ECLI:NL:RBUTR:2010:BO6430

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-995373-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.R. Krol
  • M.P. Gerrits-Janssens
  • M.S. Koppert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in asbestzaak na onzorgvuldige inspecties en vrijgaven

In een kantoorgebouw, ook wel bekend als de 'toren', vonden in 2007 diverse sloop- en renovatiewerkzaamheden plaats waarbij asbest is vrijgekomen. De rechtbank Utrecht oordeelde op 6 december 2010 in de strafzaak tegen een verdachte die verantwoordelijk werd gehouden voor het vrijgeven van veertien containments op 19 mei 2007, terwijl er nog asbestvezels aanwezig waren. De rechtbank achtte echter niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op die datum de containments heeft vrijgegeven met asbestvezels erin. De verdachte had visuele inspecties en luchtmetingen verricht en op basis daarvan de containments vrijgegeven. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de containments op het moment van vrijgave niet schoon waren en dat de verdachte niet de intentie had om de vrijgaveformulieren valselijk op te maken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten, omdat het dossier geen bewijs bevatte dat de verdachte opzettelijk onzorgvuldig had gehandeld of dat hij het oogmerk had om de vrijgaveformulieren als echt en onvervalst te gebruiken. De zaak werd behandeld op meerdere zittingen, waarbij de officieren van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de onzorgvuldigheden in de rapportages van de verdachte niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-995373-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 december 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. F.J.P.J. van Meer, advocaat te Etten-Leur.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 8 november 2010, 15 november 2010, 17 november 2010 en 22 november 2010, waarbij de officieren van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
Feit 1: het aan de schuld van verdachte te wijten is dat in voornoemd pand in vereniging asbest(vezels) in de bodem en/of lucht werd(en) gebracht waarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor anderen te duchten was.
Feit 2: verdachte in vereniging geschriften valselijk heeft opgemaakt of vervalst met het oogmerk om deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken door anderen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
Een beschrijving van het complex [adres] te [woonplaats]
Het kantoorgebouw [adres] te [woonplaats] is een gebouw van acht verdiepingen. Op alle verdiepingsvloeren, de voormalige kantoorruimten, is in het midden van het gebouw een zogenaamde kern gesitueerd. In de kern bevinden zich verticaal een technische schacht, twee personenliften, een goederenlift, een hoofdtrappenhuis en een noodtrappenhuis, van waaruit iedere verdiepingsvloer bereikt kan worden. In de ruimte waar de verticale kern is gesitueerd zijn op iedere verdiepingsvloer toiletgroepen en keukengroepen aangebracht. Het gebouw is ter plaatse ook wel bekend als de ‘[toren]’, omdat het hoofdkantoor van [bedrijf 8] in het verleden aldaar gevestigd was.
Naast de [toren] bestond het pand uit een gebouw van twee verdiepingen, het zogenaamde [gebouw]. Tussen het hoofdgebouw en het [gebouw] bevond zich een tussenbouw die de verbinding tussen beide gebouwen vormde. Achter het hoofdgebouw stonden diverse loodsen en hallen. Tevens bevond zich daar het administratiegebouw.
Het onderhavige opsporingsonderzoek beperkt zich tot het hoofdgebouw, de zogenaamde [toren] . Indien hierna wordt gesproken over het pand aan de [adres] te [woonplaats], wordt hiermee telkens dit hoofdgebouw bedoeld.
De bij de werkzaamheden betrokken partijen
[bedrijf 1]/[bedrijf 2] is eigenaar van het pand aan de [adres] te [woonplaats] en opdrachtgever voor het renovatiewerk in dit pand. In oktober 2006 sloot de [bedrijf 1] een huurovereenkomst met [bedrijf 9]. In deze overeenkomst werd vastgelegd dat het hoofdgebouw door [bedrijf 9] als hoofdkantoor zou worden gebruikt en daartoe geheel diende te worden gerenoveerd.
[bedrijf 3] is in opdracht van [bedrijf 2] betrokken bij het werk. Over de precieze rol bij deze werkzaamheden oordeelt de rechtbank hierna onder 4.3. Op 14 januari 2008 is [bedrijf 3] overgenomen door [A] waarbij de naam van de vennootschap is veranderd in [bedrijf 4]
[A] was in 2007 toe en met 14 januari 2008 projectmanager/directeur bij [bedrijf 3] Hij was als zodanig zelfstandig verantwoordelijk en bevoegd. Met ingang van 14 januari 2008 is [A] directeur van [bedrijf 4] [A] was ter terechtzitting aanwezig als vertegenwoordiger van verdachte.
[bedrijf 5] deed in opdracht van [bedrijf 2] het sloopwerk en de asbestsanering. [B] is directeur van [bedrijf 5]
[C] is projectleider bij [bedrijf 5]
[bedrijf 10] deed in opdracht van [bedrijf 5] het sloopwerk.
[D] is directeur van [bedrijf 10] [D] deed zelf het sloopwerk en bediende zich daarbij van door hem ingehuurde werknemers.
[bedrijf 6] deed in opdracht van [bedrijf 5] het asbestsaneringswerk.
[F] is bedrijfsleider en saneerder bij [bedrijf 6]
[G] is saneerder en Deskundig Toezichthouder Asbestsloop (hierna te noemen: DTA) bij [bedrijf 6]
[bedrijf 7] deed in opdracht van [bedrijf 6] de eindbeoordeling van het asbestsaneringswerk.
[verdachte] is laborant bij [bedrijf 7]
[bedrijf 11] deed in opdracht van [bedrijf 2] asbestinventarisatieonderzoeken en asbestadviseringen.
[I] is directeur van [bedrijf 11] [I] bediende zich niet van personeel en deed zelf de inventarisaties en adviezen .
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Zij hebben hiertoe het volgende gesteld.
Na de onzorgvuldige sanering is op tal van plaatsen asbest(houdende stof) achtergebleven. Vervolgens heeft verdachte, terwijl onder meer op richels en kozijnen asbest nog visueel waarneembaar was, vrijgaven gedaan en de desbetreffende rapporten opgesteld. De door verdachte uitgevoerde visuele inspecties en metingen in een veertiental containments hebben niet op correcte wijze plaatsgevonden. Hierdoor kon op tal van plaatsen in het pand aan de [adres] te [woonplaats] asbest achterblijven. Na de verwijdering van de containments mochten andere in het pand werkzame of bezoekende personen er vanuit gaan dat de verschillende verdiepingen vrijelijk konden worden betreden en dat zonder asbestcondities kon worden gewerkt. Mede hierdoor, maar ook door de constuctie van het pand, de roosters in de kernen en de deels ontbrekende ramen, kon het asbest zich verder in het pand verspreiden.
Verdachte heeft de tijdstippen van zijn metingen onjuist ingevuld op de vrijgaverapportages. Daarnaast kloppen de situatietekeningen niet. Na vrijgave werd op diverse locaties nog visueel waarneembaar asbest aangetroffen terwijl verdachte in de rapportage met nummer JK1116d heeft genoteerd dat hij geen asbesthoudende materialen en/of asbestverdachte materialen heeft waargenomen. Ook ten aanzien van de andere vrijgaverapporten geldt dat deze materialen nadien op verschillende verdiepingen is aangetroffen, aldus de officieren van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte van beide ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende betoogd.
Verdachte heeft op 19 mei 2007 visuele inspecties en luchtmetingen verricht in veertien containments. Naar aanleiding van deze inspecties en metingen heeft hij deze containments op 19 mei 2007 vrijgegeven. Vervolgens hebben er sloop- en opbouwwerkzaamheden in het pand plaatsgevonden en is, na een anonieme melding, in oktober 2007 opnieuw asbesthoudend materiaal in het gebouw aangetroffen.
Voor een veroordeling op grond van culpose milieuverontreiniging als bedoeld in artikel 173b van het Wetboek van Strafrecht is een causaal verband vereist tussen een gedraging van de dader en het in de bodem of in de lucht brengen van een stof die gevaarlijk is voor de gezondheid. In het gebouw was sprake van een sterke luchtverplaatsing waardoor asbestvezels zich eenvoudig konden verspreiden. Het is goed mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat de in mei vrijgegeven ruimtes nadien weer werden besmet tengevolge van sloopwerkzaamheden. Het dossier bevat echter geen enkel bewijs dat de door verdachte gecontroleerde containments op het moment van vrijgave door verdachte niet geheel schoon waren en nog steeds met asbest waren besmet.
Verdachte heeft de veertien containments volgens opdracht gecontroleerd en hierbij luchtmetingen verricht. De resultaten hiervan heeft hij opgenomen in de vrijgaverapportages met de in de tenlastelegging vermelde nummers. Op grond van het door verdachte uitgevoerde onderzoek konden de containments worden vrijgegeven.
Verdachte erkent dat de bij de vrijgaverapportages behorende situatietekeningen onduidelijk zijn en dat hij onzorgvuldig is geweest bij het maken van deze tekeningen. Daarnaast heeft verdachte het eerste rapport als basis gebruikt voor de volgende rapportages waardoor in alle rapporten dezelfde aanvangstijden zijn opgenomen. Deze onzorgvuldigheden brengen echter niet als zodanig mee dat de resultaten van zijn onderzoek onjuist zijn.
Voor een veroordeling wegens valsheid in geschrift moet verdachte het oogmerk hebben gehad om de vrijgaverapporten als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Verdachte heeft niet de bedoeling gehad om een ander te misleiden, aldus de verdediging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De vrijspraken
Ten aanzien van feit 1
Verdachte wordt verweten dat hij veertien containments in het gebouw aan de [adres] te [woonplaats] niet op juiste wijze heeft geïnspecteerd en vervolgens heeft vrijgegeven. Hierdoor hebben de daar nog aanwezige asbestvezels zich in het pand kunnen verspreiden onder meer tengevolge van de nadien uitgevoerde sloop- en opbouwwerkzaamheden.
Verdachte heeft op 19 mei 2007 veertien containments visueel geïnspecteerd en hierin luchtmetingen verricht waarbij hij geen asbesthoudende en/of asbestverdachte materialen heeft aangetroffen. Volgens verdachte konden deze ruimten zonder beschermende middelen worden betreden en dus op voornoemde datum worden vrijgegeven.
Vaststaat dat in oktober 2007, naar aanleiding van een anonieme melding op 27 september 2007, voor het eerst werd vastgesteld dat zich nog steeds asbesthoudend materiaal in het pand bevond.
[J] was op 19 oktober 2007 als DTA, Deskundig Toezichthouder Asbestslopen, werkzaam in het pand. Zijn opdracht was onder meer het verwijderen van asbestplaten boven de liftdeuren en de branddeuren. Bij het verwijderen van de platen uit de richels is het hem niet opgevallen dat daarin asbest is achtergebleven. Tussen de liftdeuren zaten roestvrijstalen platen waarachter asbestplaten zaten. [J] had evenwel geen opdracht deze te verwijderen. Toen hij de asbesthoudende platen boven de liftdeuren verwijderde kon hij in de liftschacht platen asbest zien zitten. [J] had evenmin opdracht om die asbestplaten te verwijderen. Het dossier bevat onvoldoende gegevens over de precieze locatie van de achtergebleven asbest(platen). Evenmin valt uit het dossier op te maken waar de door verdachte te controleren containments zich precies bevonden en of de voormelde richels en de voormelde nog aanwezige asbestplaten zich binnen of buiten de containments bevonden. Hiernaar is geen onderzoek verricht, noch bevinden zich de resultaten van een dergelijk onderzoek in het dossier. Verdachte heeft aangevoerd dat de door verwijdering van asbest ontstane gaten boven de liftdeuren waren afgeplakt teneinde de onderdruk in de containments te kunnen behouden. Verdachte stelt verder, naar het oordeel van de rechtbank terecht, dat het niet tot zijn opdracht behoorde om achter deze afplakking en dus buiten het containment te controleren op eventueel achtergebleven asbest.
Gelet hierop is nooit vastgesteld en is dus ook niet vast komen te staan dat het achtergebleven asbest(stof) en de achtergebleven asbest(platen) bij de visuele inspectie van de containments door [verdachte] waargenomen hadden kunnen en moeten worden.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 mei 2007 de veertien containments in het bewuste pand heeft vrijgegeven terwijl zich nog asbestvezels in de betreffende containments bevonden. Derhalve kan niet bewezen worden verklaard dat het aan de schuld van verdachte te wijten is dat bij de later uitgevoerde renovatie- en/of sanerings- en/of sloopwerkzaamheden asbestvezels zijn vrijgekomen en/of achtergebleven.
De rechtbank zal verdachte daarom van feit 1 vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft op 19 mei 2007 op alle vrijgaveformulieren als aanvangstijd 14.00 uur ingevuld. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat dit een administratieve fout betreft. Verdachte heeft telkens gegevens uit het eerste rapport als basis voor de daarop volgende rapportages gebruikt, waardoor in alle rapporten dezelfde aanvangstijden terecht zijn gekomen. Ten aanzien van het opmaken van de bij de vrijgaveformulieren behorende situatietekeningen heeft verdachte ter zitting verklaard dat deze summier en onduidelijk maar wel juist zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bovenstaande dat de vrijgaveformulieren die verdachte heeft ingevuld onzorgvuldigheden bevatten. Echter kan niet worden bewezen dat verdachte bij het onzorgvuldig invullen van de formulieren daadwerkelijk het oogmerk heeft gehad om de vrijgaverapporten als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Daartoe bevat het dossier geen enkel gegeven. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat voormelde onzorgvuldigheden tot andere conclusies hebben geleid dan de conclusies die [verdachte] zou getrokken hebben indien hij de vrijgaveformulieren en de situatietekeningen wel zorgvuldig zou hebben ingevuld en getekend. Gelet hierop kan het delictsbestanddeel ‘oogmerk’ niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Reeds om die reden kan het onder 2 ten laste gelegde feit niet tot een bewezenverklaring leiden.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte eveneens vrijspreken van feit 2 .
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, voorzitter, mr. M.P. Gerrits-Janssens en mr. M.S. Koppert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
6 december 2010.