats]
Het kantoorgebouw [adres] te [woonplaats] is een gebouw van acht verdiepingen. Op alle verdiepingsvloeren, de voormalige kantoorruimten, is in het midden van het gebouw een zogenaamde kern gesitueerd. In de kern bevinden zich verticaal een technische schacht, twee personenliften, een goederenlift, een hoofdtrappenhuis en een noodtrappenhuis, van waaruit iedere verdiepingsvloer bereikt kan worden. In de ruimte waar de verticale kern is gesitueerd zijn op iedere verdiepingsvloer toiletgroepen en keukengroepen aangebracht. Het gebouw is ter plaatse ook wel bekend als de ‘[toren]’, omdat het hoofdkantoor van [bedrijf 5] er in het verleden in gevestigd was.
Naast de [toren] bestond het pand uit een gebouw van twee verdiepingen, het zogenaamde [gebouw]. Tussen het hoofdgebouw en het [gebouw] bevond zich een tussenbouw die de verbinding tussen beide gebouwen vormde. Achter het hoofdgebouw stonden diverse loodsen en hallen. Tevens bevond zich daar het administratiegebouw.
Het onderhavige opsporingsonderzoek beperkt zich tot het hoofdgebouw, de zogenaamde [toren] . Indien hierna wordt gesproken over het pand aan de [adres] te [woonplaats], wordt hiermee telkens dit hoofdgebouw bedoeld.
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben ter terechtzitting gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten.
Het onder 1 ten laste gelegde feit is niet door [bedrijf 1] maar door [bedrijf 2] gepleegd. Om deze reden dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken, aldus de officieren van justitie.
Ten aanzien van feit 2 is volgens het openbaar ministerie geen sprake van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking tussen [A] en verdachte dat verdachte als medepleger van dit feit kan worden beschouwd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officieren van justitie van mening dat verdachte van beide ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende betoogd.
Verdachte wordt onder feit 1 als vermeend feitelijk leidinggevende van [bedrijf 1] culpose milieuverontreiniging verweten. Aangezien niet vaststaat dat de rechtspersoon [bedrijf 1] dit strafbare feit heeft begaan kan van feitelijk leiding geven hieraan geen sprake zijn.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde kan niet worden vastgesteld dat verdachte als medepleger enige uitvoeringshandeling heeft verricht noch dat hij, ter uitvoering van een gezamenlijk plan, zo nauw en volledig met [A] heeft samengewerkt dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met [A], voornoemd, heeft begaan. Op 19 mei 2007 was verdachte als directeur van [bedrijf 1] immers niet op de hoogte van de concrete opdracht die [A] heeft uitgevoerd in het pand aan de [adres] te [woonplaats]. Verdachte is hier achteraf over geïnformeerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is het met het openbaar ministerie en de verdediging eens dat verdachte van de feiten 1 en 2 dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1
Met betrekking tot dit feit overweegt de rechtbank dat op 19 mei 2007 niet namens [bedrijf 1] luchtmetingen zijn verricht in het pand aan de [adres] te [woonplaats] doch namens een andere rechtspersoon, te weten [bedrijf 2] Verdachte kan dit feit dus niet als leidinggevende van [bedrijf 1] worden verweten, zoals verwoord in de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 2
[A] heeft op 19 mei 2007 op alle vrijgaveformulieren als aanvangstijd 14.00 uur ingevuld. [A] heeft bij de politie verklaard dat dit een administratieve fout betreft. Daarnaast heeft [A] bij de rechter-commissaris verklaard dat hij telkens gegevens uit het eerste rapport als basis voor de daarop volgende rapportages heeft gebruikt, waardoor in alle rapporten dezelfde aanvangstijden terecht zijn gekomen. Volgens de arbeidsinspectie geven de bij de vrijgaverapporten behorende situatietekeningen niet de werkelijke situatie weer. [A] probeert de situatietekeningen altijd zo simpel mogelijk te maken, aldus zijn bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bovenstaande dat de vrijgaveformulieren die [A] heeft ingevuld onzorgvuldigheden bevatten. Echter kan niet worden bewezen dat [A] bij het onzorgvuldig invullen van de formulieren daadwerkelijk het oogmerk heeft gehad om de vrijgaverapporten als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Daartoe bevat het dossier geen enkel gegeven. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat voormelde onzorgvuldigheden tot andere conclusies hebben geleid dan de conclusies die [A] zou getrokken hebben indien hij de vrijgaveformulieren en de situatietekeningen wel zorgvuldig zou hebben ingevuld en getekend. Ten slotte was verdachte zelf, als leidinggevende van [A], niet op de hoogte van de concrete opdracht die [A] op 19 mei 2007 heeft uitgevoerd. Gelet hierop kan het delictsbestanddeel ‘oogmerk’ niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Reeds om die reden kan het onder 2 ten laste gelegde niet tot een bewezenverklaring leiden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. M.P. Gerrits-Janssens en mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 december 2010.