ECLI:NL:RBUTR:2010:BO6884
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing ouderschapsplan en afwijzing convenant bij beëindiging samenleving
In deze zaak hebben verzoekers, een man en een vrouw die een affectieve relatie hebben gehad, een verzoek ingediend bij de Rechtbank Utrecht om hun ouderschapsplan en convenant aan de beschikking te hechten. Dit verzoek werd gedaan op 8 november 2010, en de rechtbank heeft op 15 december 2010 uitspraak gedaan. De verzoekers hebben samen twee kinderen, die beiden door de man zijn erkend, en zij hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over deze kinderen.
De rechtbank overweegt dat het verzoek om het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten kan worden toegewezen, omdat dit verzoek is gegrond op artikel 1:253a BW, dat de mogelijkheid biedt om een regeling vast te stellen inzake de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Het ouderschapsplan dat door de verzoekers is ingediend, voldoet aan de eisen van dit artikel en kan derhalve worden opgenomen in de beschikking.
Echter, het verzoek om het convenant, dat betrekking heeft op de beëindiging van de samenleving, aan de beschikking te hechten, wordt afgewezen. De rechtbank stelt vast dat er geen wettelijke basis bestaat voor het aanhechten van een convenant in deze context, hoewel de afspraken die partijen in het convenant hebben gemaakt bindend zijn voor hen.
De rechtbank beslist dat de regeling zoals overeengekomen in het ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking en dat deze beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad is. Het overige verzoek wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. H.J.H. van Meegen, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 15 december 2010.